Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 6 juli 2021, met producties 1 t/m 14;
- de conclusie van antwoord, met producties A t/m K;
- de brief van [naam eiseres] van 1 november 2021, met producties 15 t/m 25;
- de spreekaantekeningen van mr. Biemond van 29 november 2021;
- de spreekaantekeningen van mr. Rijpkema van 29 november 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 november 202;
- de brief van mr. Rijpkema van 9 december 2021 en de e-mail van mr. Biemond van 17 december 2021 in reactie op het proces-verbaal.
2..De feiten
- de kale huurprijs werd wegens de niet-functionerende kookplaat tijdelijk verlaagd, ingaande 1 februari 2012, tot € 190,69;
- de kale huurprijs werd verlaagd tot € 418,00 per maand, ingaande 1 april 2012, en dit bedrag kon in rekening worden gebracht vanaf de eerste van de maand na het verhelpen van de defecte kookplaat;
3..Het geschil
-een uitvoerbaar bij voorraad gevorderde- veroordeling van [naam eiseres] in de proceskosten, daaronder mede begrepen de nakosten, alsmede de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na het wijzen van de uitspraak.
4..De beoordeling
wat zijn de stellingen van [naam eiseres] ?
doordathet hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter niet is doorgegaan? En zou zij in dat hoger beroep deels of volledig door het hof in het gelijk zijn gesteld? Of zou het vonnis van de kantonrechter inhoudende de veroordeling van [naam eiseres] om de achterstallige huur te betalen en inhoudende ontbinding van de huurovereenkomst in stand zijn gebleven? Het is aan de rechtbank om in deze procedure een inschatting te maken van de kansen -hoe er in de beroepsprocedure zou zijn beslist als het griffierecht wèl op tijd zou zijn betaald.
inhoudvan de telefoongesprekken.
Kamerstukken II1997/98, 26089, 3, p. 47).
moestzijn, acht de rechtbank niet van doorslaggevend belang. [naam eiseres] klaagde hierover namelijk wel in de aanhangige procedures.
€ 227,31 per maand.
€ 1.250,00.
€ 4.170,00 ( € 2.920,00 + € 1.250,00) zou naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn om in de beroepsprocedure de beslissing van de kantonrechter omtrent de ontbinding van de huurovereenkomst in stand te laten. Daarbij zou het hof waarschijnlijk ook hebben laten meewegen dat [naam eiseres] ook na 12 april 2013 -de datum van het vonnis van de kantonrechter- geen huur meer betaald heeft, waardoor de huurachterstand verder was opgelopen.