ECLI:NL:RBROT:2022:11864
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil over ontruiming bedrijfsruimte na buitengerechtelijke ontbinding huurovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] en Stichting Woonbron. De zaak betreft een executiegeschil naar aanleiding van een eerder vonnis waarin werd verklaard dat de huurovereenkomst tussen [eiser01] en Woonbron was geëindigd door buitengerechtelijke ontbinding. Woonbron had de huurovereenkomst ontbonden na het sluiten van de bedrijfsruimte door de burgemeester van Rotterdam vanwege de aanwezigheid van verdovende middelen. In het eerdere vonnis van 10 december 2021 was [eiser01] veroordeeld om de bedrijfsruimte binnen 14 dagen te ontruimen. Woonbron had vervolgens een ontruiming aangekondigd voor 26 januari 2022.
In het kort geding vorderde [eiser01] dat de executie van de ontruiming gestaakt zou worden, onder andere omdat hij stelde dat de betekening van het vonnis een formeel gebrek vertoonde. De kantonrechter oordeelde dat [eiser01] ontvankelijk was in zijn vordering, maar dat de gestelde gebreken in de betekening niet opgingen. De rechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat het belang van Woonbron bij de uitvoering van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van [eiser01] bij het behoud van de bedrijfsruimte. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser01] af en veroordeelt hem in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in executiegeschillen, vooral in gevallen van drugscriminaliteit en de gevolgen daarvan voor de verhuurder. De rechter bevestigt dat de eerdere ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was en dat de ontruiming kan doorgaan.