ECLI:NL:RBROT:2022:11884

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
10/267490-22; 10/247558-22 (gev. ttz.) / TUL: 10/006141-19 / V.I.: 99/000356-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van diefstal van een auto met braak, met strafoplegging en beoordeling van vorderingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal van een auto in vereniging met braak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van een auto (parketnummer 10/267490-22) omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de auto had weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden en de aangifte niet voldoende waren om de schuld van de verdachte te bewijzen. Echter, in de tweede zaak (parketnummer 10/247558-22) werd de verdachte wel schuldig bevonden aan diefstal met braak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 28 september 2022 te Berkel en Rodenrijs een Toyota Rav4 had weggenomen, waarbij hij werd aangetroffen in de auto met handschoenen aan en een schroevendraaier in zijn jaszak. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de diefstal met braak.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte. De benadeelde partij, een bedrijf, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering wegens het ontbreken van een machtiging of uittreksel van de Kamer van Koophandel. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gedeeltelijk toegewezen, en de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte werd gedeeltelijk herroepen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de zaak en het recidivepatroon van de verdachte een passende straf vereisten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/267490-22; 10/247558-22 (gev. ttz.)
Parketnummer TUL: 10/006141-19
Parketnummer V.I.: 99/000356-22
Datum uitspraak: 2 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1978,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [detentieadres01] ,
raadsman mr. R.A. Bruinsma, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 10/267490-22 en het onder 10/247558-22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/006141-19;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99/000356-22.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder 10/267490-22 ten laste gelegde (diefstal in vereniging met braak)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Zij voert daartoe aan dat het voertuig van de aangever op 20 september 2022 is weggenomen en dat de verdachte door een verbalisant is herkend op camerabeelden van die nacht. Op deze beelden is te zien dat de verdachte ijzerdraad in zijn handen heeft en dat hij rommelt in de buurt van auto’s. De officier van justitie wordt in haar overtuiging gesterkt door de aanhouding op heterdaad van 28 september 2022 (zie 10/247559-22), nu dit een diefstal van hetzelfde type auto betreft.
4.1.2.
Beoordeling
Ondanks de aangifte, de camerabeelden en de herkenning van de verdachte op die camerabeelden is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte deze diefstal heeft gepleegd. Op basis van het procesdossier kan namelijk niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de auto heeft weggenomen. Bovendien is niet duidelijk hoe laat en op welke manier het voertuig is weggenomen. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 10/267490-22 ten laste gelegde feit.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder 10/247558-22 ten laste gelegde (diefstal met braak)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft een verklaring gegeven over de reden waarom hij in het gestolen voertuig is aangetroffen. Zijn verklaring kan niet direct als onaannemelijk of ongeloofwaardig ter zijde worden geschoven. Het procesdossier bevat hiertoe onvoldoende bewijsmiddelen.
4.2.2.
Beoordeling
Hoewel de verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit, is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de aangifte blijkt dat het voertuig van [bedrijf01] (te weten: een Toyota Rav 4, wit van kleur en voorzien van kenteken [kenteken01] ) op 28 september 2022 te Berkel en Rodenrijs omstreeks 03:20 uur is weggenomen. De politie heeft de verdachte ongeveer 20 minuten later in deze auto aangetroffen. De verdachte zit op de bestuurdersstoel, heeft handschoenen aan en rommelt in het dashboardkastje. Tijdens de fouillering wordt er in de jaszak van de verdachte een schroevendraaier gevonden. De schade in het voertuig aan het middenconsole blijkt te zijn veroorzaakt met deze schroevendraaier.
De verdachte heeft verklaard dat hij midden in de nacht werd opgehaald door een vriend. Hoewel hij wist dat hij zijn voorwaarden hiermee zou schenden, is de verdachte ingestapt omdat hij zijn vriend ergens mee wilde helpen. Vervolgens zijn zij een klein stukje van zijn huis gereden en hebben zij het voertuig geparkeerd. Zijn vriend stapte uit en ging buiten de auto een joint roken. Toen zag de verdachte in de auto allemaal dingen die kapot waren. Hij had door dat het niet klopte en heeft de handschoenen die in de auto lagen aangedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk geworden en die verklaring wordt dan ook door de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Hierbij weegt het korte tijdsbestek tussen de diefstal en het aantreffen van de verdachte in de auto mee. Daarnaast heeft de politie, hoewel de hele omgeving was omsingeld, geen andere persoon aangetroffen. De verklaring van de verdachte is bovendien niet verifieerbaar, nu de verdachte zijn verklaring pas enkele dagen na zijn aanhouding, bij gelegenheid van zijn verhoor bij de rechter-commissaris, heeft afgelegd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 10/247558-22 ten laste gelegde feit.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/247558-22 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 28 september 2022 te Berkel en Rodenrijs, een personenauto (merk Toyota, type/model Rav4, kleur wit, voorzien van het kenteken [kenteken01] ), dat geheel aan [bedrijf01] , toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een autodiefstal met braak. Door het handelen van de verdachte is de aangever zijn auto kwijtgeraakt en is schade aan de auto toegebracht. Dat is hinderlijk voor de aangever. Daarnaast stond de auto op de oprit van de woning van aangever. Een plek waarvan de aangever mocht aannemen dat de auto daar veilig stond. De verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendom. Dit wordt de verdachte aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 september 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft zich grotendeels geconformeerd aan de bijzondere voorwaarden die thans gelden. De reclassering constateert echter dat gedragsverandering niet kan worden bereikt, nu er sprake blijft van recidive. Het delictpatroon lijkt onverminderd van toepassing en de voorwaarden lijken de verdachte niet te weerhouden van crimineel gedrag. Er worden geen mogelijkheden gezien voor gedragsverandering en risicobeperking in het kader van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Verweer verdediging met betrekking tot gebruik van stroomstootwapen
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een onrechtmatige aanhouding op 28 september 2022. Hoewel de verdachte heeft meegewerkt bij zijn aanhouding en geen mogelijkheid had om te vluchten, heeft de verbalisant gebruik gemaakt van zijn stroomstootwapen. Er is daarbij geen waarschuwing aan de verdachte gegeven. Dit is in strijd met de richtlijnen die gelden. D verdachte is door de inzet van het stroomstootwapen op de grond gevallen en heeft letsel opgelopen aan zijn gezicht. Er is sprake van een ernstig vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Verzocht is in verband hiermee strafvermindering toe te passen.
De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan het volgende.
Uit de Ambstinstructie voor de politie blijkt dat zij slechts in bepaalde situaties gebruik mag maken van een stroomstootwapen. Blijkens artikel 12d van deze instructie dient de ambtenaar, voordat hij het stroomstootwapen tegen een persoon gebruikt, een waarschuwing af te geven. De rechtbank constateert dat een dergelijk waarschuwing kennelijk niet is afgegeven, nu dit niet is geverbaliseerd in het proces-verbaal van bevindingen. Uit het voornoemde artikel blijkt echter ook dat de Ambtsinstructie een discretionaire bevoegdheid bevat om deze waarschuwing achterwege te laten, indien de omstandigheden deze waarschuwing redelijkerwijs niet toelaten. Van een dergelijke situatie was naar het oordeel van de rechtbank sprake. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt immers dat de verdachte op het moment dat de verbalisant het stroomstootwapen op de verdachte had gericht en hem wilde aanhouden met zijn hand naar zijn jaszak greep. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat er in strijd met de Ambstinstructie is gehandeld en dus ook geen aanleiding voor strafvermindering.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit in combinatie met het aanzienlijke strafblad van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Omdat de rechtbank slechts één van de twee ten laste gelegde feiten bewezen acht, zal zij afwijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [bedrijf01] ter zake van het onder 10/247558-22 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van in totaal € 4.473,99 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 3.776,21, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank constateert dat in de vordering een machtiging of een uittreksel van de Kamer
van Koophandel ontbreekt, waardoor niet is gebleken dat degene die de vordering heeft
ingediend, bevoegd was tot het indienen daarvan. De benadeelde partij zal daarom niet-
ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden
aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 juni 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van artikel 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 24 juni 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen, nu de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de proeftijd van de vordering tenuitvoerlegging te verlengen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de tenuitvoerlegging om te zetten naar een taakstraf.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van een gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. Hoewel in beginsel de tenuitvoerlegging van de volledige voorwaardelijk opgelegde straf kan worden gelast, acht de rechtbank dat – gelet op de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling die tevens aan de orde is – niet proportioneel.

10..Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

10.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 5 februari 2020 van meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 27 september 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 27 september 2021 en bedraagt 480 dagen.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte volledig wordt herroepen.
10.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de voorwaardelijke invrijheidsstelling gedeeltelijk te herroepen.
10.4.
Beoordeling
Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toewijzen. De rechtbank acht een volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling disproportioneel. Daarom zal de rechtbank slechts een gedeeltelijke herroeping bepalen, te weten 30 dagen, en gelasten dat dat gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd alsnog moet worden ondergaan.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op het artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 10/267490-22 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 10/247558-22 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [bedrijf01] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 9 juni 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van:
60 (zestig) dagen.
wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een gedeelte,
groot 30 (dertig) dagen, moet worden ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 december 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 10/267490-22:
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2022 tot en met 21 september 2022 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Toyota, type/model Rav4, kleur blauw, voorzien van het kenteken [kenteken02]
),in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 10/247558-22:
hij op of omstreeks 28 september 2022 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland een personenauto (merk Toyota, type/model Rav4, kleur wit, voorzien van het kenteken [kenteken01] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [bedrijf01] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )