ECLI:NL:RBROT:2022:11680

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
10/031582.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag, zware mishandeling en vernieling met niet-ontvankelijkheid vorderingen tot tenuitvoerlegging en herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988 en ten tijde van de zitting gedetineerd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag en zware mishandeling, evenals van vernieling. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de feiten 1 en 3, en bewezenverklaring voor feit 2, met een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte had verklaard dat het letsel van het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer01], mogelijk door haar eigen toedoen was ontstaan, wat door de rechtbank niet kon worden uitgesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel van mevrouw [slachtoffer01] niet van zodanige aard was dat het alleen door de verdachte kon zijn veroorzaakt. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van feit 2.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze al was geëxecuteerd. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, aangezien deze al door de rechtbank Limburg was behandeld en toegewezen. De rechtbank heeft in haar beslissing de vrijspraak van de verdachte en de niet-ontvankelijkheid van de vorderingen van de officier van justitie duidelijk uiteengezet, waarbij de rechtbank de belangen van de verdachte en de rechtszekerheid in acht heeft genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/031582.22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/095218-19
VI-nummer: 99/001059-44
Datum uitspraak: 29 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting
uit anderen hoofde gedetineerd in de [naam PI01] , HvB,
raadsman mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
  • de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/095218-19;
  • gedeeltelijke herroeping (ter grootte van 170 dagen) van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99/001059-44 .

4..Vrijspraak

Feit 1 en feit 3: vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 2: vrijspraak
Standpunt officier van justitie
Het onder 2 primair ten laste gelegde, te weten zware mishandeling van mevrouw [slachtoffer01] door haar in het gezicht te stompen, kan wettig en overtuigend worden bewezen. Het door de verdediging en mevrouw [slachtoffer01] geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat het letsel van mevrouw [slachtoffer01] door haar eigen toedoen is ontstaan, is onaannemelijk.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat de verdachte en mevrouw [slachtoffer01] enige tijd hebben doorgebracht in een hotelkamer. De buren hebben gebonk en geschreeuw gehoord, waarna de verdachte en niet veel later mevrouw [slachtoffer01] de kamer hebben verlaten. Mevrouw [slachtoffer01] is vervolgens met verwondingen in een naastgelegen café aangetroffen.
Door de verdediging is een alternatief scenario geschetst. De verdachte heeft namelijk verklaard dat mevrouw [slachtoffer01] onder invloed van alcohol was. Mevrouw [slachtoffer01] is op enig moment boos geworden en zij is met spullen gaan gooien. Mevrouw [slachtoffer01] is op den duur tegen de wastafel aangevallen en ook is zij op de grond gevallen terwijl er glasscherven op de grond lagen waardoor zij gewond is geraakt. De verklaring van de verdachte komt in hoofdlijnen overeen met hetgeen door mevrouw [slachtoffer01] (onder ede) is verklaard als getuige bij de rechter-commissaris en nogmaals ter terechtzitting.
De rechtbank heeft hierboven vastgesteld dat mevrouw [slachtoffer01] letsel had. De rechtbank kan echter niet vaststellen of het letsel bij mevrouw [slachtoffer01] is ontstaan door toedracht van de verdachte en, als dat al zo was, op welke wijze dan. Het door de verdediging gepresenteerde alternatieve scenario is niet op voorhand onaannemelijk en kan ook niet door de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden worden uitgesloten. De rechtbank is tenslotte van oordeel dat het letsel van mevrouw [slachtoffer01] niet van zodanige aard is dat het niet anders kan dan dat deze door toedoen van de verdachte is veroorzaakt.
Gelet op dit alles is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat het letsel van mevrouw [slachtoffer01] is ontstaan door toedoen van de verdachte.
Conclusie
Het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Vordering tenuitvoerlegging

Omdat het bij vonnis van 23 oktober 2019 opgelegde voorwaardelijk strafdeel reeds bij vonnis van 23 september 2020 ten uitvoer is gelegd en dit vonnis inmiddels ook al is geëxecuteerd, zal de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 10/095218-19 niet-ontvankelijk worden verklaard.

6..Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

De vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling met nummer 99/001059-44 is niet alleen bij de rechtbank Rotterdam aangebracht, maar ook bij de rechtbank Limburg. De rechtbank Limburg heeft de vordering op 16 december 2022 behandeld en heeft de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, zodat de resterende 170 dagen van de voorwaardelijke invrijheidsstelling zullen worden geëxecuteerd. De officier van justitie zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling.

7..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 23 oktober 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Daum, voorzitter, en
mrs. E.M. Rocha en mr. E.C. HartingS.M. Den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 december 2022.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
feit 1
hij op of omstreeks 6 februari 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken/gesneden in de arm en het bovenbeen, althans het lichaam, van die [slachtoffer01] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
hij op of omstreeks 6 februari 2022 te Rotterdam aan [slachtoffer01] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en diepe snijwonden in bovenbeen en arm, heeft toegebracht door
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken/snijden in de arm en het bovenbeen, althans het lichaam, van die [slachtoffer01] en/of
  • te slaan en/of te stompen in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer01] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 6 februari 2022 te Rotterdam [slachtoffer01] , zijnde zijn levensgezel heeft mishandeld door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken/snijden in de
arm en het bovenbeen, althans het lichaam, van die [slachtoffer01] en/of
- te slaan en/of te stompen in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer01] ,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en/of diepe snijwonden in arm en bovenbeen ten gevolge heeft gehad;
feit 3
hij op of omstreeks 6 februari 2022 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk de inventaris (glaswerk, serviesgoed, vloerbedekking, muren, beddengoed, gordijnen, meubilair) van hotelkamer/studio 1, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam hotel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.