ECLI:NL:RBROT:2022:11640

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
FT EA 22/966 en FT EA 22/967
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek dwangakkoord en saneringskrediet in faillissementsprocedure

Op 16 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij verzoeker, die in financiële problemen verkeert, een verzoek heeft ingediend om een dwangakkoord te verkrijgen met zijn schuldeisers. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zeven concurrente schuldeisers, waarbij zes van hen instemden met de regeling. Echter, Trotz Vastgoed Beheer, de enige schuldeiser die niet instemde, heeft een vordering van € 2.777,83, wat 17,2% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling, die is gebaseerd op de NVVK-norm en rekening houdt met de afloscapaciteit van verzoeker, goed gedocumenteerd en toetsbaar is. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd, wat zijn financiële stabiliteit ondersteunt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van Trotz Vastgoed Beheer. Daarom is het verzoek om Trotz Vastgoed Beheer te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. De rechtbank heeft ook bepaald dat Trotz Vastgoed Beheer de kosten van de procedure moet vergoeden, maar deze zijn begroot op nihil omdat er geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] en [nummer02]
uitspraakdatum: 16 december 2022
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 4 november 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Trotz Vastgoed Beheer;
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 16 december 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeven concurrente schuldeisers met acht vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 16.122,12 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 26 juli 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 49,25% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van het indienen van het WSNP-verzoek, te weten 25 oktober 2022, was het aanbod reeds gestegen naar 53,96%.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Verzoeker heeft daarnaast ter zitting verklaard dat hij zich wil aanmelden voor beschermingsbewind. Verzoeker heeft daartoe gebruik gemaakt van de versnelde procedure voor aanvragen beschermingsbewind. De rechtbank is op 13 december 2022 bericht dat verzoeker zich gemeld heeft bij De Maas Dienstverlening. Zodra de intake is gedaan, zal De Maas Dienstverlening het verzoekschrift beschermingsbewind indienen en op dit verzoek zal zo snel mogelijk worden beslist. Ten aanzien van de CJIB-schulden heeft verzoeker verklaard dat deze zijn ontstaan doordat een motor op zijn naam staat welke al geruime tijd niet meer in zijn bezit is. Hij heeft hiervoor contact opgenomen met Sociale Raadslieden, zij zullen hem bijstaan en ervoor zorgen dat het kenteken van de verdwenen motor wordt afgemeld.
Zes schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Trotz Vastgoed Beheer stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.777,83 op verzoeker, welke 17,2% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Trotz Vastgoed Beheer te kennen gegeven akkoord te willen gaan met een betalingsregeling, maar niet tegen finale kwijting.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Trotz Vastgoed Beheer geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Trotz Vastgoed Beheer bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Trotz Vastgoed Beheer in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Trotz Vastgoed Beheer een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 17,2%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zes van de zeven schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Verzoeker is hier reeds tien jaar werkzaam en hij heeft ter zitting verklaard dat hij de kans nihil acht dat hij zijn baan zal verliezen. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Daarnaast is gebleken dat verzoeker contact heeft opgenomen met De Maas Dienstverlening. De rechtbank gaat er vanuit dat het beschermingsbewind op korte termijn zal worden uitgesproken.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. De schuldeisers lopen wel eventuele loonsverhogingen mis, maar de rechtbank verwacht niet dat eventuele loonsverhogingen zullen opwegen tegen het salaris van de bewindvoerder. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Trotz Vastgoed Beheer, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Trotz Vastgoed Beheer te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Trotz Vastgoed Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Trotz Vastgoed Beheer om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Trotz Vastgoed Beheer in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.