ECLI:NL:RBROT:2022:11774

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
10/754528-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor witwassen met verborgen geldbedrag in auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte had op 18 september 2020 een aanzienlijk geldbedrag van € 177.980,00 in zijn auto, verborgen in luchtdicht gesealde en geparfumeerde pakketten. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld onvoldoende concreet en niet verifieerbaar was. De verdachte beweerde dat het geld zijn spaargeld was, maar kon geen bewijs leveren voor zijn beweringen, wat leidde tot het vermoeden dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag en voertuig. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was en legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 47 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van witwassen op de samenleving. De verdachte werd schuldig bevonden aan het witwassen van criminele gelden, en de rechtbank verklaarde het in beslag genomen geldbedrag en voertuig verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/754528-20
Datum uitspraak: 21 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
raadsman mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. van Galen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 177.980,- en van de in beslag genomen Citroën Berlingo.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte een verklaring heeft afgelegd en stukken heeft overgelegd met betrekking tot de herkomst van het geldbedrag, maar dat het Openbaar Ministerie geen uitvoering heeft gegeven aan haar onderzoeksplicht.
4.1.2.
Beoordeling
Beoordelingskader
Voor een bewezenverklaring van het in artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” is niet vereist dat
uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van artikel 420bis Sr vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf”, kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, toch bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden aandraagt die het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat een voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Geeft de verdachte een dergelijke verklaring echter niet, dan zal over het algemeen geen andere conclusie kunnen worden getrokken dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
De feiten
Op 18 september 2020 ontvangen verbalisanten een ANPR-hit van een Frans voertuig dat Nederland kwam binnen gereden. De verbalisanten volgen het voertuig. Als het voertuig later bij een hotel in Rotterdam parkeert, houden de verbalisanten de bestuurder (de verdachte) staande. In een verborgen ruimte in de kofferbak van het voertuig treffen de verbalisanten een bruine, papieren zak aan met daarin vier doorzichtige, luchtdicht gesealde pakketten met geldbiljetten. De buitenzijde van de pakketten rook sterk naar parfum of shampoo. De aangetroffen biljetten zijn later geteld en het blijkt een bedrag van
€ 177.980,00 te zijn.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat het aangetroffen geld spaargeld is. Hij zou dit gedurende zijn gehele werkzame leven bij elkaar hebben gespaard. Hij bewaart zijn geld contant omdat hij geen bankrekening heeft. Hij is met al zijn geld naar Nederland gekomen om hier een restaurant te kopen. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij het geld heeft geseald, in chloor heeft gedaan en in de verborgen ruimte van zijn auto heeft gestopt zodat het niet ontdekt zou worden.
Beoordeling
De hoogte van het geldbedrag in combinatie met de wijze waarop het in de auto van de verdachte is aangetroffen, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het is vervolgens aan de verdachte om dit vermoeden te ontzenuwen.
Het Openbaar Ministerie heeft de verdachte meerdere malen verzocht om stukken aan te leveren met betrekking tot de herkomst van het geld. De verdachte heeft enkele Franstalige stukken overgelegd, die de officier van justitie heeft laten vertalen. Bij die stukken ontbreekt het aan een duidelijke toelichting. Ook ter terechtzitting is de relevantie van deze stukken met betrekking tot het aangetroffen geldbedrag niet gebleken. De verklaring die de verdachte heeft afgelegd, namelijk dat dit zijn spaargeld is en dat hij geen bankrekening heeft, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. Het is voor het Openbaar Ministerie niet mogelijk om nader onderzoek te doen. Zo heeft de verdachte niet onderbouwd voor welke bedrijven hij heeft gewerkt en heeft hij verklaard vooral ‘zwart’ te hebben gewerkt, zodat daarvan ook bij de Franse autoriteiten geen gegevens te achterhalen zullen zijn.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Gelet op de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen -luchtdicht geseald en geparfumeerd in een verborgen ruimte - is verdachte hiervan kennelijk op de hoogte geweest.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 september 2020, te [plaats01] , een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal 177.980,- EUR, heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een inbreuk op de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst aan crimineel geld de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 22 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Gelet op de ouderdom van de zaak, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de door de verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte periode.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 177.980,- en het in beslag genomen voertuig verbeurd te verklaren. De officier van justitie heeft voorts gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 3.600,- terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen goederen terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 177.980,- en het in beslag genomen voertuig zullen worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met betrekking tot het geldbedrag en met behulp van het voertuig begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 3.600,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 47 (zevenenveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt;
verklaart verbeurd als bijkomende straf:
- geldbedrag ter hoogte van € 177.980,00;
- bestelauto Citroën Berlingo, kleur wit, Frankrijk, kenteken [kenteken01] , chassisnummer [nummer01] ;
gelast de teruggave aan verdachte van:
- geldbedrag ter hoogte van € 3.600,00;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst, met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 21 december 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 september 2020, te [plaats01] , althans in Nederland,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal 177.980,- EUR, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp voorhanden heeft gehad, en/of een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal 177.980,- EUR, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.