ECLI:NL:RBROT:2022:1173

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
10/263827-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 17 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, waarvan één volautomatisch, en munitie. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde anders. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking op 14 september 2021 in de woning van de partner van de verdachte, waar de wapens werden aangetroffen. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor het DNA dat op de wapens was aangetroffen, en de rechtbank concludeerde dat hij de wapens had vastgehouden en deze dus in zijn macht had gehad. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte de wapens voorhanden had gehad in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 14 september 2021. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar waren en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en de bedreigingen die hij had ontvangen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/263827-21
Datum uitspraak: 17 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het opnieuw aangevangen onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Bewijs en bewezenverklaring

4.1.
Bewijsverweer
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte had geen wetenschap van en beschikkingsmacht over de in de tenlastelegging bedoelde wapens die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres]. De verdachte verbleef niet in deze woning. Dat op de wapens DNA van de verdachte is aangetroffen, kan zijn veroorzaakt door contaminatie. Immers zijn de wapens aangetroffen in een bed waarvan de verdachte in het verleden ook gebruik maakte.
4.2.
Beoordeling bewijsverweer
Op basis van de bewijsmiddelen staat het volgende vast. Op 14 september 2021 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in een woning aan de [adres]. In deze woning was [naam] (hierna: [naam]) aanwezig, op dat moment de partner van de verdachte. Zij woonde daar met hun vier kinderen. De verdachte kwam met enige regelmaat in de woning. In het bed in de slaapkamer van de woning zijn de in de tenlastelegging bedoelde twee wapens aangetroffen. Eén van de wapens heeft een verlengde patroonhouder en achterop het andere wapen is een auto-switch gemonteerd, waarmee het wapen een volautomatische afvuurmogelijkheid krijgt. Op verschillende plekken op de wapens is DNA van de verdachte en van [naam] aangetroffen, waaronder in de loop van één van de wapens.
Voor de aanwezigheid van zijn DNA heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring kunnen geven. Gelet op het aantal plekken waarop DNA van de verdachte op de wapens is aangetroffen, waaronder zelfs in (de loop van) één van de vuurwapens, geldt de aangevoerde mogelijkheid van contaminatie niet als een zodanige verklaring. Eén en ander betekent dat de reden van de aanwezigheid van het DNA niet anders kan zijn dan dat de verdachte de wapens heeft vastgehouden en deze dus in zijn macht heeft gehad.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of de verdachte de wapens binnen de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad.
Vast staat dat de verdachte onder zijn bijnaam ‘[bijnaam 1]’ een video op social media heeft geplaatst. Hij reageert daarin op een filmpje dat door een persoon die ‘[bijnaam 2]’ wordt genoemd, op 12 augustus 2021 op social media is geplaatst. Ook is een foto op social media verschenen, waarop drie vuurwapens en enkele regels tekst met een verwijzing naar ‘[bijnaam 1]’ zichtbaar zijn.
Twee van de vuurwapens op de foto hebben respectievelijk een verlengde patroonhouder en een achterop het wapen gemonteerde auto-switch. Gelet op de sterke overeenkomst van deze wapens met de vuurwapens die tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres] zijn aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat de twee wapens op de foto de wapens zijn die in de tenlastelegging worden bedoeld.
De tekst bij de foto komt sterk overeen met de tekst die in voornoemd filmpje van de verdachte na 12 augustus 2021 werd geuit. Ook komt de bijnaam ‘[bijnaam 1]’ in deze tekst voor. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die deze foto heeft geplaatst. Er wordt dan ook bewezen geacht dat de verdachte de op 14 september 2021 aangetroffen wapens na 12 augustus 2021 voorhanden heeft gehad.
Het andersluidende verweer wordt daarom verworpen.
4.3.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de voor het bewijs redengevende inhoud van hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode 1 augustus 2021 tot en met 14 september 2021,
te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Glock, model 17 Gen 4, kaliber 9MM en voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 30 kogelpatronen, kaliber 9MM voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode 1 augustus 2021 tot en met 14 september 2021,
te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Glock, model 19, kaliber 9MM en voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 16 kogelpatronen, kaliber 9MM voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II van die wet;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met zijn partner twee vuurwapens (waarvan één volautomatisch) voorhanden gehad. De patroonmagazijnen van beide vuurwapens waren gevuld met munitie. De wapens werden bewaard in een woning waar zijn partner en vier jonge kinderen woonden. Het voorhanden hebben van geladen vuurwapens vormt een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. De ervaring leert immers dat het voorhanden hebben van wapens kan leiden tot het gebruik ervan. Het gaat dus om ernstige strafbare feiten, waartegen streng dient te worden opgetreden. Vanwege de aard en de ernst van de feiten is een gevangenisstraf van enige duur dan ook onontkoombaar. Daarbij is tevens gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Voorts is in aanmerking genomen dat uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 januari 2022 blijkt dat de verdachte een aantal malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, zij het dat de laatste veroordeling dateert van 2016.
Hoewel dat natuurlijk geen rechtvaardiging is voor het wapenbezit wordt ook enigszins rekening gehouden met het feit dat dit te maken lijkt te hebben met de ernstige bedreigingen aan het adres van de verdachte, waaronder een aanslag op zijn woning met een handgranaat in januari 2021 en het feit dat hij, volgens aan hem door de politie verstrekte informatie, op een zogenaamde dodenlijst zou staan.
Ook is gelet op het feit dat de verdachte de afgelopen tijd een positieve ontwikkeling lijkt door te maken. Hij heeft een baan en inkomen en lijkt zich ook verantwoordelijk te voelen voor de zorg van zijn acht nog minderjarige kinderen.
Dit alles afwegend kan met een kortere gevangenisstraf worden volstaan dan door de officier van justitie is geëist. De geëiste gevangenisstraf komt in de gegeven omstandigheden te hoog voor.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, in of omstreeks de periode 1 augustus 2021 tot en met 14 september 2021,
althans op of omstreeks 14 september 2021, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Glock, model 17 Gen 4, kaliber 9MM en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 30 kogelpatronen, kaliber 9MM voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2.
hij, in of omstreeks de periode 1 augustus 2021 tot en met 14 september 2021,
althans op of omstreeks 14 september 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Glock, model 19, kaliber 9MM en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 16 kogelpatronen, kaliber 9MM voorhanden heeft gehad.
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )