ECLI:NL:RBROT:2022:11877
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in ontnemingsvordering na vrijspraak van verdachte voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit
Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 10/265264-20. De officier van justitie, mr. S.B. Epozdemir, had een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De vordering betrof een bedrag van maximaal € 45.243,56, dat zou moeten worden betaald aan de Staat. Deze vordering volgde op een strafzaak waarin de verdachte werd beschuldigd van het telen van 462 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Tijdens de zitting op dezelfde dag heeft de officier van justitie echter vrijspraak gevorderd voor de verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte inderdaad is vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Dit betekent dat er geen veroordeling heeft plaatsgevonden, wat essentieel is voor de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering. De rechtbank oordeelt dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit de ontvankelijkheid van de vordering van de officier van justitie in de weg staat. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. R.J.A.M. Cooijmans en de rechters mrs. N. Freese en F. van Laanen, in aanwezigheid van griffier mr. J. van Biert. De uitspraak vond plaats op de openbare terechtzitting op 16 november 2022.