ECLI:NL:RBROT:2022:11531

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
10-136049-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het telen en aanwezig hebben van hennepplanten en hennepstekken

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994 en niet ingeschreven in de basisregistratie personen. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 362 hennepmoederplanten en 8424 hennepstekken, alsook van het telen van deze hennepplanten. De officier van justitie, mr. R.K. Nanhkoesingh, eiste een gevangenisstraf van drie maanden en een bewezenverklaring van de tenlastelegging. Tijdens de zitting op 7 juli 2022 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van stroom, waar de verdachte ook van beschuldigd werd, en sprak hem vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging. Echter, de rechtbank verklaarde de feiten onder 1 en 2 bewezen, aangezien de verdachte deze feiten had bekend en er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak leidde. De rechtbank oordeelde dat de bewezen feiten een eendaadse samenloop van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet opleverden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en werd bepaald dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-136049-21
Datum uitspraak: 21 juli 2022
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen voor de diefstal van stroom gelet op de verklaring van de verdachte, de constatering van de politiefunctionarissen en het rapport van Stedin.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte als pleger de meterkast heeft verbroken, vervolgens zelf de illegale stroomvoorziening heeft aangelegd en zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van stroom. De verdachte heeft verklaard dat de stroomvoorziening in zijn bedrijfspand was aangelegd door andere personen en dat hij niet weet wat zij gedaan hebben omdat hij daarbij niet in de ruimte aanwezig was. Bewijs dat het anders is gegaan, ontbreekt.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 12 februari 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk aanwezig heeft gehad 362 hennepmoederplanten en 8424 hennepstekken, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 29 januari 2021 tot en met 12 februari 2021 te
Spijkenisse, gemeente Nissewaard opzettelijk heeft geteeldeen grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten in totaal 362 hennepmoederplanten en 8424 hennepstekken,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
In het bedrijfspand van de verdachte is een stekkerij met 362 hennepmoederplanten en 8424 hennepstekken aangetroffen. Gelet op deze grote hoeveelheden moeten deze bestemd zijn geweest voor de (tussen)handel en daarmee voor verdere verspreiding. Verdovende middelen en de handel daarin vormen een bedreiging voor de samenleving, in die zin dat zij de volksgezondheid bedreigen en criminaliteit bevorderen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij uitsluitend heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad van de verdachte werkt daarom niet strafverhogend.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hoewel de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van minder feiten dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet zij gelet op het grote aantal aangetroffen hennepplanten en hennepstekken geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de straf die door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
mr. E. IJspeerd en mr. I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 21 juli 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 362 hennep(moeder)planten en/of 8424 hennepstekken,
althans een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2021 tot en met 12 februari 2021 te
Spijkenisse, gemeente Nissewaard
(telkens) opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of
vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te
weten in totaal 362 hennep(moeder)planten en/of 8424 hennepstekken,
althans een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2021 tot en met 12 februari 2021 te
Spijkenisse, gemeente Nissewaard
een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Stedin
(gevestigd aan [adres01] te Rotterdam), in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat weg te nemen hoeveelheid stroom onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van verbreking;