ECLI:NL:RBROT:2022:11821

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
C/10/648243 / JE RK 22-2685
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de jeugdzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 20 december 2022, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die zich zorgen maakt over de opvoedingssituatie van de kinderen bij hun moeder. De kinderen zijn sinds 2019 onder toezicht gesteld en er zijn diverse vormen van hulpverlening ingezet, maar de moeder blijkt niet in staat om de basale zorg en opvoeding te bieden die de kinderen nodig hebben. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De moeder en de vader hebben verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen. De kinderen zullen worden geplaatst bij hun oma aan vaderszijde, met de mogelijkheid van verdere evaluatie van de situatie in de toekomst. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot 1 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/648243 / JE RK 22-2685
Datum uitspraak: 20 december 2022

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S.O. Zengin, te 's-Gravenhage.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
22 november 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 20 december 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , die voorafgaand aan de zitting samen zijn gehoord;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam vertegenwoordigster 1] en [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de moeder. Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 6 september 2019 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 6 september 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn al lange tijd veel zorgen over de kinderen. Vanaf 2016 is ASVZ betrokken in het gezin. De afgelopen jaren zijn er verschillende vormen van hulpverlening verleend, zoals opvoedondersteuning, praktische ondersteuning en speltherapie. In januari 2022 heeft de moeder met de kinderen deelgenomen aan een gezinsopname, welke eind mei 2022 is afgerond. Er was een positieve ontwikkeling zichtbaar, maar de moeder viel binnen korte tijd terug in oude patronen. ASVZ is tot de conclusie gekomen dat de jarenlang ingezette ondersteuning onvoldoende is geweest en de doelen niet zijn behaald. Er zijn momenteel nog steeds zorgen over de basiszorg van de kinderen, de emotionele beschikbaarheid en de opvoedvaardigheden van de moeder. Het is de bedoeling dat de kinderen bij oma vaderszijde (vz) worden geplaatst en [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] vandaaruit in een pleeggezin of gezinshuis worden geplaatst. [voornaam minderjarige 1] zal bij oma vz blijven wonen. Oma vz krijgt ondersteuning van een pleegzorgwerker. Ook zullen er afspraken moeten worden gemaakt over een bezoekregeling.

De standpunten

De moeder is het niet eens met het verzoek. De kinderen zijn gelukkig thuis. De moeder is van mening dat zij de kinderen goed verzorgt. De gordijnen zitten nooit meer dicht, de kinderen poetsen nu vaker hun tanden en de kinderen kunnen wel zwemmen. Ook zorgt de moeder dat de kinderen voldoende groente en fruit krijgen. Daarnaast gaan de kinderen naar school.
Door en namens de vader is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. De vader is bezig om zijn leven op de rit te krijgen, zodat hij de kinderen kan opvangen en voor hen kan zorgen. Tot op heden is de vader weinig betrokken door de GI. De vader wil de kans krijgen om aan de GI aan te tonen dat hij in staat is om voor de kinderen te zorgen. De vader blowt minder, maar nog wel regelmatig. Ook heeft hij nog geen eigen woning. De vader ondersteunt de moeder. De vader gaat met de kinderen naar de tandarts. De GI heeft oma vz te weinig in het proces betrokken. Oma vz is bereid om de moeder in de thuissituatie te helpen en haar te ontlasten of door de kinderen in de weekenden op te vangen. Tijdens de gezinsopname is gebleken dat de moeder het wel kan, maar zij heeft ondersteuning en controle nodig want anders valt zij terug in oude patronen. De staat heeft een positieve verplichting om de moeder hierin te ondersteunen. De moeder staat ook open om weer deel te nemen aan een gezinsopname of om naar een begeleid wonen voorziening te gaan. De vader is van mening dat er te weinig is gedaan in de thuissituatie om te concluderen dat de kinderen uit huis moeten worden geplaatst. Primair wordt verzocht het verzoek af te wijzen, subsidiair om de kinderen bij oma vz te plaatsen voor drie maanden.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
In de opvoedsituatie bij de moeder bestaan al langere tijd zorgen of de kinderen de basale zorg, stabiliteit en voorspelbaarheid krijgen die zij nodig hebben. Bij de kinderen is sprake van kindeigen problematiek, waardoor zij extra hulp en aandacht nodig hebben. Sinds 2016 is ondersteuning vanuit ASVZ betrokken bij het gezin en is hulpverlening ingezet gericht op de basale zorg, praktische ondersteuning en opvoedvaardigheden. In januari 2022 heeft de moeder met de kinderen deelgenomen aan een gezinsopname, waar een positieve groei zichtbaar was. Kort daarna werd echter gezien dat de moeder terugviel in oude patronen. De dagelijkse basiszorg, zoals tandenpoetsen en voldoende groente en fruit eten, werd onvoldoende uitgevoerd door de moeder. Ook zijn de leefomstandigheden in de woning niet goed en krijgen de kinderen weinig vaardigheden aangeleerd. In de afgelopen periode is gebleken dat de moeder niet in staat is om, ondanks intensieve begeleiding en ondersteuning, de kinderen de basale zorg, structuur en grenzen te bieden die zij nodig hebben. Daarbij wordt gezien dat de moeder haar best wil doen, maar vanwege persoonlijke problematiek emotioneel onvoldoende beschikbaar is. ASVZ is jarenlang betrokken geweest bij het gezin, maar hebben ook aangegeven dat de ondersteuning onvoldoende is om de positieve groei op lange termijn te bestendigen.
Er is sprake van een gezinsgeschiedenis van hulpverlening, waarna zichtbare vooruitgang was te zien, maar deze lijkt niet te beklijven. Wanneer de hulpverlening wegvalt, vervalt de moeder in haar oude gedrag en blijkt de moeder niet in staat te zijn om in de basale verzorging en opvoeding van de kinderen te voorzien. Hoewel de kinderen bij de moeder wonen, is de vader met gezag ook verantwoordelijk voor het welzijn van de kinderen. Sinds de scheiding van de ouders is de vader onvoldoende betrokken geweest bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. De vader is momenteel bezig om zijn eigen leven op de rit te krijgen, maar beschikt nog niet over een eigen woning. Hij kan de kinderen daardoor niet opvangen.
Op dit moment worden de kinderen bij de moeder thuis ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De moeder en de vader zijn onvoldoende in staat om in de basisbehoeften van de kinderen te voorzien en hen te stimuleren in hun ontwikkeling. De kinderrechter is met de GI van oordeel dat het van belang is dat de kinderen opgroeien in een stabiele en veilige opvoedingsomgeving, waarin de basale zorg is gegarandeerd en zij worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. Ter terechtzitting heeft de GI aangegeven dat de kinderen voorlopig bij oma vz kunnen verblijven. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin, te weten bij oma vz, verlenen voor de duur van zes maanden. Het verzoek wordt voor het overig verzochte aangehouden, zodat tegen die tijd bekeken kan worden welke nieuwe ontwikkelingen er zijn geweest. De komende periode dient de GI samen met de ouders te onderzoeken welke mogelijkheden er voor moeder en vader zijn om zelf voor de kinderen te zorgen.
De kinderrechter verzoekt de GI uiterlijk op de genoemde pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken (met afschrift aan de belanghebbenden) en daarbij aan te geven of het overige deel van het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in een netwerkvoorziening voor pleegzorg, te weten bij oma vz, met ingang van 20 december 2022 tot 20 juni 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van het verzoek voor het overige wordt aangehouden tot
1 mei 2023 pro forma;
bepaalt dat de GI, [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , de ouders en mr. S.O. Zengin op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk op de genoemde datum aan de kinderrechter te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het aangehouden deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 9 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.