ECLI:NL:RBROT:2022:11502

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
10/219170-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor opzettelijke brandstichting en vernieling met bijzondere voorwaarden

Op 13 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Irak in 1982, die op 30 augustus 2022 opzettelijk brand heeft gesticht in een politiecel en een brievenbus heeft beschadigd. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft erkend de feiten te hebben gepleegd en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de Nationale Politie Eenheid Rotterdam, niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven en de rechtbank heeft de tijd in voorlopige hechtenis in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/219170-22
Datum uitspraak: 13 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Irak) op [geboortedatum01] 1982,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] Rotterdam,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. I.K. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Vollebregt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 30 augustus 2022 te Rotterdam
opzettelijk
brand heeft gesticht door in een politiecel open vuur in aanraking te brengen met
een stoeltje/bankje en tafel,
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en dat stoeltje/bankje en die tafel
en de vloer onder dat stoeltje/bankje en die tafel zijn verbrand,
en daarvan gemeen gevaar voor een zich in de nabijheid van dat stoeltje/bankje en die tafel bevindende matras en/ andere zich in die pol
itiecel bevindende
goederen, te duchten was;
2.
hij op 30 augustus 2022 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus in de (voor)deur van een woning die
aan Woonstad toebehoorde heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten stonden, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft opzettelijk met een aansteker brand gesticht in zijn politiecel. De rechtbank acht dit een ernstig feit en rekent dit de verdachte aan. De verdachte mag van geluk spreken dat de brandstichting tijdig is opgemerkt en dat erger is voorkomen. Hier komt bij dat brandstichting naast materiële schade en hinder, een groot gevoel van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van de brievenbus van de woning waar zijn ex-vriendin woonachtig is. Door het handelen van de verdachte heeft hij voor zowel schade als overlast gezorgd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 december 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte heeft tijdens het gesprek met de reclassering kenbaar gemaakt dat hij openstaat voor behandeling en begeleiding, omdat hij hulp wenst te ontvangen bij het regelen van praktische zaken, zoals huisvesting en de omgang met zijn zoon. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Psychiater dr. [psychiater01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 oktober 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de proceshouding van de verdachte en het reclasseringsrapport waaruit blijkt dat de verdachte gemotiveerd is en openstaat voor behandeling en begeleiding. De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Op die manier wil de rechtbank de verdachte de kans geven om zijn leven weer op te pakken. Daarbij acht de rechtbank de door de reclassering geadviseerde begeleiding en bijzondere voorwaarden aangewezen, met uitzondering van de klinische opname, omdat de rechtbank hiertoe onvoldoende aanleiding ziet. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd Nationale Politie Eenheid Rotterdam ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.620,29 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.594,04, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk verklaard te worden.
De verdediging heeft de vordering gemotiveerd betwist. De onderbouwing van de vordering laat zien dat er aan twee cellen werkzaamheden zijn verricht. Uit de onderbouwing volgt niet welke posten vallen onder rechtstreeks uit het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade.
8.2.
Beoordeling en conclusie
De vordering van de benadeelde partij is mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdediging onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam is niet op zitting aanwezig om vragen te beantwoorden. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreidere nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van de vordering, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdediging, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 13 december 2022 opgeheven. De beslissing is apart schriftelijk vastgelegd.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 in Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde verblijft in een nog te bepalen instelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Rotterdam
opzettelijk
brand heeft gesticht door in een politiecel open vuur in aanraking te brengen met
een stoeltje/bankje en /of tafel en/of één of meer brandbare spullen en/of stoffen
op dat stoeltje/bankje en /of die tafel,
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of dat stoeltje/bankje en /of die tafel
en/of de vloer onder en/of nabij dat stoeltje/bankje en /of die tafel geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand,
en daarvan gemeen gevaar voor een zich in de nabijheid van dat stoeltje/bankje en
/of die tafel bevindende matras en/of andere zich in die poltiecel bevindende
goed(eren), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus in de (voor)deur van een woning, in
elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en/of Woonstad, in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;