ECLI:NL:RBROT:2022:11538

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
10/053637-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vernieling en bedreiging, veroordeling voor begunstiging in schietincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het vernielen van een gebouw en bedreiging, maar werd vrijgesproken van deze feiten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend was bewezen. De verdachte was echter wel schuldig aan het opzettelijk behulpzaam zijn aan medeverdachten die verdacht werden van een misdrijf, door hen na een schietincident te vervoeren. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie maanden, met aftrek van voorarrest.

De zaak kwam aan het licht na een beschieting op 23 januari 2021 in [plaats02], waarbij de verdachte in een Volkswagen Polo werd gezien. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op basis van de feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden had dat de medeverdachten betrokken waren bij een strafbaar feit, en dat hij hen hielp om aan de politie te ontkomen. De rechtbank weigerde de bijzondere strafuitsluitingsgrond van artikel 189, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing te verklaren, omdat de verdachte geen strafbaar feit had gepleegd voordat hij wegreed.

De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf. De verdachte had de mogelijkheid om zonder de medeverdachten weg te rijden, maar koos ervoor hen te vervoeren, wat de nasporing van het misdrijf bemoeilijkte. De rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van drie maanden, met de mogelijkheid van aftrek van voorarrest, en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/053637-21
Datum uitspraak: 5 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. R.C. Fransen, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 3 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feiten 1 en 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, zoals hiervoor is aangegeven, op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Hiertoe is aangevoerd dat vaststaat dat er op 23 januari 2021 rond 04.05 uur een beschieting heeft plaatsgevonden in de [straatnaam01] te [plaats02] . Een witte Volkswagen Polo, die op naam staat van de verdachte, is op verschillende momenten door camera’s rond de [straatnaam01] vastgelegd. Daarbij blijkt uit de zendmastgegevens van de telefoon van de verdachte en de telefoon van medeverdachte [medeverdachte01] dat zij rond het schietincident samen in de Volkswagen Polo hebben gereden.
Op de telefoon van de verdachte is gezocht naar de uitzending van Opsporing Verzocht van 23 februari 2021, waarin de beschieting aan de [straatnaam01] aan de orde is geweest. Daarbij is vanaf de telefoon van de verdachte op 24 februari 2021 en bericht gestuurd naar medeverdachte [medeverdachte01] dat verwijst naar deze uitzending.
Tussen de verdachte en [naam01] , die eerder verdachte is geweest in dit onderzoek , heeft er een Snapchatgesprek plaatsgevonden waarin instructies worden gegeven over het rijden met gedimde lichten, het uitstappen en ernaartoe lopen en het achterlaten van de ‘P’ in Rotterdam. Deze werkwijze lijkt door de verdachte te zijn gevolgd bij de beschieting in de [straatnaam01] .
De verdachte heeft verklaard dat hij op 23 januari 2021 rond 01.30 à 02.00 uur samen met medeverdachte [medeverdachte01] twee mannen heeft opgehaald in Amsterdam en dat zij met zijn vieren naar [plaats02] zijn gereden. Vervolgens is de verdachte naar de straat gereden waar is geschoten. De jongens die achterin zaten zijn uitgestapt en vervolgens hoorde de verdachte knallen.
De twee jongens die achterin de Volkswagen Polo hebben gezeten, medeverdachten [medeverdachte02] en medeverdachte [medeverdachte03] , zijn veroordeeld voor het medeplegen van bedreiging en vernieling van een gebouw. [naam01] is veroordeeld voor de medeplichtigheid aan vernieling van een gebouw.
Vorenstaande geeft aan dat er sprake was een nauwe en bewuste samenwerking. Onder de medeplichtigheid van [naam01] zijn de vier verdachten naar [plaats02] gereden om het plan – het beschieten van een pand – uit te voeren. Daarbij kan het niet anders dan dat alle inzittenden van de auto wisten wat er ging gebeuren. De verdachte had opzet op de vernieling en de bedreiging van de eigenaar van het pand. Er is sprake van het medeplegen van vernieling van een gebouw en het medeplegen van bedreiging.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Bij de verdachte was het opzet aanwezig voor wat betreft het helpen van de jongens die hij heeft opgehaald en naar [plaats02] heeft gebracht. Echter, opzet op de gronddelicten vernieling en bedreiging blijken niet uit het dossier. Hiervoor zijn met name contra-indicaties.
4.2.3.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen dat de verdachte op 23 januari 2021 opzet heeft gehad op de vernieling van een gebouw en de bedreiging van [slachtoffer01] .
De enkele aanwezigheid van verdachte in de auto is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de beschieting. Niet is gebleken dat de verdachte voorafgaand aan de beschieting wist dat [medeverdachte02] en [medeverdachte03] een vuurwapen bij zich hadden. Daarbij heeft de rechtbank geen bewijsmiddelen aangetroffen op basis waarvan de wetenschap van de verdachte van de beschieting van het pand en de daarmee samenhangende bedreiging kan worden vastgesteld. Derhalve kan zowel het medeplegen als de medeplichtigheid niet bewezen worden verklaard en dient de verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit anders ligt ten aanzien van de aan de verdachte ten laste gelegde begunstiging. De verdachte heeft verklaard knallen te hebben gehoord en zag vervolgens de personen die even daarvoor waren uitgestapt terug naar zijn auto rennen, waarna zij weer instapten. De verdachte heeft verklaard dat zij “rijden, rijden, rijden” hebben gezegd en dat hij in paniek naar het centrum van Rotterdam is gereden. Uit vorenstaande blijkt dat de verdachte op basis van de feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden had dat de personen die weer bij hem in zijn auto instapten – naar later bleek: [medeverdachte02] en [medeverdachte03] – schuldig waren aan een strafbaar feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte opzettelijk behulpzaam geweest in het ontkomen aan de nasporing van en aanhouding door justitie of politie van [medeverdachte02] en [medeverdachte03] , die verdachten waren van enig misdrijf, door hen na de schietpartij van de plaats delict te vervoeren.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 23 januari 2021 te [plaats02] , opzettelijk een persoon, die schuldig was aan of verdachte was van enig misdrijf, te weten de vernieling van een gebouw aan de [adres02] en de bedreiging van [slachtoffer01] , behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en de aanhouding door een of meer ambtenaren van justitie of de politie, door de schutter van de plaats delict te vervoeren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk iemand die verdacht wordt van enig misdrijf, behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door ambtenaren van justitie of politie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft (subsidiair) betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de bijzondere strafuitsluitingsgrond van artikel 189, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is. Deze strafuitsluitingsgrond moet blijkens de wetsgeschiedenis en jurisprudentie van de Hoge Raad ruim worden uitgelegd, in die zin dat die ook van toepassing is op degene die een handeling verricht als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, met het doel gevaar van vervolging voor zichzelf te ontgaan, aldus de verdediging.
6.2.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij – nadat de twee jongens uit de auto waren gestapt – twee tot vier knallen hoorde, hij de twee jongens naar zijn auto zag komen rennen, zij snel bij de verdachte instapten en hij vervolgens is weggereden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de strafuitsluitingsgrond van artikel 189, derde lid Sr niet op de verdachte van toepassing. Toen [medeverdachte02] en [medeverdachte03] bij de verdachte instapten en de verdachte wegreed, maakte de verdachte zich schuldig aan begunstiging van de schutter. Op dat moment kon bij de verdachte geen vrees voor zijn eigen vervolging bestaan, omdat hij voordat hij wegreed geen strafbaar feit had gepleegd. Dat de verdachte later ook voor zijn eigen vervolging vreesde, maakt niet dat de strafuitsluitingsgrond van artikel 189, derde lid Sr alsnog op de verdachte moet worden toegepast. Het verweer wordt daarom verworpen.
Er zijn op grond van het voorgaande maar ook daarnaast geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich door het besturen van een vluchtauto schuldig gemaakt aan begunstiging. In het onderhavige geval heeft verdachte door zijn handelen de nasporing of de vervolging van een ernstig misdrijf, te weten vernieling van een pand door beschieting en bedreiging, een stuk moeilijker gemaakt. Verdachte heeft voldoende tijd gehad om zich op zijn handelen te beraden. Immers, hij had zonder [medeverdachte02] en [medeverdachte03] weg kunnen rijden. Dat hij niet anders heeft gehandeld dan dat hij heeft gedaan, acht de rechtbank dan ook kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 september 2022.
7.3.2.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, langer dan dat de verdachte in voorarrest heeft gezeten.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen auto en telefoon verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen auto en telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- Volkswagen Polo Wit [kenteken01]
- IPhone 8 plus Zwart.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 5 oktober 2022.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan/nabij de [adres02] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een tot op heden onbekend gebleven persoon op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan/nabij de [adres02] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , althans aan een ander of anderen dan aan die tot op heden onbekend gebleven persoon en/of zijn/haar mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de schutter te vervoeren en/of een auto ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, met een (semi)(automatisch) vuurwapen op een pand van die [slachtoffer01] (de [adres02] ) te schieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een tot op heden onbekend gebleven persoon op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
meermalen, althans eenmaal, met een (semi)(automatisch) vuurwapen op een pand van die [slachtoffer01] (de [adres02] ) te schieten tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de schutter te vervoeren en/of een auto ter beschikking te stellen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 23 januari 2021 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een tot op heden onbekend gebleven persoon, die schuldig was aan of verdachte was van enig misdrijf, te weten de vernieling van een gebouw aan/nabij de [adres02] en/of de bedreiging van [slachtoffer01] , heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of de aanhouding door een of meer ambtenaren van justitie of de politie, door de schutter van de plaats delict te vervoeren;
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2021 tot en met 7 februari 2021 te Rotterdam en/of [plaats02] tezamen en in vereniging met een of meer anderen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, van het merk Browning, type Skorpion, kaliber 7.65mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of daarbij voor dat wapen geschikt munitie voorhanden heeft gehad.