ECLI:NL:RBROT:2022:11542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
10-177258-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep

Op 21 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1992, die ten laste was gelegd het voorhanden hebben van ruim 145 kilo hennep. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie, mr. E. Verhoeven-Ivankovic, eiste vrijspraak voor het tweede ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van 12 maanden voor het eerste feit. De rechtbank oordeelde dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het onder 1 ten laste gelegde feit, het voorhanden hebben van hennep, wel bewezen. De verdachte had opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 145836 gram hennep aanwezig gehad in zijn woning in Schiedam. De rechtbank overwoog dat de verdachte wist dat de hennep aanwezig was en dat hij deze partij bezat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank motiveerde de straf op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij ook rekening werd gehouden met een eerder strafblad en een rapport van de reclassering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. E. Rabbie als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-177258-22
Datum uitspraak: 21 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, te weten het voorhanden hebben van ruim 145 kilo hennep;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient vrijgesproken te worden van het hem ten laste gelegde feit, omdat hij geen opzet had op het voorhanden hebben van de aangetroffen hoeveelheid hennep. Verdachte wist immers niet dat wat hij deed verboden is.
4.2.2.
Beoordeling
Op 13 juli 2022 is in de woning van de verdachte in Schiedam door de politie ruim 145 kilo hennep aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat deze hoeveelheidhennep in de woning aanwezig was en dat deze partij van hem was. De rechtbank is van oordeel dat daarmee het opzet van de verdachte op het aanwezig hebben van de hennep bewezen is. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van het Wetboek van Strafrecht en bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt immers dat ‘boos opzet’, dus inclusief wetenschap van de strafbaarheid van verdachtes handelen, niet vereist is. Verdachte had overigens ten minste voorwaardelijk opzet daarop.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit, te weten het voorhanden hebben van ruim 145 kilo hennep. Het verweer dat strekt tot vrijspraak wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 13 juli 2022 te Schiedam opzettelijk,
aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 145836 gram (brutohennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ruim 145 kilo hennep. Verdovende middelen vormen een bedreiging voor de samenleving, in die zin dat zij de volksgezondheid bedreigen en criminaliteit bevorderen. Verdovende middelen vormen bovendien een bron van overlast en brengen hoge kosten met zich voor de samenleving. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij de hiervoor genoemde risico’s op de koop toe heeft genomen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 oktober 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die op de terechtzitting naar voren zijn gebracht, aanleiding een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen.
Op die manier wil de rechtbank de verdachte de kans geven om zijn leven binnen een niet al te lange termijn weer op te pakken. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en G.M. Munnichs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 21 oktober 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2022 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 145836 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid
van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2022 te Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
van een voorwerp, te weten een of meer kledingstukken, een of meer tassen, een of
meer paar schoenen en/of een of meer accessoires,
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft
omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp/die
voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen)
misdrijf;