ECLI:NL:RBROT:2022:1162

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
ktn-9595117_01022022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over schorsing concurrentiebeding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als '[eiser]', en zijn werkgever, Viessmann Nederland B.V. De werknemer vorderde schorsing van een concurrentiebeding dat hem verbiedt om gedurende 12 maanden na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst bij een concurrent te werken. De werknemer was van 1 juni 2021 tot 1 december 2021 in dienst bij Viessmann en had een functie als Product- & Sales Manager New Business. Hij had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd om per 1 december 2021 in dienst te treden bij een andere onderneming, aangeduid als '[naam bedrijf]', in de functie van Sales Engineer Heating.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een rechtsgeldig concurrentiebeding was overeengekomen, maar dat de werknemer onbillijk werd benadeeld door de handhaving ervan. De rechter oordeelde dat de werknemer voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij in een bodemprocedure de kans had om het concurrentiebeding gedeeltelijk te laten vernietigen. De kantonrechter heeft daarom besloten om het concurrentiebeding te schorsen voor de duur van één maand, tot 1 november 2022, en heeft de overige vorderingen van de werknemer en de reconventionele vordering van Viessmann afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9595117 \ VV EXPL 21-531
uitspraak: 1 februari 2022
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. M.A.J. Aerts (ARAG SE),
tegen
de besloten vennootschap
Viessmann Nederland B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. drs. N. Mauer.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘Viessmann’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
• de dagvaarding van 3 januari 2022, met producties;
• de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie met producties;
• het e-mailbericht van 17 januari 2022 zijdens [eiser], met producties;
• de pleitnota’s van de gemachtigden van partijen.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 januari 2022 plaatsgevonden.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
[eiser] is van 1 juni 2021 tot 1 december 2021 in de functie van Product- &
Sales Manager New Business bij Viessmann in dienst geweest. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt € 5.700,- per maand te vermeerderen met een bonus volgens een bonusplan.
2.2
In de op 6 april 2021 op schrift gestelde en door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen, dat - voor zover hier relevant - luidt als volgt:
“Artikel 14 – Concurrentiebeding
14.1
Het is de werknemer verboden om zonder schriftelijke overeenstemming van de werkgever gedurende 12 maanden na het einde van deze arbeidsovereenkomst, binnen dezelfde branche van het bedrijf van de werkgever werkzaam te zijn in een functie gelijk of gelijksoortig aan de functie van de werknemer, namelijk; Product- & Sales Manager New Business. Dit artikel geldt zowel voor betaalde- als onbetaalde functies.
14.2
Zonder schriftelijke toestemming mag de werknemer tot 12 maanden na het einde van deze arbeidsovereenkomst geen onderneming starten binnen de branche van het bedrijf van de werkgever, dat gelijke of gelijksoortige producten vervaardigt, aanbiedt of verhandelt, of die gelijke diensten verleent als werkgever doet, of voor eigen rekening gelijke of gelijksoortige werkzaamheden te verrichten.
14.3
Bij overtreding van het in dit artikel bepaalde, moet de werknemer een onmiddellijke opeisbare boete van€ 10.000,- voldoen en voor elke dag dat de overtreding voortduurt een boete van € 1.000,-.”
2.3
Op 28 oktober 2021 heeft [eiser] zijn arbeidsovereenkomst per 1 december 2021 opgezegd. [eiser] wil per 1 december 2021 in dienst treden bij [naam bedrijf] (hierna: ‘[naam bedrijf]’) in de functie van Sales Engineer Heating. [eiser] is reeds vier jaar in dienst geweest bij [naam bedrijf] in dezelfde functie van Sales Engineer Heating vóór indiensttreding bij Viessmann op 1 juni 2021.
2.4
Bij brief van 1 november 2021 heeft Viessmann [eiser] bericht dat hij gebonden is aan de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen non-concurrentie- en boetebedingen. Tevens heeft Viessman bij brief van 1 november 2021 [eiser] per die datum op non-actief gesteld.
2.5
Bij brief van 8 december 2021 is [eiser] zijdens Viessmann gesommeerd zijn werkzaamheden voor [naam bedrijf] te staken en is aanspraak gemaakt op betaling van de in het non-concurrentiebeding opgenomen boete bij overtreding van dit beding. Bij brief van
9 december 2021 is zijdens Viessmann [naam bedrijf] hiervan in kennis gesteld.
2.6
Bij e-mailbericht van 10 december 2021 is hierop zijdens [naam bedrijf] aan de gemachtigde van Viesmann gereageerd. Hierin staat dat [naam bedrijf] de functie Internal Project Engineer op hetzelfde functieniveau voor [eiser] heeft gecreëerd, gedurende de looptijd van het concurrentiebeding en dat [eiser] hierin geen contact heeft met klanten, of andere activiteiten onderneemt of uitvoert, die in het functieprofiel staan zoals door Viessmann geschetst. Bijgevoegd is de bevestigingsbrief van [naam bedrijf] aan [eiser] van 30 november 2021, met daarin de functieomschrijving.

3..Het geschil in conventie en in reconventie

In conventie3.1 [eiser] vordert - samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, als voorziening(en) in de zin van artikel 254 Rv:
a. a) Primair: dat art. 14 van de arbeidsovereenkomst, het concurrentiebeding wordt geschorst,
b) Subsidiair: dat [eiser] wordt ontheven van het concurrentiebeding,
c) Meer subsidiair: dat [eiser] wordt ontheven van het concurrentiebeding voor wat betreft de indiensttreding bij [naam bedrijf] in de functie van Sales Engineer Heating;
d) Meestr subsidiair: dat het concurrentiebeding wordt beperkt tot een redelijke duur van
6 maanden na non-actiefstelling, dus tot 1 mei 2022 of zoveel korter als U.E.A. in goede justitie zult bepalen;
e) Alles totdat in een bodemprocedure wordt bepaald dat het beding wordt vernietigd hetzij niet geschonden wordt door indiensttreding bij [naam bedrijf] in de rol van Sales Engineer Heating, hetzij dat [eiser] definitief ontheffing krijgt, hetzij dat het beding definitief in periode wordt beperkt tot 1 mei 2022 en
f en g) Viessmann te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
3.2
Aan de vordering heeft [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Het boetebeding is niet rechtsgeldig omdat de bestemming van de boete niet is opgenomen in het beding. Het concurrentiebeding is wel rechtsgeldig, maar indiensttreding in de beoogde functie bij [naam bedrijf] levert geen schending daarvan op. Werkgevers kunnen slechts oppervlakkig als concurrenten worden gezien, zij hebben een andere klantenkring en leveren dus ook andere type producten. Ook zijn de functies verschillend. Bij [naam bedrijf] had [eiser] een rol lokaal in afgeschermde regio (Gelderland, Overijssel, Flevoland), bij Viessmann een landelijke (sales)management rol en productmanagement.
Daarnaast is het beding onredelijk omdat het [eiser] gedurende een jaar lang verbiedt een
commerciële functie uit te oefenen op het gebied waarin zijn deskundigheid ligt. Vervolgens biedt Viessmann hem niet de functie die was beloofd, maar verhindert zij hem wél een jaar te werken in het gebied waarin hij deskundigheid heeft. Het werk bij Viessmann bevalt niet. [eiser] is door Viessmann met een verkeerde voorstelling van de functie weggelokt, met een functietitel en voorgespiegeld toekomstperspectief, welke in de realiteit niet klopte. Hij zou productmanager kunnen worden wat een 'lokkertje' bleek om uiteindelijk slechts een traditionele salesrol te moeten uitvoeren. Hij is niet goed ingewerkt, moet zelf alles uitzoeken en invallen in de gaten van vertrokken collega’s, wordt dus niet ingezet voor de functie en er is geen productmanagement maar verkoop van warmtepompen. Het dienstverband is niet lang genoeg voor het opbouwen van deskundigheid. De belangenafweging valt uit in zijn voordeel.
heeft spoedeisend belang bij zijn vordering.
3.3
Viessmann heeft de vordering van [eiser] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, waaronder het salaris van de gemachtigde van Viessmann en in de nakosten.
In reconventie3.4 In reconventie vordert Viessmann - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] verbiedt gedurende de looptijd van het concurrentiebeding aldus tot 1 december 2022 werkzaam te zijn bij [naam bedrijf] in de functie van Sales Engineer Heating, of enige andere functie die gelijk of gelijksoortig is aan de functie van Product- & Manager Sales New Business, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag en € 1.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten van deze procedure, alsmede in de nakosten.
3.5
Aan de vordering heeft Viessmann – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagde] is gehouden tot nakoming van de verbintenissen voortvloeiend uit het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding. Omdat [gedaagde] de wens heeft in dienst te treden bij concurrent [naam bedrijf] in dezelfde, althans gelijksoortige functie die hij bij Viessmann bekleedde en hij daar al werkzaam is, heeft Viessmann belang bij een verbod als vermeld onder 3.4, 1., met daaraan verbonden een dwangsom.
3.6
[gedaagde] heeft de vordering van Viessmann gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan.
3.7
Op de standpunten van partijen zal hierna - voor zover relevant voor de beoordeling - nader worden ingegaan.
4. De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
4.1
Gelet op de nauwe samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie zal de kantonrechter deze gezamenlijk behandelen.
4.2
Gelet op de aard van de vorderingen acht de kantonrechter het spoedeisend belang, zowel in conventie als in reconventie, gegeven.
4.3
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van partijen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien een kort geding procedure zich niet leent voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.4
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een tussen hen rechtsgeldig overeengekomen non-concurrentiebeding, zodat [eiser] aan dat beding in beginsel gebonden is. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat ook sprake is van een tussen hen rechtsgeldig overeengekomen boetebeding, zodat [eiser] in beginsel gebonden is aan dit boetebeding. Weliswaar ontbreekt de bestemming van de boete in het boetebeding als bedoeld in artikel 7:650, lid 3 BW, maar hiervan mag ingevolge lid 6 van dit artikel worden afgeweken nu sprake is van een salaris hoger dan het minimumloon.
4.5
De kantonrechter kan in een bodemprocedure een concurrentiebeding (gedeeltelijk) vernietigen als [eiser], in verhouding tot het te beschermen belang van Viessmann, door dat beding onbillijk wordt benadeeld (artikel 7:653, lid 3 BW). De kantonrechter kan in dit geding het concurrentiebeding schorsen indien het aannemelijk is dat een vordering tot vernietiging in een bodemprocedure zal slagen. Daarom dient op basis van alle relevante omstandigheden van het geval een afweging te worden gemaakt tussen de belangen van [eiser] bij schorsing van het beding en de belangen van Viessmann bij onverkorte handhaving daarvan. Gelet op hetgeen [eiser] heeft gesteld gaat de kantonrechter er vanuit dat beoogd is te vorderen schorsing van het overeengekomene in artikel 14, leden 1 en 3 en niet ook artikel 14, lid 2 van de arbeidsovereenkomst. Nu de primaire vordering van [eiser] een schorsing inhoudt van dit beding in artikel 14.1 van de arbeidsovereenkomst bestaat geen aanleiding voor een niet-ontvankelijkheid zoals door Viessmann betoogd.
4.6
Tussen partijen is eigenlijk niet in geschil dat [naam bedrijf] is aan te merken als een directe concurrent van Viessmann. [eiser] stelt immers zelf dat zij beide in de dezelfde branche opereren en slechts ‘oppervlakkig’ als concurrenten zijn aan te merken. Verder heeft [eiser] hierover wel het een en ander gesteld, maar die stellingen zijn onvoldoende onderbouwd. Betrokken wordt ook hetgeen Viessmann ter zake gemotiveerd heeft aangevoerd. Uit hetgeen partijen daarover hebben aangevoerd en de overgelegde stukken houdende de omschrijving van hun activiteiten bij de kamer van koophandel en op hun websites volgt dat zij beide actief zijn op het gebied van de verkoop van apparaten van verwarming en koeling, waaronder warmtepompen en airco’s ten behoeve van dezelfde of soortgelijke klantgroepen, aldus in dezelfde branche. Daar komt bij dat naast Viessmann ook [naam bedrijf], aldus de beide (ex-)werkgevers van [eiser], van mening is dat zij concurrenten zijn. Dit blijkt uit de brief van [naam bedrijf] aan [eiser] d.d. 31 mei 2021 na zijn eerdere opzegging bij [naam bedrijf] om bij Viessmann in dienst te treden en waarin zij ter zake afspraken hebben gemaakt:
“Aangezien je in dienst zult treden bij een van onze concurrenten, maken wij hierbij aanvullende afspraken betreffende concurrentie- en relatiebeding. (…) Wij zijn bereid om jou toestemming te verlenen bij onze concurrent Viessmann in dienst te treden en zullen je bij deze overstap niet houden aan het concurrentiebeding uit jouw arbeidsovereenkomst, maar spreken onderstaand relatiebeding af voor een aantal specifieke (in deze brief genoemde) relaties.”De door [eiser] genoemde verschillen in producten en klanten zijn gelet hierop onvoldoende wezenlijk voor een andersluidend voorshands oordeel.
[eiser] heeft verder gesteld dat sprake is van verschillende functies, maar heeft ook die stelling onvoldoende onderbouwd. Betrokken wordt dat Viessmann gemotiveerd heeft aangevoerd dat sprake is van gelijke en in ieder geval gelijksoortige functies. Daarbij heeft zij aangevoerd dat het in beide gevallen gaat om commerciële verkoopfuncties van warmtepompen en dat de werkzaamheden in de door [eiser] beoogde functie, één op één terugkomen in de functie bij Viessmann zoals vermeld in de functieomschrijving. [eiser] heeft dit onvoldoende weersproken. Ook anderszins is niet aannemelijk dat de beide functies wezenlijk van elkaar verschillen. Bevestiging daarvan wordt gevonden in voornoemde brief van 31 mei 2021 van [naam bedrijf].
4.7
Gelet hierop wordt voorshands ervan uitgegaan dat [naam bedrijf] is aan te merken als een directe concurrent van Viessmann en dus valt onder de reikwijdte van het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding. Ook is aannemelijk dat de beoogde functie van [eiser] bij [naam bedrijf] gelijksoortig is met zijn functie bij Viessmann en als concurrerend moet worden aangemerkt.
4.8
Vervolgens is de vraag aan de orde of [eiser] onbillijk wordt benadeeld bij handhaving van het concurrentiebeding. Naar het oordeel van de kantonrechter is voorshands voldoende aannemelijk dat de bodemrechter het concurrentiebeding gedeeltelijk zal vernietigen, zodat vooruitlopend daarop een gedeeltelijke schorsing daarvan op zijn plaats is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.9
Met betrekking tot het belang van Viessmann bij handhaving van het non-concurrentiebeding wordt als volgt overwogen. Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet -de opgebouwde knowhow en goodwill- van de werkgever te beschermen.
Daarover heeft Viessmann onweersproken aangevoerd dat in de onderhavige specifieke branche een paar spelers werkzaam zijn en dat Viessmann hierin een nieuwkomer is.
Voldoende aannemelijk is dat [eiser] tijdens zijn dienstverband met Viessmann als gespecialiseerd in de functie van Product- & Sales Manager New Business specifieke knowhow/kennis heeft opgedaan van de werkwijze van Viessmann. Zo is hij volgens Viessmann op de hoogte van de bedrijfsstrategie, de marketing- en verkooptechnieken en het meerjarenplan van Viessmann. [eiser] kan zijn specifieke knowhow/kennis bij Viessmann aanwenden om te concurreren nu zoals hiervoor is overwogen het beide commerciële functies in diezelfde branche met gelijksoortige producten en klanten betreft. Het is gezien het voorgaande aannemelijk dat het gevaar bestaat dat door indiensttreding bij [naam bedrijf], de concurrentiepositie van Viessmann wordt geschaad. Dat [eiser] feitelijk slechts vijf maanden bij Viessmann heeft gewerkt maakt het voorgaande niet anders. Viessmann heeft dus een gerechtvaardigd belang, namelijk bescherming van haar bedrijfsdebiet.
4.1
Tegenover het belang van Viessmann staat het belang van [eiser] niet te worden beperkt in zijn recht op een vrije arbeidskeuze. Ter zake wordt als volgt overwogen.
Allereerst is van belang dat [eiser] het concurrentiebeding voldoende bewust is aangegaan, mede gelet op zijn opleidings- en werkniveau. Ook is van belang dat [eiser] bij zijn vorige werkgever gebonden was aan een concurrentiebeding. Hij is met die werkgever in onderhandeling getreden om de stap naar Viessmann te kunnen maken. Juist in die fase heeft hij ingestemd met het onderhavige concurrentiebeding. Daaruit volgt dat sprake is geweest van een welbewuste afweging aan de kant van [eiser]. Ook is relevant dat hij zelf het initiatief heeft genomen om zijn arbeidsovereenkomst met Viessmann te beëindigen met het specifieke doel om aansluitend in dienst te treden bij [naam bedrijf]. Dat de gestelde verminderde sfeer bij Viessmann mede een rol heeft gespeeld bij het besluit van [eiser] de arbeidsovereenkomst te beëindigen, betekent niet dat zijn opzegging aan Viessmann kan worden toegerekend. [eiser] heeft verder gesteld dat de functie anders dan voorgespiegeld en daarmee niet passend was zodat, begrijpt de kantonrechter, hij niet anders kon dan overstappen. Los van het feit dat Viessmann die stelling betwist, wordt uit de stellingen van [eiser] niet duidelijk waarom die overstap binnen de huidige branche gemaakt moest worden. Dat hij alleen binnen deze concurrerende branche kan werken, is niet gemotiveerd gesteld. Ter zitting heeft [eiser] te kennen gegeven dat hij alleen naar deze functie terugkeert omdat hij er achter kwam dat het eigenlijk een hele fijne baan is.
Voorts is onvoldoende aannemelijk dat de overstap van [eiser] naar [naam bedrijf] een positieverbetering betekent. Door [eiser] is gesteld dat hij geen salarisverbetering tegemoet zal zien. Het enkele feit dat hij bij [naam bedrijf] wel werkplezier heeft leidt in zijn algemeenheid niet tot het oordeel dat sprake is van een positieverbetering. Op andere vacatures heeft [eiser] niet gereageerd. Niet is daarom gebleken dat hij totaal geen mogelijkheden heeft om tijdelijk ander werk te verrichten.
4.11
Daarbij is zwaarwegend dat [eiser] de mogelijkheid heeft om tijdens de looptijd van het concurrentiebeding bij [naam bedrijf] te werken, buiten de reikwijdte van dit beding, hij die functie ook daadwerkelijk heeft aanvaard en uit dien hoofde een salaris ontvangt gelijk aan het salaris dat hij zou ontvangen in de beoogde functie. [eiser] heeft immers, onweersproken, gesteld, onder bijvoeging van de functieomschrijving, dat [naam bedrijf], speciaal voor hem, per 1 december 2021, gedurende de gehele looptijd van het concurrentiebeding, de interne, niet-commerciële functie Internal Project Engineer heeft gecreëerd, op hetzelfde functieniveau als de functie van Sales Engineer Heating en hij die functie heeft aanvaard. Ook staat de functie van Sales Engineer Heating na ommekomst van de duur van het beding op hem te wachten. Aldus is geen sprake van een salaristeruggang en is er geen beletsel voor [eiser] om na afloop van het beding te werken bij [naam bedrijf] als Sales Engineer Heating.
4.12
Bij de belangenafweging weegt aan de zijde van [eiser] verder mee dat hij thans zijn deskundigheid op dit specifieke gebied niet kan inzetten. Ook speelt mee dat nadat [eiser] zijn ontslag had ingediend bij Viessmann, Viessmann hem reeds per 1 november 2021 op non-actief heeft gesteld zodat hij sedertdien niet meer voor Viessmann werkzaam is. Vanaf toen is [eiser] niet langer in de gelegenheid geweest om concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie van Viessmann te verwerven waardoor het beding feitelijk niet gedurende de overeengekomen duur van twaalf maanden, maar gedurende dertien maanden geldt. Daarbij geldt dat Viessmann niet duidelijk heeft kunnen maken welk belang dit zou hebben.
4.13
Bovengenoemde omstandigheden brengen mee dat het belang van [eiser] om door gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding in staat te worden gesteld bij [naam bedrijf] werkzaam te zijn in de functie van Sales Engineer Heating na het verstrijken van een jaar na de feitelijke beëindiging van zijn werkzaamheden voor Viessmann op 1 november 2021 zwaarder weegt dan het belang van Viessmann bij volledige handhaving van het beding, temeer daar het geheimhoudingsbeding onverkort geldt. Mede gelet hierop acht de kantonrechter het aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de billijkheid meebrengt dat de duur van het concurrentiebeding, alsmede de duur van het boetebeding zal worden beperkt tot elf maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst, dus tot 1 november 2022.
4.14
Dit betekent dat de onder a primair verzochte schorsing van het concurrentiebeding wordt afgewezen. Voor de onder b en c vermelde vorderingen tot ontheffing van het concurrentiebeding is geen plaats gelet op het onder 4.3 vermelde toetsingskader in kort geding, zodat deze worden afgewezen. De onder d gevorderde schorsing van het concurrentie- en boetebeding zoals vermeld in artikel 14.1 en 14.3 van de arbeidsovereenkomst zal worden toegewezen voor de duur van één maand, aldus per
1 november 2022. Voor een schorsing voor een langere duur ziet de kantonrechter geen aanleiding, zodat dit deel van de vordering onder d wordt afgewezen.
4.15
De reconventionele vordering van Viessmann om [eiser] te verbieden gedurende de looptijd van het concurrentiebeding, aldus tot 1 december 2022 werkzaam te zijn bij [naam bedrijf] in de functie van Sales Engineer Heating, of enige andere functie die gelijk of gelijksoortig is aan de functie van Product- & Manager Sales New Business, op straffe van een dwangsom wordt gelet op r.o. 4.14 (onderdeel d) afgewezen. Voorts ontbreekt daarbij een in rechte te respecteren belang. Viessmann heeft immers niet gesteld dat sprake is van een schending van het concurrentiebeding. Evenmin is aannemelijk dat dit het geval zal zijn. Integendeel, uit al hetgeen partijen hebben gesteld volgt juist dat [eiser] dit juist niet zal doen, nu hij ter voorkoming van concurrentie een voor de gehele duur van het concurrentiebeding niet concurrerende functie heeft aanvaard. Het enkele feit dat [eiser] de wens heeft geuit de functie van Sales Engineer Heating bij [naam bedrijf] te bekleden levert geen grond op voor een andersluidend voorshands oordeel.
4.16
Nu [eiser] in conventie (grotendeels) en Viessmann in reconventie in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
in conventie:
schorst de duur van het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding zoals vermeld in artikel 14.1 van de arbeidsovereenkomst en boetebeding zoals vermeld in artikel 14.3 van de arbeidsovereenkomst vanaf 1 november 2022;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie:
wijst de vordering, in al haar onderdelen, af;
in conventie en in reconventie:
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
26335