ECLI:NL:RBROT:2022:11539

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
10/063130-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van beschieting en bedreiging met vuurwapen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van vernieling en bedreiging met een vuurwapen. De tenlastelegging betrof een beschieting op 23 januari 2021 in [plaats02], waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geschoten op een woning die toebehoorde aan [slachtoffer01]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 144 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de schietpartij of dat hij betrokken was bij de bedreiging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet actief had bijgedragen aan de feiten en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank benadrukte dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de auto van medeverdachte [medeverdachte01] niet voldoende was om te concluderen dat hij op de hoogte was van de beschieting. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.T.C.J.M. de Jongh, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/063130-21
Datum uitspraak: 5 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Diemen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 144 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Vrijspraak

4.1.
Vrijspraak feit 3 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 1 en 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, zoals hiervoor is aangegeven, op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Hiertoe is aangevoerd dat vaststaat dat er op 23 januari 2021 rond 04.05 uur een beschieting heeft plaatsgevonden in de [straatnaam01] te [plaats02] . Een witte Volkswagen Polo, die op naam staat van medeverdachte [medeverdachte01] , is op verschillende momenten door camera’s rond de [straatnaam01] vastgelegd. Daarbij blijkt uit de zendmastgegevens van de telefoon van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte01] dat zij rond het schietincident samen in de Volkswagen Polo hebben gereden.
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte01] is gezocht naar de uitzending van Opsporing Verzocht van 23 februari 2021, waarin de beschieting aan de [straatnaam01] aan de orde is geweest. Daarbij is vanaf de telefoon van medeverdachte [medeverdachte01] op 24 februari 2021 en bericht gestuurd naar de verdachte dat verwijst naar deze uitzending.
Tussen medeverdachte [medeverdachte01] en [medeverdachte02] , die eerder verdachte is geweest in dit onderzoek, heeft voorafgaand aan de schietpartij een Snapchatgesprek plaatsgevonden waarin instructies worden gegeven over het rijden met gedimde lichten, het uitstappen en ernaartoe lopen en het achterlaten van de ‘P’ in Rotterdam. Deze werkwijze lijkt door medeverdachte [medeverdachte01] te zijn gevolgd bij de beschieting in de [straatnaam01] .
Medeverdachte [medeverdachte01] heeft verklaard dat hij op 23 januari 2021 rond 01.30 à 02.00 uur samen met de verdachte twee jongens heeft opgehaald in Amsterdam en dat zij met zijn vieren naar [plaats02] zijn gereden. Hij is naar de straat gereden waar is geschoten, de twee door hem opgehaalde jongens die achterin zaten zijn uitgestapt en vervolgens hoorde medeverdachte [medeverdachte01] knallen. De verdachte heeft in een summiere verklaring verteld dat hij als passagier in een auto zat te slapen en niets weet van de beschieting van de woning.
De twee jongens die achterin de Volkswagen Polo zouden hebben gezeten, medeverdachten [medeverdachte03] en [medeverdachte04] zijn veroordeeld voor het medeplegen van bedreiging en vernieling van een gebouw. [medeverdachte02] is veroordeeld voor de medeplichtigheid aan vernieling van een gebouw.
Vorenstaande geeft aan dat er sprake was een nauwe en bewuste samenwerking. Onder de medeplichtigheid van [medeverdachte02] zijn de vier verdachten naar [plaats02] gegaan om het plan – het beschieten van een pand – uit te voeren. Daarbij kan het niet anders dan dat alle inzittenden van de auto wisten wat er ging gebeuren. Dat de verdachte heeft geslapen en niet weet wat er is gebeurd is ongeloofwaardig. De verdachten hadden opzet op de vernieling en de bedreiging van de eigenaar van de woning. Er is sprake van het medeplegen van vernieling van een gebouw en het medeplegen van bedreiging.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Op basis van alle verklaringen en in het bijzonder ook de bevindingen van het onderzoeksteam, kan op geen enkele wijze kan worden bewezen dat dat de verdachte op 23 januari 2021 wetenschap heeft gehad dat er geschoten zou worden op een specifieke woning. Daarbij kan er niet bewezen worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de bedreiging van [slachtoffer01] .
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van medeplegen. Onvoldoende blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, laat staan dat de gedragingen van de verdachte van dien aard zijn geweest dat kan worden gesproken van een wezenlijke materiële bijdrage.
Ten aanzien van de ten laste gelegde medeplichtigheid stelt de verdediging dat hiervoor vereist is dat de verdachte door zijn handelen daadwerkelijk een ondersteunende of faciliterende rol heeft gehad. Daarvan is geenszins sprake geweest. De rol van de verdachte is onvoldoende actief geweest en dat maakt dat van medeplichtigheid ook geen sprake kan zijn geweest.
4.2.3.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank niet in op grond waarvan – niet op basis van alle verklaringen en ook niet op basis van de bevindingen van het onderzoeksteam – bewezen kan worden dat de verdachte op 23 januari 2021 wetenschap heeft gehad dat er ter bedreiging geschoten zou gaan worden op een specifieke woning.
De enkele aanwezigheid van verdachte in de auto van medeverdachte [medeverdachte01] is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de beschieting op de woning. Daarbij heeft de rechtbank geen bewijsmiddelen aangetroffen op basis waarvan de wetenschap van de verdachte van de beschieting van de woning en de daarmee samenhangende bedreiging kan worden vastgesteld. Derhalve kan zowel het medeplegen als de medeplichtigheid niet bewezen worden verklaard en dient de verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Tevens kan de ten laste gelegde begunstiging niet wettig en overtuigend worden bewezen. Niet is gebleken dat de verdachte anderen behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door ambtenaren van justitie en politie.
4.2.4.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 5 oktober 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan/nabij de [adres02] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een tot op heden onbekend gebleven persoon op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan/nabij de [adres02] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , althans aan een ander of anderen dan aan die tot op heden onbekend gebleven persoon en/of zijn/haar mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de schutter te vervoeren en/of een auto ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, met een (semi)(automatisch) vuurwapen op een pand van die [slachtoffer01] (de [adres02] ) te schieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een tot op heden onbekend gebleven persoon op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
meermalen, althans eenmaal, met een (semi)(automatisch) vuurwapen op een pand van die [slachtoffer01] (de [adres02] ) te schieten tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de schutter te vervoeren en/of een auto ter beschikking te stellen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een tot op heden onbekend gebleven persoon, die schuldig was aan of verdachte was van enig misdrijf, te weten de vernieling van een gebouw aan/nabij de [adres02] en/of de bedreiging van [slachtoffer01] , heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of de aanhouding door een of meer ambtenaren van justitie of de politie, door de schutter van de plaats delict te vervoeren;
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2021 tot en met 7 februari 2021 te Rotterdam en/of [plaats02] tezamen en in vereniging met een of meer anderen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, van het merk Browning, type Skorpion, kaliber 7.65mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of daarbij voor dat wapen geschikt munitie voorhanden heeft gehad.