ECLI:NL:RBROT:2022:11541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
10/211816-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor twee afpersingen in Rotterdam met gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee afpersingen. De verdachte heeft op 25 maart 2021 een medewerker van de Primera en op 13 april 2021 een kassamedewerker van de Coop onder bedreiging van een op een echt vuurwapen lijkend voorwerp gedwongen om geld af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verweer, voldoende bewijs tegen zich heeft, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen van verbalisanten die de verdachte herkenden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd en er zijn aanwijzingen dat hij een hoog recidiverisico heeft. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot de gevorderde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/211816-21
Datum uitspraak: 5 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
aldaar ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 27 juni 2022 en 21 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • partiële vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde “een vuurwapen”;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak (een vuurwapen)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde “een vuurwapen” niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daartoe is bepleit dat de Meld Misdaad Anoniem (MMA)-melding op basis waarvan de politie is begonnen aan het onderzoek naar de verdachte, onjuist en onbetrouwbaar is. Daarbij wijzen de mastgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer01] niet op enige betrokkenheid van de verdachte, die alleen heeft verklaard dat hij op dat nummer bereikbaar is en dat hij zijn telefoon ten tijde van de ten laste gelegde feiten heeft uitgeleend aan zijn broers. Daarnaast kan op de camerabeelden uit het dossier, waarop het gezicht van de dader(s) goed te zien is, de verdachte niet worden herkend.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat er op 25 maart 2021 een overval op de Primera aan de [straatnaam01] en op 13 april 2021 een overval op de Coop aan de [straatnaam02] heeft plaatsgevonden.
Beide aangevers verklaren dat aan hen een vuurwapen werd getoond en zij onder bedreiging hiervan geld moesten afgeven.
Uit de camerabeelden van de RET van 25 maart 2021 blijkt dat de overvaller, na de overval op de Primera, om 10:39 uur via het metrostation Eendrachtsplein vertrekt vanaf de [straatnaam01] . Om 10:40 uur stapt de overvaller in de metro op het Eendrachtsplein, waarna hij om 10:49 uur uitstapt op station Schiedam Centrum.
De verdachte heeft op 7 juli 2021 in een verhoor over een andere zaak verklaard dat hij bereikbaar is op het telefoonnummer [telefoonnummer01] . Uit het onderzoek naar de historische gegevens van dat telefoonnummer op 25 maart 2021 blijkt dat het telefoonnummer om 10:42 uur aanstraalt bij een mast aan het Eendrachtsplein en om 10:42 uur en 10:48 uur aanstraalt bij masten aan de [straatnaam03] en de [straatnaam04] . In combinatie met de veiliggestelde camerabeelden wordt geconcludeerd dat het genoemde telefoonnummer veelvuldig gebruik maakt van zendmasten die in de directe nabijheid staan van de locaties waar camerabeelden van de overvaller zijn opgenomen.
Verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] , die meermalen met de verdachte in verhoor hebben gezeten, herkennen de verdachte aan zijn postuur en gelaat als de overvaller van de Primera op de camerabeelden en de screenshots hiervan.
Drie weken na de overval op de Primera vindt er een overval op de Coop aan de [straatnaam02] plaats. Verbalisant [verbalisant03] ziet op basis van de camerabeelden sterke gelijkenissen in signalement tussen de overvaller van de Primera en die van de Coop. Verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] , die meermaals met de verdachte in verhoor hebben gezeten, komen ook in deze zaak tot een herkenning van de verdachte op basis van specifieke gezichts- en lichaamskenmerken.
De rechtbank stelt vast dat het bewegingspatroon van de historische gegevens van het telefoonnummer – in gebruik bij de verdachte – synchroon loopt met het tijdpad van de camerabeelden die zijn opgenomen van de overvaller. De rechtbank volgt de verdediging niet in de stelling dat ‘bereikbaar zijn’ op een telefoonnummer wijst op iets anders dan het in gebruik hebben van dat telefoonnummer. De verklaring van de verdachte dat hij zijn telefoon ten tijde van de ten laste gelegde feiten had uitgeleend aan zijn broers, acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu de verdachte voor dat uitlenen geen reden heeft gegeven en het dossier geen aanwijzingen bevat dat de telefoon van de verdachte inderdaad is uitgeleend. De raadsman heeft het niet nodig geoordeeld de broers van de verdachte hierop bij de rechter-commissaris te doen horen.
Naar aanleiding van vragen van de verdediging bij pleidooi over de MMA-melding in relatie tot de tv-uitzendingen en de mate van herkenbaarheid aan de hand van de camerabeelden heeft de rechtbank het onderzoek aangehouden. Uit het aanvullende proces-verbaal van 28 juli 2022 met daarbij de veredeling van het informatieverzoek van 14 juni 2021 blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat de MMA-melding waarin de naam van de verdachte wordt genoemd, is binnengekomen naar aanleiding van de uitzending van Bureau Rijnmond over de overval op de Primera op 25 maart 2021. De rechtbank heeft de relevante camerabeelden op de terechtzitting van 21 september 2022 bekeken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de camerabeelden – zoals ter zitting getoond – voldoende duidelijk om daarop uiterlijke kenmerken van de overvaller te kunnen waarnemen en dus een herkenning hierop te baseren.
4.2.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 25 maart 2021 te [plaats01] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een (winkel)medewerker van de Primera (te weten [slachtoffer01] ) heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, , dat geheel aan de Primera (gevestigd aan de [adres01] te [plaats01] ), toebehoorde, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op
voornoemde [slachtoffer01] te richten en vervolgens onder bedreiging van voornoemd wapen die [slachtoffer01]
tedwingen naar beneden te lopen en te vragen naar de kluis en te vragen naar de inhoud van één of meerdere portemonnees;
2.
hij op 13 april 2021 te [plaats01] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een kassamedewerker van de Co-Op supermarkt (te weten [slachtoffer02] ) heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, , dat geheel aan supermarkt Co-Op (gevestigd aan de [adres02] te [plaats01] ), toebehoorde, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer02] te richten en vervolgens om geld te vragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..afpersing

2..afpersing

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich binnen korte tijd schuldig gemaakt aan twee overvallen op winkels. Op klaarlichte dag in het centrum van Rotterdam heeft de verdachte een medewerker van de Primera en een kassamedewerker van de Coop onder dreiging van een op een echt vuurwapen lijkend voorwerp gedwongen om geld aan hem af te geven.
De verdachte heeft totaal geen oog gehad voor de zeer beangstigende situatie die hij hiermee voor de slachtoffers heeft gecreëerd en enkel gehandeld uit winstbejag. De ervaring leert dat de slachtoffers van dit soort delicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van zo’n dreigende situatie. Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en brengen zij in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dat betrekt de rechtbank in het nadeel van de verdachte bij de strafoplegging.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2021. Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat er criminogene factoren zijn op het gebied van dagbesteding, financiën, huisvesting, psychosociaal functioneren en middelengebruik, waardoor er sprake is van een hoog recidiverisico. De verdachte heeft geen structurele dagbesteding, geen structureel inkomen, geen vaste woon- of verblijfplaats en een hoge schuldenlast, die oploopt. Het delict gedrag van de verdachte zou naast de financiële motieven ook voortvloeien uit een gebrekkige impulsbeheersing in relatie tot een al dan niet snelle inwilliging van zijn behoeften en een vermoedelijke lichte verstandelijke beperking. De verdachte overziet in onvoldoende mate de gevolgen van zijn gedrag en handelingen, wat het vermoeden van de reclassering van een lager dan gemiddelde intelligentie versterkt. De verdachte weigerde eerder mee te werken aan een NIFP-onderzoek of -consult. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank houdt rekening met het brutale en niets ontziende karakter van de gepleegde feiten. De verdachte heeft willens en wetens, doelgericht, twee gewapende overvallen gepleegd op klaarlichte dag. De door de officier van justitie geëiste straf wordt passend en geboden geacht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht .

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 25 maart 2021 te [plaats01] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een (winkel)medewerker van de Primera (te weten [slachtoffer01] ) heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Primera (gevestigd aan de [adres01] te [plaats01] ), in elk geval aan een derde toebehoorde(n), door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op
voornoemde [slachtoffer01] te richten en/of (vervolgens) onder bedreiging van voornoemde wapen die [slachtoffer01] dwingen naar beneden te lopen en/of te vragen naar de kluis en/of te vragen naar de inhoud van één of meerdere portemonnees;
2.
hij op of omstreeks 13 april 2021 te [plaats01] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een (kassa)medewerker van de Co-Op supermarkt (te weten [slachtoffer02] ) heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan supermarkt Co-Op (gevestigd aan de [adres02] te [plaats01] ), in elk geval aan een derde toebehoorde(n), door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer02] te richten en/of (vervolgens) om geld te vragen;