ECLI:NL:RBROT:2022:11878

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
10/261689-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor aanwezig hebben hennepplanten; vrijspraak voor telen hennep en diefstal stroom

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het telen van hennep en diefstal van stroom. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen met betrekking tot het telen van hennep en de diefstal van stroom, omdat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Wel is bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk hennepplanten en een hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad in de periode van 2 mei 2018 tot en met 11 juli 2018. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bezit van een niet geringe hoeveelheid hennep, in combinatie met de aanwezigheid van een hennepkwekerij, een ernstige inbreuk vormt op de volksgezondheid en het risico van brand met zich meebrengt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. Hierdoor is de opgelegde taakstraf verlaagd van honderd naar tachtig uren. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/261689-19
Datum uitspraak: 16 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] .

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op het telen, bereiden, bewerken en verwerken, en bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van aanwezig hebben van hennep;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde, voor zover dat ziet op het telen, bereiden, bewerken en verwerken, en het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.hij in ­­­­­­­­­­­­ de periode van 2 mei 2018 tot en met 11 juli 2018 te [plaats02] tezamen en in vereniging met een ander­­, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres02] ) een hoeveelheid hennep en­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ een aantal hennepplanten en­­­ delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit leveren op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een niet geringe hoeveelheid hennep, door de aanwezigheid in zijn woning van een hennepkwekerij. Hennep is een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. Het bezit hangt hier samen met de aanwezigheid van een hennepkwekerij, hetgeen een onwenselijke situatie is vanuit het oogpunt van de volksgezondheid en vanwege het risico van brand.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 19 oktober 2022.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is in de onderhavige zaak op 11 juli 2018 aangehouden en voor het eerst door de politie verhoord, waarbij hij heeft bekend te hebben geweten van de hennepkwekerij. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 11 juli 2018 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim vier jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim twee jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, zal de rechtbank dit verdisconteren in de op te leggen taakstraf en in plaats van een taakstraf van honderd uur, een taakstraf van tachtig uur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.962,85 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte is vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2018 tot en met 11 juli 2018 te [plaats02] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres02] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2650 gram hennep en/of ongeveer 94, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 2 mei 2018 te [plaats02] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.