In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoeker, die onder beschermingsbewind staat, heeft een verzoek ingediend om een drietal schuldeisers te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat verzoeker een percentage van zijn schulden kan aflossen, gebaseerd op zijn Ziektewet-uitkering. Verzoeker heeft in totaal twintig schuldeisers, waarvan één preferente en negentien concurrente, met een totale vordering van € 37.553,16. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 17,84% aan de preferente en 8,896% aan de concurrente schuldeisers.
Tijdens de zitting op 16 november 2022 heeft de rechtbank de betrokken partijen gehoord. De meerderheid van de schuldeisers, achttien van de negentien, stemde in met de regeling, met uitzondering van Tandzorg Rotterdam, die een vordering van € 399,77 had. De rechtbank heeft beoordeeld of Tandzorg Rotterdam in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de regeling, waarbij werd gekeken naar het belang van de schuldeiser versus de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wogen dan die van Tandzorg Rotterdam.
De rechtbank heeft het verzoek om Tandzorg Rotterdam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en Tandzorg Rotterdam veroordeeld in de kosten van de procedure. Tevens is vastgesteld dat er een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat verzoeker niet in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A. Masrom, griffier.