ECLI:NL:RBROT:2022:11498

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
10.021859.22 en 10.226979.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen en belediging aan ambtenaren met gevangenisstraf en TBS

Op 30 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen en een belediging aan ambtenaren. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J. Portegies. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. De zaak omvatte twee parketnummers: 10.021859.22 en 10.226979.21, waarbij de verdachte onder andere bedreigingen uitte aan zijn huisgenoot en aan twee buitengewoon opsporingsambtenaren van de Nederlandse Spoorwegen. De bedreigingen waren ernstig van aard, waarbij de verdachte dreigde met geweld en de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en eenvoudige belediging aan ambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een verstandelijke beperking en paranoïde stoornissen, en heeft geconcludeerd dat hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij immateriële schade hadden geleden. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling van de verdachte om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10.021859.22 en 10.226979.21 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 30 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [naam land01], Nederlandse Antillen, op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] , Penitentiair Psychiatrisch Centrum,
raadsman mr. R.J. Portegies, advocaat te Badhoevedorp.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10.021859.22 en bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 10.226979.21;
  • primair veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 10.021859.22, subsidiair veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging voor een maximale termijn van vier jaar, met aansluitend een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr), meer subsidiair aanhouding van de behandeling van de zaak om een reclasseringsadvies op te maken gelet op het vereiste van 38z lid 2 Sr.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde in beide zaken is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10-021859-22
1
hij op 31 december 2021 te Rotterdam,
[slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer01] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen "Als ik uit deze instelling kom dan kom ik naar je toe en dan ga ik jullie allemaal vermoorden.
Ik ga mijn hele familie in Nederland vermoorden en ook de familie op [naam land01]. ;
2
hij op 24 januari 2022 te Rotterdam
[slachtoffer02] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door:
- een keukenmes, te pakken en daarmee
op die [slachtoffer02] af te lopen en
-(vervolgens) met voornoemd mes een of meerdere stekende bewegingen
te maken richting die [slachtoffer02] en
- die [slachtoffer02] dreigend de woorden toe te voegen " "Ik prik je lek",
10-226979-21
1
hij op 22 augustus 2021 te Rotterdam,
[ambtenaar01] en [ambtenaar02] , beiden buitengewoon opsporingsambtenaar bij de
Nederlandse Spoorwegen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door voornoemde [ambtenaar01] en/of voornoemde [ambtenaar02] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Jullie mogen blij zijn dat ik mijn wapen niet bij me heb. Morgen zijn jullie dood" en
- " Ik ga jullie morgen doodschieten" en
- " Jullie gaan morgen dood, ik kom als ik vrij ben terug naar hier en schiet jullie dood" en
- " Jij gaat sowieso sterven bra, morgen ga je dood bra" en
- 2
hij op 22 augustus 2021 te Rotterdam,
opzettelijk [ambtenaar01] en [ambtenaar02] , beiden buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Nederlandse Spoorwegen, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door /hen de woorden toe te voegen:
- " Kanker flikker, je kanker moeder, ik neuk jou, ik neuk je kanker zus en je kanker oma en/
- " Kanker bounty, je kanker moeder" en
- " Jullie kanker moeders",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10-021859-22

1..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
10-226979-21

1..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
5.1.
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de gevorderde gevangenisstraf aan het oordeel van de rechtbank, maar verzoekt de rechtbank niet over te gaan tot oplegging van de maatregel tot ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Voor het geval dat de rechtbank toch daartoe zou besluiten, heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zodat sprake is van een gemaximeerde TBS-maatregel.
7.2.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn huisgenoot met een mes waarbij hij op zeer nabije afstand stekende bewegingen heeft gemaakt en de woorden “Ik prik je lek” heeft geuit. Hij was van mening dat zijn huisgenoot goederen van hem had gestolen. Hij woonde op dat moment slechts twee dagen op deze locatie. Zijn huisgenoot heeft verklaard dat de bedreiging zeer beangstigend was en dat hij bang is dat de verdachte zijn woorden ten uitvoer zou brengen. Daarnaast vond de bedreiging plaats in diens eigen woning, uitgerekend een plek waar je je veilig zou moeten voelen.
Ook heeft de verdachte twee bijzondere opsporingsambtenaren van de NS bedreigd met de dood en hen beledigd omdat hij de trein niet in mocht en hij vond dat hij onjuist werd bejegend. Deze bedreigingen vonden plaats op het perron, dus in het openbaar. Dit soort incidenten versterken in het algemeen de maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verbale (telefonische) bedreiging van zijn moeder met de dood, terwijl hij was opgenomen bij Fivoor. Zij weigerde volgens verdachte om hem kleding te brengen. Zijn moeder heeft bij haar aangifte verklaard dat zij heel erg bang is dat de verdachte daadwerkelijk zal overgaan tot het vermoorden van haar en haar familie door zijn psychoses. De rechtbank acht het zorgwekkend dat, zelfs als de verdachte is opgenomen, hij doorgaat met het plegen van strafbare feiten.
.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig eerder is veroordeeld, onder meer voor diefstal met geweld, wapenbezit, mishandeling, vernieling, aanranding, verstoring van de openbare orde, valsheid in geschrifte en bedreiging. Aan de verdachte is zowel in 2012 als in 2019 een ISD-maatregel opgelegd. Desondanks heeft hij ook nadien weer nieuwe strafbare feiten gepleegd.
7.4.2.
Rapportages
Psychiater [naam01] , psychiater in opleiding [naam02] en GZ-psycholoog [naam03] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 december 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
Zij adviseren om het tenlastegelegde aan de verdachte in verminderde mate toe te rekenen omdat hij vanuit zijn pathologie (paranoïde en verstandelijke beperking) weinig zicht heeft op wat hij doet en over zeer weinig zelfsturing beschikt. Hoewel er paranoïde gedachtegangen ten grondslag liggen aan de vertoonde impulsieve agressie, kan niet worden onderbouwd dat het handelen van de verdachte ten tijde van de verschillende ten laste gelegde feiten onontkoombaar en allesoverheersend gestuurd werd vanuit een paranoïde psychotisch toestandsbeeld, zoals vanuit wanen en/of hallucinaties (zogenaamde imperatieve- of bevelshallucinaties). Immers lijkt hij zich niet volledig te laten gaan in zijn agressie en zijn er enige antisociale (egocentrische) overwegingen zichtbaar. Een gedragskundig advies om de feiten niet toe te rekenen kan dan ook niet formeel worden onderbouwd.
Onderzoekers stellen op basis van de klinische inschatting dat het recidiverisico op gewelds-
delicten hoog is.
De verdachte heeft een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis in de reguliere en forensische psychiatrische zorg vanaf 2008. De verdachte is in zorg geweest bij Delta Psychiatrisch Centrum (Antes), Bavo Europoort (Antes), Palier/Fivoor, Mozaïk, FPC 'De Woenselse Poort' GGZ Eindhoven, en Ipse de Brugge. In detentie verbleef hij veelal in PPC's.
De indruk is dat er sprake is van een verslechtering van het toestandsbeeld. Escalatiegevaar (in handelend gewelddadig gedrag) is afhankelijk van hoe het toestandsbeeld zich verder ontwikkelt. Deze risicoprognose wordt onderschreven door de uitkomst van HCR-20-V3 (Historical, Clinical, and Risk Management), een beoordelingsrichtlijn waarin casus specifieke risicofactoren op systematische wijze in kaart gebracht worden. De richtlijn maakt duidelijk dat de verdachte scoort op bijna alle historische indicatoren voor toekomstig geweld, klinische indicatoren voor toekomstig geweld (functioneren afgelopen half jaar) en risicohanterings-items (toekomstindicatoren voor geweld). Onderzoekers stellen op basis
van de klinische inschatting dat er geen beschermende factoren aanwezig zijn.
De verdachte heeft zeer beperkt (zo niet afwezig) probleembesef, ontkent psychische problematiek te hebben, heeft geen hulpvraag, en is niet voor behandeling of abstinentie van
middelen te motiveren. Naar oordeel van de onderzoekers is het wel degelijk van belang dat
de verdachte wordt behandeld om het recidivegevaar te beperken. Langdurige en intensieve behandeling en begeleiding is noodzakelijk. Interventies die het recidivegevaar kunnen verminderen, berusten op vier pijlers: antipsychotische medicatie, steunende en gestructureerde omgeving, abstinentie van middelen, psycho-educatie en motivering tot behandeling. Hoewel er al zeer veel zorg is ingezet, komt de problematiek onvoldoende onder controle en pleegt hij weer strafbare feiten. Een in beginsel gesloten klinische start van de behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) op (tenminste) beveiligingsniveau 3 wordt daarom noodzakelijk geacht. Gezien het chronische en therapieresistente karakter van de problematiek van de verdachte is een zo langdurig mogelijke behandeling en begeleiding geïndiceerd. Doordat de verdachte zelf niet gemotiveerd is voor behandeling of abstinentie van middelen, is een traject in een voorwaardelijk kader uitgesloten. Gezien de chroniciteit van de problematiek, waarbij er geen zicht is op verbetering, en het feit dat een periode van twee jaar tweemaal onvoldoende is gebleken om een werkbaar behandelcontact op te zetten en resocialisatie te bewerkstelligen, adviseren de onderzoekers een tbs-maatregel met bevel tot verpleging op te leggen. Indien de strafmaat het niet toelaat een tbs-dwang op te leggen, zou een gemaximeerde tbs met daaropvolgend een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) overwogen kunnen worden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde feiten onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 10.021859.22 en het bewezenverklaarde feit onder 1 in de zaak met parketnummer 10.226979.21, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Voor het opleggen van de TBS-maatregel met dwangverpleging is redengevend dat wat betreft het toegepaste geweld een stijgende lijn te zien is bij de door de verdachte gepleegde strafbare feiten die uit zijn justitiële documentatie blijken. Ook het rapport van het Pieter Baan Centrum spreekt van een verslechtering van het toestandsbeeld. Daarnaast blijkt uit het rapport van het Pieter Baan Centrum en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij het onbetamelijke van zijn gedrag niet inziet. Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Vastgesteld wordt dat het strafbare feit onder 2 in de zaak met parketnummer 10.021859.22 te een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit onder 2 in de zaak met parketnummer 10.021859.22 redengevend. De verdachte heeft de betreffende bedreiging uitgevoerd met een groot keukenmes in zijn hand, bij uitstek een geschikt voorwerp om lichamelijk letsel toe te brengen. Daarbij is hij neus aan neus gaan staan met de aangever. Hij heeft daarbij boos met dat mes stekende bewegingen in de richting van aangever gemaakt en daarbij de woorden “Ik prik je lek” geuit. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat er een reële mogelijkheid bestond dat de verdachte uitvoering zou geven aan die bedreiging. Deze bedreiging is dan ook een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering(en) benadeelde partij(en)

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] en [benadeelde partij02] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten inzake 10.226979.21. De benadeelde partijen vorderen beiden een vergoeding van € 350,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen tot een bedrag van € 350,-, vermeerderd met wettelijke rente, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit afwijzing van de vorderingen nu de verdachte geen inkomsten heeft en – in tegenstelling tot wat hij ter zitting heeft verklaard – niet in staat is om deze te voldoen. Dit betekent dat naast de eventueel op te leggen gevangenisstraf nog zeven dagen gijzeling er boven op komt. De verdediging acht dit onwenselijk.
8.3.
Beoordeling
Op basis van het dossier en de vorderingen van de benadeelde partijen kan niet worden vastgesteld dat zij daadwerkelijk immateriële schade hebben geleden als gevolg van de bedreiging en belediging. De benadeelde partijen zullen daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 266, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en E.H. de Bruijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Koreneef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-021859-22
1
hij op of omstreeks 31 december 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer01] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen "Als ik uit
deze instelling kom dan kom ik naar je toe en dan ga ik jullie allemaal vermoorden.
Ik ga mijn hele familie in Nederland vermoorden en ook de familie op [naam land01]. Je
broer die woont op [naam land01] [ ... ]. Hij wil mij ook niet helpen dus ga ik hem ook
vermoorden.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 24 januari 2022 te Rotterdam
[slachtoffer02] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling,
door:
- een keukenmes, althans een scherp en/ of puntig voorwerp, te pakken en daarmee
op die [slachtoffer02] af te lopen en/of
-(vervolgens) met voornoemd mes/voorwerp een of meerdere stekende bewegingen
te maken richting die [slachtoffer02] en/of
- die [slachtoffer02] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je
(dood) steken" en/of "Ik prik je lek", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
10-226979-21
1
hij op of omstreeks 22 augustus 2021 te Rotterdam,
[ambtenaar01] en/of [ambtenaar02] , beiden buitengenwoon opsporingsambtenaar bij de
Nederlandse Spoorwegen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met
zware mishandeling, door voornoemde [ambtenaar01] en/of voornoemde [ambtenaar02] dreigend de
woorden toe te voegen:
- " Jullie mogen blij zijn dat ik mijn wapen niet bij me heb. Morgen zijn jullie dood" en/of
- " Ik ga jullie morgen doodschieten" en/of
- " Jullie gaan morgen dood, ik kom als ik vrij ben terug naar hier en schiet jullie dood" en/of
- " Jij gaat sowieso sterven bra, morgen ga je dood bra" en/of
- Jij en die bounty ga ik morgen dood maken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 22 augustus 2021 te Rotterdam,
opzettelijk [ambtenaar01] en/of [ambtenaar02] , beiden buitengenwoon opsporingsambtenaar bij de
Nederlandse Spoorwegen, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun
bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden
toe te voegen:
- " Kanker flikker, je kanker moeder, ik neuk jou, ik neuk je kanker zus en je kanker oma en/ of
- " Kanker bounty, je kanker moeder" en/ of
- " Jullie kanker moeders",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/ of strekking;
(Artikel art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)