ECLI:NL:RBROT:2022:11725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
C/10/649135 / KG ZA 22-1030
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van testament door notaris afgewezen; geheimhoudingsplicht weegt zwaarder

In deze zaak vorderden eisers de afgifte van het testament van erflaatster, dat op 8 juni 2017 was herroepen. De notaris weigerde dit op grond van zijn geheimhoudingsplicht. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de geheimhoudingsplicht van de notaris zwaarder weegt dan de belangen van de eisers. De eisers stelden dat erflaatster op het moment van het opstellen van het testament op 19 april 2018 wilsonbekwaam was, en dat er sprake was van financieel misbruik door haar broer. De rechtbank had eerder in een vonnis van 1 december 2021 geoordeeld dat erflaatster wilsbekwaam was. De notaris had volgens de rechtbank zijn plicht om wilsbekwaamheid te beoordelen zorgvuldig uitgevoerd. De eisers konden niet aantonen dat er uitzonderlijke omstandigheden waren die de geheimhoudingsplicht van de notaris zouden doorbreken. De vordering van de eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/649135 / KG ZA 22-1030
Vonnis in kort geding van 29 december 2022
in de zaak van

1.[eiser01] ,

wonende te [woonplaats01] ,
2.
[eiser02] ,
wonende te [woonplaats02] ,
beiden in hun hoedanigheid van bewindvoerder van:
[naam01],
wonende te [woonplaats02] ,
3.
[eiser03],
wonende te [woonplaats03] ,
4.
[eiser04],
wonende te [woonplaats04] (Griekenland),
eisers,
advocaat mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
mr. [gedaagde01]
in zijn hoedanigheid als notaris,
verbonden aan het kantoor [notariskantoor01] , gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
advocaat mr. L.H. Rammeloo te Amsterdam.
Partijen worden hierna eisers en de notaris genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 december 2022, met producties;
  • de op 15 december 2022 toegestuurde producties van mr. Rammeloo;
  • de op 19 december 2022 toegestuurde aanvullende producties van mr. Rammeloo;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 20 december 2022;
  • de pleitnota van mr. Boiten;
  • de pleitnota van mr. Rammeloo.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 31 augustus 2019 overleed [erflaatster01] (hierna: erflaatster), geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1927. Zij had geen kinderen en was op het moment van overlijden niet gehuwd en niet geregistreerd als partner.
2.2.
Erflaatster heeft in haar (laatste) testament van 19 april 2018 beschikt over haar nalatenschap en heeft in haar testament aan [naam02] (haar broer) haar woning op [adres01] in Numansdorp gelegateerd. Onder last van dit legaat, zijn in het testament door erflaatster tot haar erfgenamen benoemd:
[naam03] , haar zus, maar omdat zij inmiddels overleden is treden haar dochters [eiser03] en [eiser04] (eisers 3 en 4) in haar plaats;
[naam01] , haar broer. [eiser01] en [eiser02] (eisers 1 en 2) zijn zonen van [naam01] ;
[naam02] , haar broer.
2.3.
[naam02] is in het testament van erflaatster tot executeur van de nalatenschap benoemd en heeft deze benoeming aanvaard.
2.4.
De notaris, voor wie het testament op 19 april 2018 verleden is, schrijft in een brief aan de gemachtigde van eisers van 2 april 2020, voor zover van belang:
“Testament mevrouw [erflaatster01]
Het testament van mevrouw [erflaatster01] is door mij verleden op 19 april 2018. Uw cliënt is een van de erfgenamen volgens het testament en hij heeft aldus belang bij dat testament. Dat geeft mij aanleiding om, met inachtneming van mijn ambtsgeheim jegens mevrouw [erflaatster01] , op uw vragen te reageren.
(…)
Bij de voorbereiding van het opstellen en het verlijden van het testament van mevrouw [erflaatster01] (“mevrouw”) is het ‘Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening’ gehanteerd. Mevrouw had op dat moment een hoge leeftijd, zij woonde echter wel nog steeds zelfstandig. Ik heb diverse malen besprekingen met haar gevoerd, die steeds bij haar thuis plaatsvonden. Zij was steeds goed in staat mij te ontvangen.
Een mantelzorger heeft de eerste afspraak ten behoeve van mevrouw gemaakt. Die heb ik onmiddellijk na kennismaking uit het huis gestuurd, opdat ik mevrouw onder vier ogen kon spreken.
Ik heb mevrouw in de aanloop naar het verlijden van dit testament steeds onder vier ogen gesproken. Ik heb haar namelijk diverse malen gesproken, in ieder geval op 26 februari 2018 en 19 april 2018. Onze gesprekken waren uitgebreid: zij duurden steeds zo’n drie kwartier tot een uur. Zodoende is alle tijd genomen om haar wensen met haar te bespreken. Tijdens onze gesprekken kon zij zelf uitstekend aangeven wat zij wilde en ook waarom zij dit wilde. Zij was helder van geest en kon haar wensen duidelijk naar voren brengen.
Ter controle heb ik haar vele vragen gesteld; dit waren steeds open vragen die ik herhaaldelijk heb gesteld. In antwoord daarop kon zij steeds zelf de door haar gewenste gevolgen beschrijven en kon ze ook de reden noemen voor haar wensen. Zij had hierover geen twijfel. Zij had duidelijk het vermogen zich uit te drukken, de informatie te begrijpen, de betekenis van de informatie te beseffen en te waarderen voor de eigen situatie, logisch te redeneren en de informatie te betrekken in het overwegen van de opties.
Enige mogelijke beïnvloeding van derden is mij niet gebleken; ik heb zelf beïnvloeding voorkomen door haar steeds alléén te spreken, elke keer opnieuw.
Tijdens mijn gesprekken met haar is mij niet gebleken van enige aandoening die van invloed kunnen zijn op haar verstandelijke vermogen. Van ziekte of ziektebeeld was mij niets bekend.
Mijn indruk van haar in alle gesprekken in de aanloop naar het verlijden van het testament strookten met mijn bestaande beeld van haar, op basis van mijn eerdere en latere gesprekken met haar in andere dossiers die ik voor mevrouw [erflaatster01] heb behandeld.
Mevrouw [erflaatster01] had geen haast in de aanloop naar het verlijden van het testament en heeft de concepten en andere correspondentie van mij steeds per post rechtstreeks (dus zonder tussenkomst van derden) van mij ontvangen. Nogmaals: van beïnvloeding door wie dan ook was geen sprake, zoals ik heb geconstateerd in de gesprekken die ik heb gevoerd met mevrouw [erflaatster01] .
Op basis van mijn gesprekken met mevrouw ben ik tot het oordeel gekomen dat mevrouw wilsbekwaam was om het door haar gewenste testament te laten opstellen en verlijden. Het testament is dan ook zonder getuigen tot stand gekomen.”
2.5.
[naam04] , arts, heeft van de huisarts van erflaatster inzage gekregen in haar medisch dossier. [naam04] heeft een rapport opgesteld. In dit rapport van 24 december 2020 staat, voor zover nu van belang:
“Op uw verzoek d.d. 5 augustus 2020 heb ik bovengenoemd dossier beoordeeld over de wilsbekwaamheid van mevrouw [erflaatster01] ten tijde van het opmaken van haar testament, op 19 april 2018.
(…)
Testament en wilsbekwaamheid
Wilsbekwaamheid moet altijd worden beoordeeld in relatie tot de aard en ernst en reikwijdte van een te nemen beslissing. In dit geval over een testament.
Het is bij medisch adviseurs in dit verband gebruikelijk en het wordt zelfs noodzakelijk geacht kennis te nemen van de reikwijdte van de te nemen beslissing. In dit geval is de aard en de strekking van de genoemde akte geheel duidelijk. Mevrouw [erflaatster01] benoemde haar broer [naam05] als executeur (opvolgend haar schoonzus, zijn vrouw [naam06] ), legateerde aan hem haar woning aan de [adres01] te Numansdorp en benoemde onder de last van dit legaat verder haar zus [naam03] , broer [naam01] en broer [naam05] als erfgenamen.
(…)
Concluderend:
Over het algemeen is het medisch dossier van een overledene op zichzelf vaak ontoereikend om achteraf een antwoord te kunnen geven op de vraag of iemand ten tijde van een bepaalde beslissing in zijn leven dienaangaande wilsbekwaam was of niet. Het medische dossier van mevrouw [erflaatster01] maakt duidelijk dat er evident sinds april 2016 een stoornis van de geestelijke vermogens bestond onder invloed waarvan zij beslissingen nam en geeft wél aanwijzingen voor wilsonbekwaamheid in elk geval in 2018 en waarschijnlijk al sinds 2016, dus met name ook inzake haar testament in 2018.
Voor de goede orde zij vermeld dat de diagnose ‘dementie’ (wel of niet) op zichzelf niet betekent dat iemand (in elk opzicht) wilsonbekwaam is. Het gaat om de cognitieve functies: die zijn gedocumenteerd niet in orde en al in april 2016 was de diagnose dementie gesteld, bestonden geheugendefecten en een desoriëntatie in tijd. Mevrouw verloor het overzicht en was onterecht zorgmijdend, toenemend afhankelijk van mantelzorg. Volgens onder andere eigen opgave van broer [naam05] was mevrouw niet meer in staat haar bankzaken naar behoren te behartigen, zij kon ook niet meer pinnen. Mevrouw was verder (al langer) wantrouwend en soms onrustig, maar wél vriendelijk, lichamelijk behoorlijk vitaal en keurig verzorgd. Zij vertoonde van meet af aan façadegedrag, waardoor zij – zeker door een leek of onbekende – makkelijk kon worden overschat. Zij had geen ziekteinzicht.
Wilsbekwaamheid moet worden beoordeeld naar de aard en reikwijdte en mogelijke gevolgen van een te nemen beslissing.
Het betreffende testament kan objectief medisch gezien niet worden beschouwd als een zeer eenvoudige beslissing (zoals eventueel bijvoorbeeld louter een logische executeursbenoeming), gelet op een drietal erfgenamen onder last van een verstrekkend legaat, met enkele overige genuanceerde bepalingen.
Overigens verkeerde mevrouw evident in een kwetsbare en afhankelijke situatie, was zij in elk geval sinds april 2016 toenemend afhankelijk van mantelzorg van broer [naam05] . Hij was op de hoogte van de diagnose dementie, de betrokkenheid van zorgverleners en de zorgen over de financiën van mevrouw.
Gegeven het ziektebeeld (in de situatie van mevrouw [erflaatster01] ): dementie met façadegedrag en ontbrekend ziekteinzicht) was zij objectief medisch gezien naar mijn mening bovenmatig beïnvloedbaar.
Voor alle duidelijkheid: ter objectief medische toelichting in de gegeven situatie van mevrouw [erflaatster01] en dit testament: het is gezien het medisch dossier niet onmogelijk dat mevrouw haar wil desgevraagd uitte, maar ik acht haar ten aanzien van dit testament wilsonbekwaam op grond van haar niveau van functioneren, vanwege haar dementie en gedragskenmerken. Temeer omdat het niet een heel eenvoudig testament betreft (met verschillende genuanceerde bepalingen), zij in een kwetsbare en afhankelijke positie verkeerde en onder directe invloed stond van broer [naam05] .
Mevrouw verkeerde al langer in een kwetsbare en afhankelijke positie. Mevrouw moet in 2018 (zoals al gedocumenteerd vanaf april 2016) geheugendefecten hebben gehad en zij was wantrouwend over geldzaken. Ik acht haar naar mijn stellige overtuiging op grond van het sinds 2016 gevorderde ziektebeeld in 2018 niet in staat zelfstandig een afspraak met de notaris te maken, zij moet zijn begeleid. Zij kon de reikwijdte en mogelijke gevolgen niet overzien.
Het was voor de notaris destijds en zéker in het nazien raadzaam en heel zinnig geweest, op dit punt – mede met het oog op eventuele discussie achteraf – een objectief oordeel van een VIA-arts te vragen. De notaris en derden kúnnen op een verkeerd been zijn gezet, vanwege het façadegedrag van mevrouw en haar ontbrekende ziekteinzicht, terwijl onbekend is of [naam05] heeft aangegeven dat zijn zus aan dementie leed.”
2.6.
Bij dagvaarding van 19 februari 2021 hebben eisers (onder andere) gevorderd dat het testament van erflaatster van 19 april 2018 nietig wordt verklaard omdat zij ten tijde van het opstellen van het testament wilsonbekwaam zou zijn. Bij vonnis van 1 december 2021 van deze rechtbank zijn de vorderingen van eisers afgewezen. De rechtbank heeft daartoe, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“(…)
4.1.
Eisers willen dat het testament van [roepnaam erflaatster01] van 19 april 2018 vernietigd wordt omdat, kort gezegd, haar geestvermogens bij het opstellen van dat testament gestoord waren en haar wil daarom geacht wordt niet overeen te komen met haar verklaring.
4.2.
[roepnaam erflaatster01] heeft op zichzelf beschouwd niets opzienbarends in haar testament gezet. Zij heeft haar zus [naam03] en haar broers [naam01] en [naam02] tot erfgenaam benoemd en zij heeft [naam02] daarnaast, naast hem tot executeur te benoemen, haar huis nagelaten. [naam02] krijgt door dit testament weliswaar meer dan zijn zus [naam03] en zijn broer [naam01] , dat is waar, maar het stond [roepnaam erflaatster01] vrij om dit te bepalen. [roepnaam erflaatster01] hoeft haar broers en haar zus immers niet gelijk te behandelen. De inhoud van het testament is niet ingrijpend en niet complex. Het enkele feit dat de ene erfgenaam (veel) meer krijgt dan de andere erfgenaam, is onvoldoende om te oordelen dat een testament wel ingrijpend en complex is.
4.3.
[naam04] heeft op grond van het medisch dossier van [roepnaam erflaatster01] een oordeel gegeven over haar wilsbekwaamheid rond het opstellen van het testament op 19 april 2018. [naam04] concludeert dat [roepnaam erflaatster01] wat dit testament betreft wilsonbekwaam was bij het opstellen daarvan. [naam04] komt tot deze conclusie omdat wat hem betreft ‘het betreffende testament objectief medisch gezien niet beschouwd kan worden als een zeer eenvoudige beslissing’. De rechtbank denkt daar zoals hierover onder 4.2. overwogen dus echter anders over.
4.4.
Eisers nemen met als uitgangspunt de conclusie van [naam04] dat [roepnaam erflaatster01] wat het testament van 19 april 2018 betreft wilsonbekwaam was, stellingen in waarin alles wat [naam02] voor [roepnaam erflaatster01] heeft gedaan, (zo) negatief (mogelijk) uitgelegd wordt: [roepnaam erflaatster01] stond onder invloed van [naam02] en zij was afhankelijk van hem. Door dit te stellen suggereren eisers dat [naam02] [roepnaam erflaatster01] er welbewust toe bewogen heeft haar testament in een voor hem gunstige zin op te stellen, aan te passen, zonder dat [roepnaam erflaatster01] dat zelf eigenlijk wilde. Deze gedachte is kennelijk ingegeven door het idee van [naam01] , op de mondelinge behandeling verwoord door [voornaam eiser 01] , dat [naam02] een paar weken voor de dood van een andere zus, [naam07] , in 2010 door haar, blijkbaar onder dwang van [naam02] , tot haar enig erfgenaam is benoemd en dat deze geschiedenis zich bij het testament van [roepnaam erflaatster01] heeft herhaald. Dat [naam02] door zus [naam07] , onder dwang van [naam02] , tot erfgenaam is benoemd, blijkt echter nergens uit. Dat [naam02] wat [roepnaam erflaatster01] betreft iets onoorbaars heeft gedaan – de hele sfeer van wat eisers naar voren brengen, gaat uit van die gedachte – is dus ingegeven door een idee over het testament van [naam07] dat nergens op gebaseerd is.
4.5.
[roepnaam erflaatster01] was oud en had geen kinderen. [naam02] en zijn vrouw hebben zich over haar ontfermd en hielpen haar waar nodig, zoals familieleden nu eenmaal voor elkaar doen. Van slechte bedoelingen of handelingen van [naam02] is op geen enkele manier gebleken. [roepnaam erflaatster01] was in ieder geval bij tijden in de war de laatste jaren, zoveel is duidelijk, maar wat [naam04] ook zegt: de diagnose dementie betekent op zichzelf niet dat iemand in elk opzicht wilsonbekwaam is. Dat [roepnaam erflaatster01] wilsonbekwaam was, dat zij niet wist waarover zij het had, is ook de notaris, die een aantal keer langere tijd alleen met haar gesproken heeft, niet gebleken. En het zij herhaald: het testament van [roepnaam erflaatster01] is niet ingrijpend en niet complex.
4.6.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat [roepnaam erflaatster01] op het moment van het opstellen van haar testament op 19 april 2018 wilsbekwaam was. Voor vernietiging van dat testament is daarom geen aanleiding. (…)”
2.7.
Eisers hebben tegen het vonnis van 1 december 2021 hoger beroep ingesteld, waarin zij onder meer vorderen om het testament van erflaatster van 19 april 2018 nietig te verklaren, althans te verklaren voor recht dat het testament van erflaatster van 19 april 2018 nietig is. De mondelinge behandeling staat gepland op18 januari 2023.
2.8.
Bij e-mail van 29 november 2022 heeft de gemachtigde van eisers aan de notaris een afschrift van het voorlaatste en herroepen testament van erflaatster van 8 juni 2017 opgevraagd. Bij e-mail van 1 december 2022 heeft de gemachtigde van de notaris bericht dat de notaris niet aan het verzoek kan voldoen gelet op zijn geheimhoudingsplicht jegens erflaatster.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de notaris te veroordelen tot afgifte van (een afschrift van) het testament van erflaatster van 8 juni 2017;
de notaris te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De notaris voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van eisers in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Onderhavig kort geding gaat om de vraag of de notaris gehouden is (een afschrift van) het herroepen testament van erflaatster van 8 juni 2017 aan eisers af te geven. De notaris verweert zich tegen de vordering van eisers tot afgifte van het herroepen testament van erflaatster omdat zijn wettelijke geheimhoudingsplicht jegens erflaatster hem daartoe noopt.
4.2.
In artikel 22 van de Wet op het notarisambt is bepaald dat de notaris “ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt tot geheimhouding is verplicht.” De vraag of iets aan de notaris als zodanig is toevertrouwd, wordt in beginsel bij uitsluiting door de notaris zelf beantwoord. Wel valt volgens vaste rechtspraak informatie over de gang van zaken die heeft geleid tot het tot stand komen van een akte of de wijze waarop de notaris zich een oordeel heeft gevormd over bijvoorbeeld de wilsbekwaamheid van een cliënt, niet onder de geheimhoudingsplicht. In deze laatste categorie valt de informatie die de notaris tot dusver aan eisers heeft verstrekt.
4.3.
De grondslag voor de geheimhoudingsplicht en het daaraan gekoppelde verschoningsrecht moet worden gezocht in het algemene rechtsbeginsel dat bij een beperkte groep vertrouwenspersonen, onder wie notarissen, het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene om bijstand en advies tot hen moet kunnen wenden. Het grote belang van de geheimhoudingsplicht komt onder meer tot uitdrukking door de strafbaarstelling, in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht, van schending van een ambts- of beroepsgeheim.
4.4.
Het verschoningsrecht is niet absoluut. Er kunnen zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt – ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap de verschoningsgerechtigde als zodanig is toevertrouwd – boven het verschoningsrecht gaat. Deze inbreuk op het verschoningsrecht mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor het aan het licht brengen van de waarheid en voor een dergelijke uitzondering gelden strenge motiveringseisen. Hierbij kan onder meer een rol spelen of het gaat om een tegen de verschoningsgerechtigde bestaande verdenking; de aard en ernst van de verdenking(en); de aard en omvang van de gegevens en de vraag of de informatie niet via andere weg kan worden verkregen.
4.5.
Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat erflaatster op 19 april 2018 niet wilsbekwaam was ten aanzien van het maken van het op die dag verleden testament, waardoor dit testament, ex artikel 3:34 lid 1 BW, nietig moet worden verklaard. Voor toepassing van artikel 3:34 BW is vereist dat sprake is van een tijdelijke of blijvende geestelijke stoornis. Is die aanwezig, dan wordt de voor de rechthandeling vereiste wil geacht te ontbreken indien de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de wilsverklaring onder invloed van de stoornis is gedaan. Erflaatster was volgens eisers afhankelijk van [naam02] , verkeerde in een kwetsbare positie en kon blijkens het rapport van [naam04] de reiskwijdte en mogelijke gevolgen van de te nemen beslissing niet overzien. Bij de beoordeling van de vraag of het testament nietig moet worden verklaard moet onder meer worden bezien of de wijziging van het testament ingrijpend is ten opzichte van het vorige testament. Hoe ingrijpender de uiterste wilsbeschikking is, des te hogere eisen aan een redelijke waardering mogen worden gesteld. Om te kunnen beoordelen of het testament van erflaatster een ingrijpende wijziging betreft ten opzichte van het voorlaatste testament van 8 juni 2017, hebben eisers belang bij een afschrift van dat testament zo stellen zij. Bij dit alles is voorts van belang dat volgens eisers sprake is van een vermoeden van (financieel) misbruik van erflaatster door haar broer [naam02] .
4.6.
Op de notaris rust de zware plicht om mogelijk misbruik van kwetsbare personen te signaleren. Hij moet zijn ministerie weigeren als hij de indruk heeft dat de cliënt niet in staat is zijn wil te bepalen. Als de notaris die plicht niet secuur vervult, dreigt het risico dat met een testament iets heel anders wordt bereikt dan wat de cliënt altijd voor ogen had.
De notaris heeft verklaard het ‘Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid’ bij de wijze waarop hij heeft gehandeld te hebben betrokken. Hij heeft erflaatster meerdere keren onder vier ogen gesproken. De notaris stelt dat erflaatster daarbij goed kon aangeven wat en waarom zij het wilde, helder van geest was en haar wensen duidelijk naar voren kon brengen. Voor de notaris was er om die reden geen reden om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflaatster. Ook de rechtbank heeft in haar vonnis van 1 december 2021 geoordeeld dat erflaatster op het moment van het opstellen van het testament op 19 april 2018 wilsbekwaam was.
Dat de notaris verwijtbaar en ondeskundig heeft gehandeld of tekort is geschoten bij de uitvoering van de hem opgedragen taak is voor de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden.
4.7
Dat de belangen van eisers bij afgifte van het herroepen testament zoveel zwaarder wegen dan de wettelijke geheimhoudingsplicht van de notaris is evenmin aannemelijk geworden. Weliswaar hebben eisers allerlei feiten naar voren gebracht op grond waarvan zij stellen dat sprake is van financieel misbruik van erflaatster door [naam02] , doch laatstgenoemde heeft hierover blijkens de overgelegde memorie van grieven verklaard. Toegeven kan worden dat die verklaring vragen oproept, doch de voorzieningenrechter acht het door eiseres gerelateerde feitencomplex niet van zodanig gewicht dat mede op grond daarvan de conclusie gerechtvaardigd zou zijn dat sprake is van dermate uitzonderlijke omstandigheden, die maken dat de geheimhoudingsplicht van de notaris jegens erflaatster zou moeten worden doorbroken.
4.8.
De conclusie moet zijn dat de vordering wordt afgewezen.
4.9.
Eisers worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van de notaris worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.330,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van de notaris tot op heden begroot op € 1.330,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2022.
2180/676