ECLI:NL:RBROT:2022:11631

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
10/247988-22 vordering TUL VV: 10/121189-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapen- en munitiebezit met voorwaardelijke gevangenisstraf en verlenging proeftijd

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd voor het bezit van een geladen pistool en bijbehorende munitie. De verdachte, geboren op [geboortedatum01] en ingeschreven op het adres [adres01], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. M.A.A. Smetsers, eiste een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en verlenging van de proeftijd van een eerder opgelegde straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen in de openbare ruimte een ernstig feit is, maar hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn motivatie voor gedragsverandering. Daarom werd een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Tevens werd de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met één jaar verlengd. De rechtbank heeft in haar beslissing de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van gedragsverandering in overweging genomen. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar wel voor een geweldsmisdrijf. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte in behandeling is bij een zorginstelling en dat er positieve veranderingen merkbaar zijn in zijn houding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en heeft de proeftijd van de eerder opgelegde straf verlengd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/247988-22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/121189-21
Datum uitspraak: 23 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in P.I. [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. Y.M. Schrevelius, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest;
  • verlenging van de proeftijd met één jaar van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/121189-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 28 september 2022 tot en met 29 september 2022 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk IMI, type Jericho 941FS, kaliber 9mm
en voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van die wet, te weten 7 kogelpatronen, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bezit van een vuurwapen met bijbehorende munitie in de openbare ruimte. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een groot gevaar voor de samenleving en houdt daardoor een onaanvaardbaar risico in voor de veiligheid van personen. De ervaring leert dat het bezit van een vuurwapen kan leiden tot het gebruik ervan. Daarnaast is bekend dat het bezit van een vuurwapen zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel is hij eerder voor een geweldsmisdrijf veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
In het dossier zijn e-mailberichten van de toezichthouder van de verdachte aanwezig, gedateerd 30 september 2022 en 20 december 2022. Deze berichten houden het volgende in.
De verdachte is sinds begin dit jaar in behandeling bij TOPZORG de Waag en woont sinds 6 mei bij stichting Seedz zorg. De opbouw van een werkrelatie heeft enige tijd geduurd. In eerste instantie was sprake van weinig tot onvoldoende intrinsieke motivatie ondanks dat de verdachte wel alle afspraken na kwam. Daarna is in aanvullend onderzoek naar voren gekomen dat de verdachte ADHD heeft. Inmiddels is er een positieve verandering merkbaar in de houding van de verdachte. Hij stelt zich opener op en de behandeling heeft ook tijdens de voorlopige hechtenis doorgang kunnen vinden. Omdat in het huidige toezicht onvoldoende tijd resteert om te werken aan de gewenste gedragsverandering, wordt geadviseerd om opnieuw een deels voorwaardelijke straf op te leggen met dezelfde voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze berichten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het dragen van een vuurwapen in het openbaar levert volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtbank (LOVS) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden op. De rechtbank zal in dit geval echter afzien van het opleggen van een volledig onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is nog jong en is na een lastige start nu gemotiveerd bezig met onder andere een behandeling om gedragsverandering te bewerkstelligen. Gelet hierop zal de rechtbank een flink deel van de op te leggen gevangenisstraf van acht maanden voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel van vier maanden dient er ook toe om de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot doodslag veroordeeld ‑ voor zover van belang ‑ tot een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, waarvan een gedeelte groot 56 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 27 oktober 2021.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd met één jaar wordt verlengd.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Zoals eerder opgemerkt is de verdachte echter gemotiveerd bezig met het houden aan de bijzondere voorwaarden en volgens de reclassering resteert er in het huidige toezicht nog te weinig tijd om te werken aan de gewenste gedragsverandering. De reclassering heeft daarom geadviseerd om (een deel van) de voorwaardelijke straf open te laten staan zodat de behandeling in het huidige kader kan worden voortgezet. Gelet hierop en conform de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging zal de rechtbank de proeftijd verlengen met één jaar.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 12 oktober 2021 onder parketnummer 10/121189-21 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en E.H. de Bruijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 28 september 2022 tot en met 29 september 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk IMI, type Jericho 941FS, kaliber 9mm
en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van die wet, te weten 7 kogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )