In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van vernieling en bedreiging met een vuurwapen. De tenlastelegging betrof een beschieting op 23 januari 2021 in [plaats02], waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geschoten op een woning die toebehoorde aan [slachtoffer01]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 144 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de schietpartij of dat hij betrokken was bij de bedreiging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet actief had bijgedragen aan de feiten en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank benadrukte dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de auto van medeverdachte [medeverdachte01] niet voldoende was om te concluderen dat hij op de hoogte was van de beschieting. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.T.C.J.M. de Jongh, en is openbaar uitgesproken.