In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte, die eerder was vrijgesproken van het telen van hennepplanten. De verdachte, geboren in Colombia in 1963, was vertegenwoordigd door raadsman mr. W.B.M. Bos. Tijdens de zitting op 7 juli 2022 werd de vordering van de officier van justitie, mr. S.S.S. Heinerman, behandeld. De vordering strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 55.472,- en het opleggen van een betalingsverplichting van € 30.000,- aan de verdachte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming, omdat de verdachte was vrijgesproken in de onderliggende strafzaak. De rechtbank benadrukte dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg staat. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. F.A. Hut als voorzitter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.