ECLI:NL:RBROT:2022:11684

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
10/051298-99
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van ter beschikking gestelde

Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van een ter beschikking gestelde, die sinds 2001 onder dwangverpleging staat na een veroordeling voor ernstige delicten, waaronder verkrachting en bedreiging. De rechtbank ontving op 21 juni 2022 een vordering van het openbaar ministerie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. Tijdens de zitting op 4 augustus 2022 werd de terbeschikkingstelling verlengd met één jaar, maar de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging werd aangehouden. Op 1 november 2022 was het reclasseringsrapport nog niet gereed, waardoor de behandeling werd uitgesteld tot 20 december 2022.

Tijdens de zitting op 20 december 2022 zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder een psycholoog, een psychiater en een reclasseringswerker. De deskundigen gaven aan dat het op dat moment te vroeg was voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, gezien de eerdere regelovertredingen door de ter beschikking gestelde en het gebrek aan stabiliteit in zijn situatie. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende mogelijkheden waren voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, mede gezien het recidiverisico en de samenwerking met de reclassering.

De rechtbank wees het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging af en beval de officier van justitie om de reclassering opdracht te geven een rapport op te stellen voor de volgende verlengingszitting, waarin de mogelijkheden voor verdere resocialisatie worden beschreven. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/051298-99
Datum uitspraak: 20 december 2022
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van:
[naam01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1969,
formeel verblijvende in [detentieadres01] te [plaats01] (hierna ook: de instelling),
feitelijk verblijvende op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg, advocaat te Westzaan.

1..Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank 22 maart 2001 is de terbeschikkingstelling van [naam01] gelast en is zijn verpleging van overheidswege (dwangverpleging) bevolen.
De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van verkrachting, meermalen gepleegd, wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging met zware mishandeling. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 31 juli 2001.
Bij beslissing van deze rechtbank van 1 september 2020 is de terbeschikkingstelling
laatstelijk verlengd met twee jaar. Bij beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 februari 2021 is deze beslissing bevestigd.

2..Procesverloop

De rechtbank heeft op 21 juni 2022 van het openbaar ministerie een vordering ontvangen om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. De vereiste stukken zijn bij die vordering gevoegd dan wel later toegezonden.
De vordering is op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2022 behandeld.
Bij beslissing van deze rechtbank van dezelfde datum is – zo begrijpt de rechtbank – de terbeschikkingstelling (met dwangverpleging) verlengd met één jaar en is de beslissing over de verzochte voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aangehouden.
Voor de terechtzitting van 1 november 2022 was het aangevraagde reclasseringsrapport nog niet gereed, waarna de behandeling van de vordering is aangehouden tot 20 december 2022.
Op deze zitting zijn gehoord, de officier van justitie mr. M. Boekhoud, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw.
Tevens zijn gehoord de navolgende deskundigen:
Drs. [naam02] , werkzaam bij de inrichting als GZ-psycholoog en hoofd behandeling van de ter beschikking gestelde;
Drs. [psychiater01] , psychiater;
[naam03] , reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland.

3..Adviezen

De rechtbank verwijst voor de standpunten van de deskundigen naar haar uitspraak van 4 augustus 2022. Daarin heeft de rechtbank ten aanzien van de verpleging van overheidswege overwogen dat de externe gedragsdeskundigen een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging adviseren. De weg zoals door de inrichting wordt voorgesteld zou naar het oordeel van de externe gedragsdeskundigen zeer waarschijnlijk leiden tot overvraging van de ter beschikking gestelde en daarmee tot een impasse in de behandeling. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, achtte de rechtbank het voor de vorming van haar eindoordeel noodzakelijk om zich door de reclassering te laten voorlichten over de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, c.q. de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou kunnen plaatsvinden.
Advies reclasseringDe reclassering adviseert in haar rapport van 15 december 2022 dat het op dit moment te vroeg is om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. Er hebben zich tijdens het verloop van de maatregel – ook recent - veelvuldig regelovertredingen voorgedaan, waaruit geconcludeerd kan worden dat de ter beschikking gestelde moeite heeft om zich aan afspraken te conformeren. De reclassering stelt dat er eerst meer stabiliteit moet worden bereikt.
De reclassering is van mening dat binnen één à twee jaar voldoende aanknopingspunten voor een nieuw onderzoek naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging kunnen zijn.
Op de terechtzitting gegeven adviezen
Drs. [naam02]heeft aangevoerd dat de ter beschikking gestelde nu semi-onbegeleid netwerkverlof heeft en dat in januari 2023 wordt bekeken of uitbreiding kan worden aangevraagd. Ook staat hij – als eerste – op de wachtlijst voor een interne flatwoning bij De Damsluis, waarvan de verwachting is dat hij daar eind februari/begin maart naar toe kan verhuizen. Vervolgens kan hij officieel bij het transmurale team worden aangemeld. De stap daarna is doorplaatsing naar De Sluis; dat is een transmurale woning. De deskundige denkt dat de ter beschikking gestelde daar over een jaar terecht kan maar weet niet of hij daar volgend jaar september al zal zijn.
Drs. [psychiater01], heeft aangevoerd dat zij het reclasseringsrapport heeft doorgenomen en daarin bijna hetzelfde leest als vier jaar geleden door de reclassering is gerapporteerd.
De ter beschikking gestelde loopt keer op keer vast en dat baart haar zorgen. De psychiater schat het recidiverisico veel specifieker in – en die zich richt op een beperkte kring van betrokkenen - dan de kliniek en dat biedt haars inziens de mogelijkheid om nu een grotere stap te maken. Cruciaal is hoe het gaat in de relatie van betrokkene met diens huidige partner en wat er gebeurt als die relatie onder druk zal komen te staan . De vraag voor haar is of daar een intramuraal traject nog voor nodig is. Het is wel duidelijk dat het resocialiseren een lang traject is, maar zo dicht bij een succesvolle resocialisatie is de ter beschikking gestelde nog niet geweest.
Mevrouw [naam03]heeft het reclasseringsrapport toegelicht en aangevoerd dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging over een jaar aan de orde zou kunnen zijn, maar voorwaarden daarvoor zijn realisatie van uitbreiding van het verlof, transmuraal wonen en vooral openheid in en over zijn partner met betrekking tot de indexdelicten.

4..Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot voortzetting van de dwangverpleging.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Zij verzoekt de rechtbank in de beslissing op te nemen dat de reclassering voor de volgende verlengingszitting weer zal rapporteren.

5..Beoordeling

De ter beschikking gestelde zit al lang in de TBS en de raadsvrouw heeft aangevoerd dat hij sinds 2018 in zijn resocialisatie geen stap verder komt.
Uit de rapportages volgt dat de ter beschikking gestelde zich beperkt herkent in de beschreven kernproblematiek en dat hij, ondanks zijn langdurige behandeling, gedurende deze behandeling een opvallend gebrek aan probleembesef en ziekte-inzicht toont; de hardnekkige kernproblematiek maakt dat hij nauwelijks in staat zal zijn om het TBS-traject en de resocialisatie op de gangbare manier te voltooien. Dit wordt door de deskundigen eveneens onderkend.
De kliniek en de deskundigen zijn voortdurend aan het zoeken langs welke lijn de ter beschikking gestelde in de maatschappij kan terugkeren.
Een belangrijke stap daarin is zijn overplaatsing naar de transmurale woonvoorziening De Sluis. Hij kan daar echter niet geplaatst worden als de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging wordt uitgesproken.
Ook volgens de reclassering is voorwaardelijke beëindiging vooralsnog niet aan de orde gezien het risicomanagement dat past bij een stapsgewijze resocialisatie van de ter beschikking gestelde, zijn problematiek en het daaruit voortvloeiende recidiverisico in aanmerking genomen.
In lijn met de recente adviezen van de kliniek en de reclassering ziet de rechtbank op dit moment geen mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Alle betrokkenen onderschrijven de vaststelling dat er sprake is van recidiverisico. De omvang ervan naar derden wordt bediscussieerd. De rechtbank is van oordeel dat ook in geval het recidiverisico slechts geldt voor een enkeling – in casu mogelijk de partner ingeval van samenleving – dit gezien de eerdere gepleegde delicten voldoende redenen geeft om de dwangverpleging voort te zetten.
De samenwerking tussen de terbeschikkinggestelde en de reclassering is voorts nog onvoldoende en die samenwerking is noodzakelijk om te kunnen beoordelen in hoeverre het recidiverisico tot aanvaardbare proporties teruggebracht kan worden. Om deze redenen wordt het verzoek van de ter beschikking gestelde tot een voorwaardelijke beëindiging afgewezen.
De rechtbank acht het wenselijk – nu dit door de reclassering ook wordt onderschreven - dat voor de volgende verlengingsprocedure door de reclassering een rapport wordt opgesteld met daarin een beschrijving van de laatste ontwikkelingen en mogelijkheden voor verdere resocialisatie.

6..Beslissing

De rechtbank:
wijst afhet verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
beveeltde officier van justitie om de reclassering voor de volgende verlengingszitting opdracht te geven een maatregelenrapport op te stellen over de over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijke verkeer zou kunnen plaatsvinden.
Deze beslissing is genomen door
mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing en die van 4 augustus 2022 kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.