ECLI:NL:RBROT:2022:11900

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
10-310123-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor zware mishandeling en poging zware mishandeling met veroordeling tot taakstraf voor mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar hem wel veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur voor mishandeling. De zaak betreft een incident waarbij de verdachte, terwijl hij een scherp voorwerp vasthield, zijn hand met kracht terugtrok toen het slachtoffer, een postbezorger, zijn hand vasthield. Dit resulteerde in snijwonden aan de hand van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, omdat niet kon worden vastgesteld dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd kon worden. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de aard van het letsel, de noodzaak van medisch ingrijpen en de kans op herstel. De verdachte heeft wel bekend dat hij het slachtoffer heeft mishandeld, wat leidde tot de bewezenverklaring van de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit bij het bepalen van de straf. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-310123-20
Datum uitspraak: 22 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. J.C. Spigt, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Medisch ingrijpen door een chirurg was nodig om de verwondingen van de aangever te behandelen en begin dit jaar is geconstateerd dat de aangever zenuwschade in zijn hand heeft; hij is het gevoel in zijn duim kwijt. Uit het handelen van de verdachte kan afgeleid worden dat hij voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.1.2.
Beoordeling
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het aan de aangever [aangever01] (hierna: de aangever) toegebrachte letsel gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) bevat een niet limitatief bedoelde opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die bepaling laat de rechter de vrijheid om ook buiten die genoemde gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat letsel voldoende ernstig is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Uit de jurisprudentie blijkt dat algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit het dossier is gebleken dat de verwondingen aan de hand en vingers van de aangever chirurgisch zijn gesloten met in totaal dertig hechtingen.
Uit een in november 2020 door een forensisch arts opgestelde letselbeschrijving blijkt dat de genezingsduur bij een ongecompliceerd beloop twee weken betreft, dat er kans op littekenvorming is en dat er afhankelijk van de diepte van de verwondingen en eventueel peesletsel kans is op permanente functiebeperking van de hand.
De aangever is begin januari 2022 bezocht door verbalisanten die littekens hebben waargenomen tussen de duim en wijsvinger en op de bovenzijde van zijn vingers. De aangever heeft verklaard dat hij nog steeds pijn van de littekens ervaart, dat hij medio 2021 door de huisarts naar een fysiotherapeut is verwezen voor behandeling en dat hij weinig gevoel had tussen zijn duim en wijsvinger. Een medisch oordeel over de huidige toestand en eventuele toekomstperspectieven ontbreekt evenwel. Wegens het ontbreken van een medisch oordeel kan niet worden bewezen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel zodat de verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde
Subsidiair is aan de verdachte een poging zware mishandeling ten laste gelegd. Van belang voor het oordeel in dat kader, is of de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de aangever door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van de aangever en de verdachte blijkt dat zij op enig moment tegenover elkaar stonden. De aangever heeft de hand van de verdachte, die daarin een voorwerp vasthield, vastgepakt. De verdachte heeft zijn hand met kracht teruggetrokken. Wat voor soort voorwerp de verdachte vast heeft gehouden kan niet worden vastgesteld. Gelet op de verwondingen die de aangever heeft opgelopen kan alleen worden vastgesteld dat het een scherp voorwerp moet zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank levert het enkel (met kracht) terugtrekken van een hand met daarin een scherp voorwerp, terwijl die hand wordt vastgehouden, niet de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op, zodat de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering met betrekking tot het meer subsidiair ten laste gelegde
Meer subsidiair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij de aangever heeft mishandeld. Dat is door de verdachte bekend. Zoals hiervoor is overwogen kan niet worden vastgesteld wat voor scherp voorwerp de verdachte in zijn hand heeft gehad, zodat met de vaststelling dat het een scherp voorwerp was, zal worden volstaan. Het feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 september 2020 te [plaats01] [aangever01] heeft mishandeld door zich (met kracht) los te rukken/trekken uit de greep van [aangever01] waarbij hij, verdachte, een scherp voorwerp in zijn hand (vast)hield, als gevolg waarvan die [aangever01] in zijn hand werd gesneden/geraakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een postbezorger mishandeld. De verdachte zat bij zijn vriendin en hun zoontje in de auto toen de weg geblokkeerd werd door de bestelbus van de aangever. Zijn vriendin haalde de bus over de stoep in en raakte daarbij een postpakket. De aangever schreeuwde naar de auto waarop de verdachte aan de handrem trok, is uitgestapt en naar de aangever is toegelopen. De aangever liep ook naar de verdachte toe en zij stonden tegenover elkaar. De verdachte had een scherp voorwerp in zijn handen en de aangever voelde zich genoodzaakt om de hand van de verdachte met daarin het scherpe voorwerp ter bescherming vast te pakken. Toen de verdachte zijn hand terugtrok, heeft de aangever diverse snijverwondingen opgelopen. Door zo te handelen heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. Geweldsuitbarstingen zoals deze in het openbaar, vergroten gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, maar langer dan vijf jaar geleden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en met in achtneming van het veroorzaakte snijletsel, zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Hierbij is tevens gelet op de straffen die in soortgelijke zaken wel worden opgelegd.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 12 september 2020 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 12 september 2020 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim twee jaar en drie maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim drie maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, is dit gecompenseerd door een lichte vermindering van de op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 250,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering.
8.2.
Beoordeling
In de vordering is een bedrag van € 250,- vermeld met daarbij de omschrijving ‘ambulance’. Elders in het vorderingsformulier is dit bedrag echter weer doorgehaald en een bijlage ontbreekt. De benadeelde partij is in de maand februari van dit jaar per brief door het Openbaar Ministerie gevraagd om aanvullende informatie. Die brief is onbeantwoord gebleven.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de gevorderde schade thans onvoldoende is onderbouwd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
36 (zesendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1
8 dagen;
verklaart de benadeelde partij [aangever01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [aangever01] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 september 2020 te [plaats01] aan [aangever01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere snijverwondingen en/of zenuwschade aan de linkerhand, heeft toegebracht door die [aangever01] in de hand te steken met een mes en/of een sleutel(bos), althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of zich (met kracht) los te rukken/trekken uit de greep van [aangever01] waarbij hij, verdachte, een mes en/of sleutel(bos) althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand (vast)hield, als gevolg waarvan die [aangever01] door/met voornoemd(e) mes en/of sleutel(bos) althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand werd gesneden/geraakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 12 september 2020 te [plaats01] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [aangever01] in de hand heeft gestoken met een mes en/of een sleutel(bos), althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of zich (met kracht) heeft losgerukt/losgetrokken uit de greep van die [aangever01] waarbij hij, verdachte, een mes en/of sleutel(bos) althans een scherp voorwerp in zijn hand (vast)hield, als gevolg waarvan die [aangever01] door/met voornoemd(e) mes en/of sleutel(bos) althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand werd gesneden/geraakt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 12 september 2020 te [plaats01] [aangever01] heeft mishandeld door die [aangever01] in de hand te steken met een mes en/of een sleutel(bos), althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of zich (met kracht) los te rukken/trekken uit de greep van die [aangever01] waarbij hij, verdachte, een mes en/of een sleutel(bos) althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand (vast)hield, als gevolg waarvan die [aangever01] door/met voornoemd(e) mes en/of een sleutel(bos) althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand werd gesneden/geraakt, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere snijverwondingen en/of zenuwschade aan de linkerhand ten gevolge heeft gehad.