ECLI:NL:RBROT:2022:11677

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
10/086567-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling in een VI-zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 december 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was eerder op 11 maart 2021 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Op 9 december 2021 werd hij voorwaardelijk in vrijheid gesteld, met een proeftijd van 365 dagen en verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan behandelingen.

De officier van justitie heeft op 11 november 2022 een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd met 180 dagen, gebaseerd op het advies van de reclassering. Dit advies stelde dat de veroordeelde nog niet over stabiele huisvesting beschikte en dat zijn financiën niet op orde waren. De reclassering benadrukte dat verdere begeleiding noodzakelijk was om het recidiverisico te beperken en de kans op succesvolle resocialisatie te vergroten.

Tijdens de zitting op 23 november 2022 is de vordering besproken. De officier van justitie wijzigde haar vordering naar een verlenging van de proeftijd met één jaar, maar de veroordeelde en zijn raadsvrouw verzetten zich hiertegen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de proeftijd met 180 dagen te verlengen, omdat dit noodzakelijk werd geacht voor de begeleiding van de veroordeelde bij het vinden van huisvesting en het op orde brengen van zijn financiën. De rechtbank vond de verlenging proportioneel en noodzakelijk, mede gezien de motivatie van de veroordeelde om mee te werken aan zijn behandeling en de begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
VI-zaaknummer: 99/000686-57
Parketnummer: 10/086567-19
Datum uitspraak: 7 december 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde
[veroordeelde01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] (postadres),
raadsvrouw mr S. Bosmans, advocaat te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Voorgaande veroordeling
Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 maart 2021 is de veroordeelde een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest.
1.2.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 9 december 2021 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Hieraan zijn voor zover hier van belang de volgende bijzondere voorwaarden verbonden:
  • de veroordeelde dient zich binnen 3 werkdagen na invrijheidstelling te melden bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam; hij dient zich te melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht; deze meldplicht heeft tot doel de veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden, en om hem te kunnen begeleiden bij het vinden en behouden van huisvesting, werk en inkomen;
  • de veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te laten diagnosticeren en indien de reclassering dit noodzakelijk acht, onder behandeling te stellen van De Waag of een andere zorgverlener te bepalen door de reclassering, op tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven; hij dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar worden gegeven;
  • de veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • de veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan de begeleiding door Humanitas, Exodus en/of een soortgelijke zorginstantie, die door de reclassering geïndiceerd wordt geacht;
  • de veroordeelde dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de overige bijzondere voorwaarden;
  • de veroordeelde dient openheid van zaken te tonen ten aanzien van zijn financiële situatie; hij dient mee te werken aan het aflossen van schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
De proeftijd vanaf de hierboven genoemde dag van voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 365 dagen.
1.3.
Vordering
Op 11 november 2022 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de opgelegde gevangenisstraf met 180 dagen.
1.4.
Verlengingsadvies reclassering
Bij de vordering is overgelegd het rapport van 13 oktober 2022 van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering). De reclassering adviseert in dit rapport om de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met zes maanden (180 dagen) te verlengen. De reden daarvoor is dat er nog gewerkt moet worden aan concrete interventies voor gedragsverandering om het recidiverisico, dat nu als gemiddeld wordt ingeschat, te beperken en de kans op een succesvolle resocialisatie te verhogen. De veroordeelde heeft nog geen stabiele huisvesting en zijn financiën zijn nog niet op orde. Ook heeft hij nog niet voldaan aan zijn behandelverplichting voor het verwerken van traumatische ervaringen uit het verleden. Dit laatste is essentieel om effectief te werken aan het verminderen van recidive.
Wanneer de veroordeelde akkoord gaat met een budgetbeheer- of bewindvoeringstraject, zal de Stichting Exodus, die de veroordeelde begeleidt op het gebied van praktische zaken, een aanvraag bij de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) indienen zodat hij in aanmerking komt voor urgentie bij het huren van een sociale huurwoning. Daarnaast wordt hij via zijn huisarts doorverwezen naar een behandelaar met dezelfde etnische achtergrond als hij. De veroordeelde stond niet open voor het volgen van een behandeling in een forensisch kader en gaf aan dat hij behoefte heeft aan een behandelaar die hem kan begrijpen. Voor deze mogelijkheid is gekozen omdat hiermee de kans van slagen van de behandeling wordt vergroot, onder de voorwaarde dat de veroordeelde toestemming geeft aan de reclassering om contact met de behandelaar te onderhouden aangaande de voortgang van de behandeling, hetgeen hij heeft gedaan.
1.5.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2022.
De officier van justitie mr. D.J.P. Laman en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, zijn gehoord. Voorts is als deskundige gehoord [naam01] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
De deskundige heeft toegelicht dat de veroordeelde gaat beginnen aan een WMO-traject bij de gemeente Rotterdam voor budgetbeheer en dat de verwachting is dat dat de kans op het vinden van een sociale huurwoning wel zal vergroten, maar dat er geen zekerheid is of dit binnen zes maanden zal lukken. Zo nodig kan de reclassering echter regelen dat dit traject bij de gemeente ook na deze periode wordt voortgezet.
Met betrekking tot de behandeling van de veroordeelde heeft zij verklaard dat de reclassering dit nodig acht voor de verwerking van trauma’s uit het verleden en om te bewerkstellingen dat hij minder impulsief reageert en verstandig keuzes kan maken. De veroordeelde is inmiddels via zijn huisarts doorverwezen naar een psychiater in Rotterdam, die zal zoeken naar een behandelaar met dezelfde etnische achtergrond als hij. Het is nog onduidelijk wanneer een geschikte behandelaar wordt gevonden en wanneer de behandeling zal kunnen worden afgerond. De reclassering bewaakt de voortgang van deze behandeling. De begeleiding door de Stichting Exodus kan in een vrijwillig kader worden voortgezet als het forensisch kader na zes maanden stopt, zodat ook de behandeling kan worden voortgezet. De veroordeelde staat hier ook open voor.
De officier van justitie heeft – gelet op hetgeen de deskundige heeft verklaard – ter zitting haar vordering gewijzigd in die zin dat een verlenging van de proeftijd met één jaar wordt gevorderd. Die verlenging is nodig omdat naar verwachting een half jaar te kort is om de behandeling af te ronden en een stabiele woonsituatie te realiseren.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de veroordeelde inziet dat de proeftijd nog moet worden verlengd en zich niet verzet tegen de oorspronkelijke vordering tot verlenging van de proeftijd met zes maanden. Hij is daarvoor gemotiveerd. Hij verzet zich wel tegen een verlenging met één jaar. Hij vindt dit te lang omdat met name de meldplichtafspraken te belastend zijn voor zijn werk en dit is gelet op hetgeen de deskundige heeft verklaard ook niet noodzakelijk. De deskundige ziet immers mogelijkheden om de behandeling en begeleiding na zes maanden voort te zetten in een vrijwillig kader. De veroordeelde is ook gemotiveerd om daaraan mee te werken.

2..Beoordeling

De rechtbank is op grond van het advies van de reclassering en de daarop ter zitting gegeven toelichting van oordeel dat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling dient te worden verlengd met 180 dagen. Dit is noodzakelijk om de veroordeelde verder te kunnen begeleiden bij het vinden van stabiele huisvesting en het op orde brengen van zijn financiën en om de ambulante behandeling te laten plaatsvinden.
De rechtbank acht – mede gelet op de belangen van de veroordeelde, het belang van de veiligheid van de samenleving en gelet op de duur van de opgelegde straf – een verlenging van de proeftijd met deze periode noodzakelijk en proportioneel. De rechtbank ziet geen reden voor verlenging met één jaar, zoals ter zitting door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de veroordeelde nu gemotiveerd is om mee te werken aan de behandeling en zich in te zetten voor het op orde krijgen van zijn financiën en het vinden van een woning. De rechtbank vindt het belangrijk dat de veroordeelde gemotiveerd blijft om de aan hem gestelde doelen te behalen. Daarvoor is het van belang dat hem een perspectief wordt geboden.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de reclassering mogelijkheden ziet om de behandeling en het traject voor budgetbeheer bij de gemeente na deze periode verder te laten plaatsvinden in een vrijwillig kader, onder begeleiding van de Stichting Exodus.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de behandeling mogelijk ook langer dan één jaar in beslag zal nemen, zodat ook bij verlenging met één jaar de mogelijkheden voor voortzetting in een vrijwillig kader zullen moeten worden onderzocht.
Gelet op hoe de veroordeelde er nu in staat, verwacht de rechtbank dat hij gemotiveerd zal blijven om zo nodig hiermee door te gaan in een vrijwillig kader na het verstrijken van de proeftijd. Dat dit hem mogelijk ook zal helpen in het mediationtraject met zijn ex-partner voor een goede omgangsregeling met zijn dochter, zal daarbij naar verwachting een extra motivatie voor hem zijn.

3..Beslissing

De rechtbank
- wijst de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toe;
- verlengt de proeftijd met
180 (honderdtachtig) dagen;
- wijst de vordering voor het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is genomen door
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.