ECLI:NL:RBROT:2022:11490
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goede trouw en inspanningsverplichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling (WSNP) van verzoekster. Verzoekster heeft op 16 november 2022 een verzoekschrift ingediend, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich aan de inspanningsverplichting zal houden en dat er meerdere schulden zijn ontstaan die te kwader trouw zijn. De schuldenlast van verzoekster bedraagt € 121.784,20, en zij heeft verklaard dat zij 24 uur per week werkt in de zorg en daarnaast een opleiding volgt. Tijdens de zitting op 28 november 2022 heeft verzoekster aangegeven dat zij niet meer kan werken vanwege de zorg voor haar kinderen en psychische problematiek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster schulden heeft bij het CJIB van in totaal € 25.091,38, die zijn ontstaan door verkeersboetes in de periode van 2016 tot en met 2022. Aangezien deze schulden zijn ontstaan door het delen van haar auto met anderen, zijn deze niet te goeder trouw ontstaan. Daarnaast heeft verzoekster ook schulden aan de uitkeringsinstantie Stroomopwaarts, die niet correct is geïnformeerd over haar situatie. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen en dat zij zich niet voldoende zal inspannen om baten voor de boedel te verwerven.
De rechtbank heeft begrip voor de wens van verzoekster om een opleiding te volgen, maar benadrukt dat het belang van de schuldeisers voorop staat. Gezien de omstandigheden en het gebrek aan goede trouw, heeft de rechtbank besloten het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af te wijzen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. F. Damsteegt, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A. Masrom, griffier.