ECLI:NL:RBROT:2022:1189
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing exploitatievergunning en vergunning op grond van de Drank- en Horecawet; relatie met strafbare feiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.M. Mokveld, en de burgemeester van Rotterdam, verweerder. De zaak betreft de weigering van een exploitatievergunning en een Drank- en Horecavergunning op basis van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). De burgemeester had op 29 mei 2020 de vergunningen geweigerd, omdat eiser onjuiste informatie had verstrekt op het Bibob-formulier, wat leidde tot een redelijk vermoeden van schuld aan valsheid in geschrifte.
Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat er geen redelijk vermoeden van schuld bestaat en dat hij niet opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser de vragen op het Bibob-formulier niet naar waarheid heeft beantwoord, en dat de weigering van de vergunningen evenredig is met de ernst van de vermoedens van strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafbare feiten, waaronder witwassen en fiscale overtredingen, direct verband houden met de horeca-activiteiten van eiser.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en benadrukt dat het algemeen belang van het tegengaan van (vermoedelijk) gepleegde strafbare feiten zwaarder weegt dan de belangen van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.