Op 21 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1992, die ten laste was gelegd het voorhanden hebben van ruim 145 kilo hennep. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie, mr. E. Verhoeven-Ivankovic, eiste vrijspraak voor het tweede ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van 12 maanden voor het eerste feit. De rechtbank oordeelde dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het onder 1 ten laste gelegde feit, het voorhanden hebben van hennep, wel bewezen. De verdachte had opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 145836 gram hennep aanwezig gehad in zijn woning in Schiedam. De rechtbank overwoog dat de verdachte wist dat de hennep aanwezig was en dat hij deze partij bezat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank motiveerde de straf op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij ook rekening werd gehouden met een eerder strafblad en een rapport van de reclassering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. E. Rabbie als voorzitter.