ECLI:NL:RBROT:2022:11656

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
FT EA 22/949 en FT EA 22/950
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek dwangakkoord en saneringskrediet in faillissementsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft op 31 oktober 2022 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, om één schuldeiser, de heer [naam01], te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat verzoekster een percentage van haar schulden aan de schuldeisers zal betalen, gebaseerd op haar financiële situatie en de NVVK-norm. Tijdens de zitting op 22 december 2022 is de weigerende schuldeiser niet verschenen, terwijl de overige schuldeisers wel instemden met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de heer [naam01] een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast uitmaakt, maar dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die al sinds 2010 een Participatiewet-uitkering ontvangt en arbeidsongeschikt is verklaard, zwaarder laten wegen dan die van de heer [naam01]. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden en dat de schuldeisers met deze regeling beter af zijn dan bij een eventuele schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft daarom het verzoek om de heer [naam01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] en [nummer02]
uitspraakdatum: 29 december 2022
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 31 oktober 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- De heer [naam01] , vordering in behandeling bij Incasso Center (hierna: [naam01] );
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 22 december 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [naam02] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zes schuldeisers, waarvan één schuldeiser met twee preferente en één concurrente vordering en vijf schuldeisers met vijf concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 13.664,19 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 19 juli 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 21,8% aan de preferente schuldeisers en 10,9% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft een medische keuring overgelegd, waaruit volgt dat zij in ieder geval tot 22 september 2023 arbeidsongeschikt is verklaard. Daarnaast heeft verzoekster een verklaring van haar werkcoach overgelegd van 18 oktober 2022 waarin staat dat hij niet inschat dat zij op korte termijn naar werk kan worden begeleid. Verzoekster heeft immers fysieke, mentale en energetische klachten en belemmeringen. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij nog onder behandeling is en regelmatig naar de huisarts en het ziekenhuis gaat. Daarnaast heeft verzoekster geen startkwalificatie en ontvangt zij al sinds 2010 een Participatiewet-uitkering.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Vijf schuldeisers, met zeven vorderingen, stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [naam01] stemt hier niet mee in. Hij heeft een vordering van € 5.882,75 op verzoekster, welke 43,04% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [naam01] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunten ter zitting toe te lichten, noch heeft hij in de eerdere contacten met schuldhulpverlening gereageerd op het aangeboden akkoord.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [naam01] bij zijn weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [naam01] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [naam01] een fors aandeel vormt in de totale schuldenlast van 43,04%. De rechtbank neemt echter mee dat deze vordering lang geleden is ontstaan, namelijk in 2008.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk vijf van de zes schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster heeft een medische keuring overgelegd waaruit volgt dat zij tot 22 september 2023 arbeidsongeschikt is verklaard. Verzoekster heeft meerdere klachten waarvoor zij behandelingen volgt. Daarnaast is sprake van een grote afstand tot de arbeidsmarkt, verzoekster ontvangt sinds 2010 een Participatiewet-uitkering en heeft zij geen startkwalificatie. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [naam01] , die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [naam01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[naam01] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [naam01] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [naam01] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 december 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.