ECLI:NL:RBROT:2022:11796

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
ktn-9419090_14012022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van door tussenpersoon gesloten energiecontracten; geen overeenkomst tot stand gekomen

In deze zaak vordert ServiceHouse B.V. betaling van een bedrag van € 774,17 van gedaagden, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten, voortvloeiend uit energiecontracten die door een tussenpersoon zijn gesloten. De kantonrechter heeft op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in de rechtbank Rotterdam. De procedure begon met een dagvaarding op 10 augustus 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 21 december 2021. Gedaagden hebben betwist dat er rechtsgeldige overeenkomsten tot stand zijn gekomen, omdat de tussenpersoon, Collectief Belang B.V., buiten de grenzen van de verleende volmacht zou zijn getreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Collectief Belang alleen bevoegd was om contracten voor de levering van grijze stroom te sluiten, terwijl de contracten met ServiceHouse betrekking hadden op groene stroom. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er geen rechtsgeldige overeenkomsten zijn gesloten tussen ServiceHouse en gedaagden. De vordering van ServiceHouse is dan ook afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, vastgesteld op € 248,- aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9419090 CV EXPL 21-28978
uitspraak: 14 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ServiceHouse B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. W.M. Yue.
Eiseres wordt hierna aangeduid als “ServiceHouse” en gedaagden worden hierna aangeduid als “ [gedaagde 1] ”, “ [gedaagde 2] ” en “ [gedaagde 3] ” voor ieder van hen afzonderlijk en als “ [gedaagde 1] c.s.” voor hen tezamen.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 10 augustus 2021, met producties 1 tot en met 10;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 7;
  • het tussenvonnis van 15 november 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van ServiceHouse met een aanvullende productie ten behoeve van de mondelinge behandeling.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 december 2021. Voor ServiceHouse is verschenen [naam gemachtigde] . Voor [gedaagde 1] c.s. is verschenen [gedaagde 2] , bijgestaan door mr. W.M. Yue.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bij vervroeging bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Op 21 juni 2017 heeft [gedaagde 2] voornoemd voor [gedaagde 1] een overeenkomst gesloten met Collectief Belang B.V. (hierna: Collectief Belang), waarbij [gedaagde 2] aan Collectief Belang machtiging heeft verleend tot onder meer het opzeggen van contracten bij energieleveranciers en het voeren van onderhandelingen met energieleveranciers alsmede het ondertekenen van contracten voor de levering van elektriciteit en gas met een door Collectief Belang geselecteerde energieleverancier.
2.2
Collectief Belang heeft op 4 juli 2017 twee overeenkomsten gesloten met
Qustom Energy Services, dat is een handelsnaam waarvan ServiceHouse zich bedient, voor de levering van elektriciteit en gas vanaf 14 maart 2018 aan het adres [adres 1] te Hoogvliet Rotterdam, het vestigingsadres van [gedaagde 1] (code-67) en vanaf 1 augustus 2017 aan het adres [adres 2] te Zwijndrecht, het woonadres van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (code 68).
2.3
Vanaf november 2017 heeft [gedaagde 1] , zowel via e-mailberichten als bij brieven van
20 november 2017 en 11 december 2017, aan Collectief Belang laten weten dat de rechtsgeldigheid van de overeenkomsten wordt betwist.
2.4
In verband met voortijdige beëindiging van de leveringsovereenkomsten zijn bedragen bij [gedaagde 1] in rekening gebracht.
2.5
[gedaagde 1] heeft de bij haar in rekening gebrachte bedragen ondanks aanmaning niet betaald.

3..De vordering

3.1
ServiceHouse vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen € 546,44 aan hoofdsom, € 145,76 aan verschenen rente en € 81,97 aan buitengerechtelijke kosten, tezamen € 774,17, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 546,44 vanaf 22 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, voor zover een en ander het bedrag van € 25.000,- niet te boven gaat. Met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering legt ServiceHouse - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat tussen haar en [gedaagde 1] c.s. overeenkomsten tot stand zijn gekomen uit hoofde waarvan aanspraak is ontstaan op betaling van de hoofdsom van
€ 546,44, maar dat [gedaagde 1] c.s. dat bedrag niet aan haar betaald heeft, ondank daartoe te zijn aangemaand. Over het bedrag is € 145,76 aan rente verschuldigd geworden tot
22 juli 2021, waarop naast de lopende rente aanspraak wordt gemaakt. Doordat geprobeerd is om het openstaande bedrag buiten rechte te incasseren, heeft ServiceHouse kosten gemaakt, waarvoor een vergoeding van € 81,97 gevorderd wordt.
3.3
[gedaagde 1] c.s. betwist de vordering en concludeert - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - tot afwijzing daarvan, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van ServiceHouse in de proceskosten.
3.4
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.

4..De beoordeling

4.1
Eén van de verweren van [gedaagde 1] c.s. is dat tussen haar en ServiceHouse geen rechtsgeldige overeenkomsten voor de levering van energie tot stand zijn gekomen, doordat Collectief Belang alleen bevoegd is geweest om voor [gedaagde 1] contracten te sluiten voor de levering van grijze stroom, terwijl de contracten die zij gesloten heeft met ServiceHouse betrekking hebben gehad op levering van groene stroom. Dat Collectief Belang slechts volmacht is verleend om ten behoeve van [gedaagde 1] overeenkomsten te sluiten voor de levering van grijze stroom blijkt uit het deelname formulier betreffende de onder 2.1 vermelde overeenkomst (productie 1 bij de dagvaarding). Dat Collectief Belang met ServiceHouse overeenkomsten heeft gesloten voor de levering van groene stroom in plaats van grijze stroom aan [gedaagde 1] c.s. blijkt uit de betreffende energieleverings-overeenkomsten (productie 1 bij de conclusie van antwoord). ServiceHouse heeft niet bestreden dat [gedaagde 1] geen volmacht heeft verleend om overeenkomsten te sluiten voor de levering van groene stroom; zij heeft erkend bij het afsluiten van de overeenkomsten met Collectief Belang inzage te hebben gehad in het voornoemde deelnameformulier. Zij heeft echter in reactie op het verweer gesteld dat Collectief Belang de goedkoopste leverancier heeft gevonden en dat ServiceHouse bereid is geweest om groene stroom te leveren voor de prijs van grijze stroom. Deze reactie is echter niet onderbouwd, wat wel had gemoeten, want over het algemeen is groene stroom vooralsnog duurder dan grijze stroom. In dit geval lijkt dat niet anders te zijn geweest, want onder 2.1 overeenkomst is vermeld dat voor groene stroom een opslag op de prijs gehanteerd wordt, welke optie niet is aangekruist. Bovendien worden in de overeenkomst met Collectief Belang indicatietarieven vermeld die lager zijn dan de tarieven vermeld in de met ServiceHouse gesloten energieleveringsovereenkomsten. Los daarvan laat de reactie van ServiceHouse onverlet dat buiten de grenzen van de volmacht is getreden, omdat [gedaagde 1] geen groene maar grijze stroom wilde.
4.2
Gelet op het vorenstaande stelt [gedaagde 1] c.s. zich op goede grond op het standpunt dat tussen haar en ServiceHouse geen overeenkomsten tot stand gekomen zijn, nu Collectief belang bij het afsluiten daarvan buiten de grenzen van de verleende bevoegdheid is getreden. Daarom ligt de vordering voor afwijzing gereed. Dat lot treft ook de nevenvorderingen.
4.3
ServiceHouse wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. vastgesteld op € 248,- aan salaris voor de gemachtigde.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt ServiceHouse in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. vastgesteld op € 248,- aan salaris voor de gemachtigde, en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. van Gastel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465