ECLI:NL:RBROT:2022:11880

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
10/003453-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring hennepteelt en vrijspraak van diefstal stroom en culpoze brandstichting met taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van hennepteelt, het aanwezig hebben van hennepplanten, diefstal van stroom en culpoze brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van stroom en culpoze brandstichting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte deze feiten had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de elektriciteit had gestolen en dat de brand die was ontstaan niet het gevolg was van een ondeugdelijke elektrische installatie. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het opzettelijk telen van hennepplanten en het aanwezig hebben van hennepplanten. De rechtbank heeft de periode van de hennepteelt vastgesteld van 1 september 2020 tot en met 3 januari 2021. De verdachte heeft bekend dat hij hennepplanten heeft geteeld en aanwezig heeft gehad, wat leidde tot de bewezenverklaring van deze feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en medische problemen, en heeft besloten om een taakstraf op te leggen van 80 uren, in plaats van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de taakstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/003453-21
Datum uitspraak: 16 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.W. van Damme heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis, indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal van stroom ontkent. Uit de bewijsmiddelen en hetgeen op zitting is gezegd, blijkt wel dat de verzegeling van het telwerkhuis is verbroken, waarna het telwerk op elke gewenste stand kan worden gezet. Niet is echter gebleken dat het telwerk daadwerkelijk is verdraaid, noch – bijvoorbeeld via meterstanden, die zich niet in het dossier bevinden – dat er minder stroom is verbruikt dan zou passen bij het – zoals hier het geval is – zonder illegale vertakking, dus via de meter telen van hennep.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 1 en 2
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Gelet op de verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 16 november 2022 zal de rechtbank de periode van het onder 1 ten laste gelegde inkorten tot een periode vanaf 1 september 2020 tot en met 3 januari 2021. Verder zal de verdachte partieel worden vrijgesproken van het medeplegen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, nu naar het oordeel van de rechtbank het dossier, afgezien van de verklaring van de verdachte, geen aanwijzingen bevat dat er sprake is geweest van een derde.
4.3.
Vrijspraak feit 4
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde gevorderd. Daartoe is aangevoerd dat door de tweede hennepkweek van de verdachte brand is ontstaan en dat in het rapport van de brandweer staat vermeld dat de brand bij niet blussen zou zijn doorgegaan. Hierdoor is gemeen gevaar voor goederen en personen ontstaan.
4.3.2.
Beoordeling
Op 4 januari 2021 krijgt de brandweer melding van een brand in de woning aan de [adres01] te [plaats01] . Bij het betreden van de woning treft zij op de tweede verdieping in de slaapkamer een gesmoorde brand in een hennepkwekerij aan. De brandweer vermoedt dat de brand is ontstaan aan een filter met isolatiemateriaal. In het incidentrapport van de brandweer staat dat de maximale uitbreiding van de brand buiten het voorwerp, maar binnen de ruimte van ontstaan zou zijn geweest.
In het incidentrapport van de brandweer wordt gesproken over een technisch defect aan de installatie. Dat betekent echter niet zonder meer dat sprake was van een ondeugdelijke of onveilig aangelegde elektrische installatie als oorzaak van de brand, zoals de officier van justitie ten laste heeft gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier en hetgeen op de terechtzitting is gezegd geen bewijsmiddel dat door die in de tenlastelegging gestelde brand gemeen gevaar voor goederen, aanpalende panden of levens- of lijfelijk gevaar voor verdachtes echtgenote, die zich níet in die kamer bevond, zou zijn ontstaan. Het onder 4 ten laste gelegde is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 01
september2020 tot en met
3januari 2021 te [plaats01]
opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, (in een pand aan [adres01] ) een aantal hennepplanten en delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2
hij op 4 januari 2021 te [plaats01]
opzettelijk aanwezig heeft gehad 225 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hennepkwekerij in zijn woning. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De illegale hennepteelt is niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat met de handel in hennep buiten de reguliere en legale economie om grote winsten worden gemaakt. Het gevolg daarvan is dat er allerlei andere vormen van criminaliteit mee samenhangen. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het houden van een illegale hennepkwekerij, waarbij sprake is van een niet-professioneel aangelegde elektrische installatie, gevaar kan opleveren. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan is geëist door de officier van justitie nu de verdachte van het onder 3 en 4 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 19 oktober 2022. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de medische toestand van de verdachte. Hij is bijna zeventig jaar oud en kampt, zo is ook onderbouwd, met medische problemen. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning van de verdachte voor de duur van drie maanden heeft gesloten, wat consequenties heeft gehad voor diens privésituatie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank heeft geen reden aan te nemen dat de verdachte in herhaling zal vallen en vindt dat een taakstraf de ernst van het feit voldoende tot uitdrukking brengt. Daarom gaat de rechtbank niet over tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
78 (achtenzeventig) uren te verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
39 (negenendertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2020 tot en met 04 januari 2021 te [plaats01]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan [adres01] ) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2
hij op of omstreeks 4 januari 2021 te [plaats01]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 225 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij in of omstreeks de periode van van 01 oktober 2020 tot en met 04 januari 2021 te [plaats01]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
electriciteit/stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4
Hij in de periode van 01 oktober 2021 tot en met 04 januari 2021 te [plaats01] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een pand gelegen aan de [adres01] een hennepkwekerij aanwezig heeft gehad, terwijl die hennepkwekerij was voorzien van een onveilig aangelegde elektrische installatie,
ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat de afzuiginstallatie/filter van de hennepkwekerij geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor aangrenzende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [naam01] en/of (een) aanwezige perso(o)n(en) in genoemd pand en/of een) aanwezige perso(o)n(en) in aangrenzende panden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [naam01] en/of (een) aanwezige perso(o)n(en) in genoemd pand en/of een) aanwezige perso(o)n(en) in aangrenzende panden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.