ECLI:NL:RBROT:2022:11528

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
10-237101-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de ontnemingsvordering na vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte, die eerder was vrijgesproken van het telen van hennepplanten. De verdachte, geboren in Colombia in 1963, was vertegenwoordigd door raadsman mr. W.B.M. Bos. Tijdens de zitting op 7 juli 2022 werd de vordering van de officier van justitie, mr. S.S.S. Heinerman, behandeld. De vordering strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 55.472,- en het opleggen van een betalingsverplichting van € 30.000,- aan de verdachte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming, omdat de verdachte was vrijgesproken in de onderliggende strafzaak. De rechtbank benadrukte dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg staat. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. F.A. Hut als voorzitter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-237101-21 (ontneming)
Datum uitspraak: 18 augustus 2022
Tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Colombia) op [geboortedatum01] 1963,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2022.

2..Voorafgaand vonnis

Bij vonnis van deze rechtbank van 18 augustus 2022 is de verdachte vrijgesproken van het haar ten laste gelegde feit, te weten het in de periode van 22 oktober 2020 tot en met
1 december 2020 medeplegen van - samengevat - het telen of aanwezig hebben van hennepplanten, dan wel de medeplichtigheid daaraan.
Een kopie van genoemd vonnis is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman - zoals deze na wijziging ter terechtzitting is komen te luiden - strekt tot:
  • het vaststellen van het bedrag waarop het door de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 55.472,-;
  • het opleggen aan de verdachte van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 30.000,- met de bepaling dat de verdachte daarvoor hoofdelijk aansprakelijk is.

4..Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de verdachte is vrijgesproken van - samengevat - het medeplegen van het telen of aanwezig hebben van hennepplanten, en van de medeplichtigheid daaraan.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie, gelet op de vrijspraak in de onderliggende strafzaak, in de vordering tot ontneming niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vervolging van verdachte heeft niet tot een veroordeling geleid en het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit staat aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg. [1]

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
mr. K.A. Baggerman en mr. E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 18 augustus 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Voetnoten

1.Hoge Raad 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4258.