Op 17 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, waarvan één volautomatisch, en munitie. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde anders. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking op 14 september 2021 in de woning van de partner van de verdachte, waar de wapens werden aangetroffen. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor het DNA dat op de wapens was aangetroffen, en de rechtbank concludeerde dat hij de wapens had vastgehouden en deze dus in zijn macht had gehad. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte de wapens voorhanden had gehad in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 14 september 2021. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar waren en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en de bedreigingen die hij had ontvangen.