ECLI:NL:RBROT:2022:11684
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van ter beschikking gestelde
Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van een ter beschikking gestelde, die sinds 2001 onder dwangverpleging staat na een veroordeling voor ernstige delicten, waaronder verkrachting en bedreiging. De rechtbank ontving op 21 juni 2022 een vordering van het openbaar ministerie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. Tijdens de zitting op 4 augustus 2022 werd de terbeschikkingstelling verlengd met één jaar, maar de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging werd aangehouden. Op 1 november 2022 was het reclasseringsrapport nog niet gereed, waardoor de behandeling werd uitgesteld tot 20 december 2022.
Tijdens de zitting op 20 december 2022 zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder een psycholoog, een psychiater en een reclasseringswerker. De deskundigen gaven aan dat het op dat moment te vroeg was voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, gezien de eerdere regelovertredingen door de ter beschikking gestelde en het gebrek aan stabiliteit in zijn situatie. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende mogelijkheden waren voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, mede gezien het recidiverisico en de samenwerking met de reclassering.
De rechtbank wees het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging af en beval de officier van justitie om de reclassering opdracht te geven een rapport op te stellen voor de volgende verlengingszitting, waarin de mogelijkheden voor verdere resocialisatie worden beschreven. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.