ECLI:NL:RBROT:2022:11475

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
ROT 21/3495
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WGA-uitkering van eiseres door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres en het UWV over de beëindiging van haar loongerelateerde WGA-uitkering. Eiseres, die als verzorgende werkte, had zich in 2017 ziekgemeld en ontving vanaf 2019 een WGA-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn, met een vastgestelde mate van 28,95%. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat de verzekeringsarts van het UWV ten onrechte had geconcludeerd dat haar medische situatie niet was veranderd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 december 2022, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar het UWV niet. De rechtbank benoemde een deskundige, verzekeringsarts [naam 2], die concludeerde dat er wel degelijk beperkingen moesten worden aangenomen voor eiseres, waaronder voor haar dyslexie. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom het de beperkingen van eiseres niet had erkend en dat de medische beoordeling van het UWV niet klopte.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de deskundige. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank concludeerde dat het UWV niet aannemelijk had gemaakt dat het zijn besluit zou kunnen herstellen, waardoor de uitspraak in het voordeel van eiseres uitviel.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3495

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder.

Inleiding

Het UWV heeft de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres beëindigd omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 28,95%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van eiseres. Het UWV is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als verzorgende met EVV-taken (Eerst Verantwoordelijk Verzorgende). Zij heeft zich op 22 november 2017 wegens belemmerende gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk. Vanaf 19 november 2019 ontving eiseres een WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. Het UWV heeft op verzoek van de ex-werkgever een herbeoordeling gedaan van eiseres arbeidsgeschiktheid. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres voor minder dan 35%, namelijk 28,95%, arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 20 november 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 6 mei 2021
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 februari 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 10 mei 2021
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij voert, samengevat, aan dat de verzekeringsarts B&B van mening is dat de medische situatie van eiseres niet is veranderd ten opzichte van de beoordeling in 2019, maar dat hij desondanks wel een forse aanpassing van de eerder gestelde belastbaarheid heeft gedaan. Dat de verzekeringsarts B&B stelt dat de verzekeringsarts bij de beoordeling in 2019 van een onjuiste veronderstelling is uitgegaan, namelijk dat de fractuur van de wervelkolom nog niet geconsolideerd zou zijn, volgt eiseres niet. Volgens eiseres blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts van 2019 niet dat sprake zou zijn van een niet-geconsolideerde fractuur. Eiseres stelt dan ook dat een deugdelijke motivering voor de forse aanpassingen aan haar gestelde belastbaarheid ontbreekt.
7. Volgens eiseres is de door de verzekeringsarts in 2019 vastgestelde belasting juist. Ter onderbouwing heeft zij een expertise rapport van verzekeringsarts [naam 1] verstrekt. De conclusies uit dit rapport sluiten beter aan bij de belastbaarheid zoals in 2019 vastgesteld. Zowel de verzekeringsarts in 2019, als de externe verzekeringsarts [naam 1] nemen fors meer beperkingen aan op grond van hetzelfde feitencomplex. [naam 1] is, zo blijkt uit haar rapport, uitgegaan van een geconsolideerde breuk. Het oordeel van de verzekeringsarts B&B dat de verzekeringsarts in 2019 door een onjuiste veronderstelling tot een fors aantal beperkingen is gekomen, is dan ook niet logisch, nu [naam 1] ook uitgaat van forse beperkingen bij een reeds geconsolideerde fractuur.
8. Uit het rapport van [naam 1] volgt volgens eiseres dat er forse beperkingen voor zitten, staan en lopen moeten worden aangenomen en dat er een medische noodzaak is om te liggen. In liggende houding is er minder druk op de wervelkolom door de zwaartekracht. [naam 1] ziet ook aanleiding tot een forse urenbeperking. Volgens eiseres hebben de verzekeringsartsen ten onrechte geen beperkingen opgenomen voor haar dyslexie en haar psychische klachten. Eiseres is het ook niet eens met de conclusie van de verzekeringsarts B&B dat nog geen sprake is van een medische eindsituatie of een geringe kans op herstel. Haar orthopeed heeft geconcludeerd dat een operatie niet meer aan de orde is. De geduide functies kan eiseres gelet op haar beperkingen niet verrichten.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht meer heeft op een
WGA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 20 november 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 5 mei 2021 gesteld dat de medische situatie van eiseres sinds de vorige beoordeling niet in relevante mate is gewijzigd. Op het moment van de vorige beoordeling was al sprake van een geconsolideerde breuk. De verzekeringsarts is er bij de beoordeling in 2019 ten onrechte vanuit gegaan dat geen sprake was van een geconsolideerde breuk. De opgestelde belastbaarheid, met zeer forse fysieke beperkingen, past bij deze veronderstelling. De verzekeringsarts B&B heeft ook gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet om een urenbeperking aan te nemen. Er wordt namelijk niet voldaan aan de criteria van ‘duurbelastbaarheid in arbeid’. Een inhoudelijke aanpassing van de belasting heeft volgens hem de voorkeur boven een beperking van de duurbelasting. Ook een herstelbehoefte waarbij belanghebbende veelvuldig gaat liggen kan volgens de verzekeringsarts B&B niet verklaard worden vanuit de aanwezige pathologie of de geldende behandeladviezen hierbij. In beroep merkt de verzekeringsarts B&B op dat een screenend onderzoek heeft plaatsgevonden op grond waarvan een vermoeden op dyslexie is ontstaan. De verzekeringsarts B&B vindt dit onvoldoende om beperkingen aan te nemen. De psychische klachten van eiseres zijn onderkend en beschreven in de anamnese, maar er is geen objectieve informatie overgelegd op basis waarvan beperkingen op psychisch gebied kunnen worden aangenomen.
11. Eiseres heeft in beroep een medische rapportage van verzekeringsarts [naam 1] ingebracht. Verzekeringsarts [naam 1] heeft meer en forsere beperkingen aangenomen dan de verzekeringsarts B&B. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank heeft daarom verzekeringsarts [naam 2] als deskundige benoemd.
12. [naam 2] komt in haar rapport van 21 juni 2022 tot de conclusie dat er reden is om eiseres te volgen in haar standpunt dat een beperking moet worden aangenomen voor haar dyslexie. De verklaring van de school van eiseres in combinatie met de anamnese geeft [naam 2] voldoende aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een vorm van dyslexie. [naam 2] merkt op dat eiseres haar MBO diploma heeft gehaald, dus dat het lezen en schrijven van niet te ingewikkelde zaken mogelijk moet zijn. [naam 2] acht eiseres ook beperkt op langdurig voorovergebogen werken. Voor de overige geclaimde beperkingen sluit [naam 2] zich aan bij de FML van 11 februari 2021.
13. In reactie op het rapport van [naam 2] merkt de verzekeringsarts B&B in zijn rapport van 20 juli 2022 – samengevat – op dat hij de conclusie van de deskundige niet volgt. De diagnose dyslexie is onvoldoende onderbouwd om beperkingen aan te nemen op basis van objectieve ziekte of gebrek. Ook het advies dat eiseres slechts 60 graden kan buigen volgt hij niet. Deze conclusie komt volgens hem niet logisch voort uit de voorliggende onderzoeksresultaten. Ook eiseres kan zich niet – helemaal – vinden in de conclusies van [naam 2] en claimt ongewijzigd een urenbeperking. Eiseres verstrekt hierbij een reactie van [naam 1] . Volgens [naam 1] leidt chronische pijn overduidelijk tot vermoeidheid en conform de verzekeringsgeneeskundige standaard duurbelastbaarheid is hier wel degelijk een urenbeperking op basis van vermoeidheid door chronische pijn aan de orde.
14. De reacties van eiseres en het UWV zijn aan [naam 2] voorgelegd. Zij heeft hierop in haar rapport van 2 september 2022 als volgt gereageerd. Volgens haar is sprake van een consistent geheel aan klachten en beperkingen (ondersteund door informatie van school) en het afwijzen van de diagnose dyslexie, alleen door het feit dat er geen specialistisch onderzoek is verricht, is volgens haar onjuist. Zij verwijst hiervoor naar het Schattingsbesluit. [naam 2] merkt daarnaast op dat zij van mening is dat vanuit preventief oogpunt een beperking op buigen dient te worden aangenomen.
15. In vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep ligt besloten dat het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel wordt gevolgd. In dit geval is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een bijzondere situatie waarin van dit uitgangspunt dient te worden afgeweken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het rapport van [naam 2] blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij voldoende inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden gemotiveerd dat aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de door [naam 2] genomen conclusies en ziet in de reacties van eiseres, ook die op zitting, en de verzekeringsarts B&B onvoldoende aanleiding om het oordeel van de deskundige niet te volgen.

Conclusie en gevolgen

16. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd, aangezien uit het rapport van de deskundige blijkt dat eiseres per datum in geding meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen.
17. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts B&B in de rapportages van 20 juli 2022 en 25 oktober 2022 heeft geconcludeerd dat hij gelet op het rapport van de deskundige geen aanleiding ziet zijn eerdere standpunt te wijzigen. Gelet daarop acht de rechtbank het niet aannemelijk dat het UWV gebruik zal maken van de gelegenheid het gebrek te herstellen door de medische grondslag van het bestreden besluit in overeenstemming te brengen met de beperkingen die [naam 2] heeft vastgesteld. De rechtbank volstaat daarom met de vernietiging van het bestreden besluit en de opdracht aan het UWV om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen. Het UWV zal daarbij deze uitspraak in acht moeten nemen en in het bijzonder de onder 10 vermelde aanpassingen van de FML (zoals uitgebreider verwoord in het rapport van [naam 2] van 21 juni 2022). Mogelijk zal daarna ook het arbeidsdeskundig onderzoek in bezwaar opnieuw gedaan moeten worden.
18. Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht dat eiseres heeft betaald aan haar vergoeden. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die zij in beroep heeft gemaakt. Het UWV moet deze betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze na deskundigenonderzoek, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1).
Ook komen voor vergoeding in aanmerking de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken voor het inschakelen van de verzekeringsarts. Verzocht is om vergoeding van de facturen van [adviesbureau] naar aanleiding van een door verzekeringsarts [naam 1] uitgevoerd verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een nader commentaar. Uit de factuur van 20 december 2021 volgt een totaalbedrag van € 1.378,19 inclusief btw. Uit de factuur van 10 augustus 2022 volgt een totaalbedrag van € 219,31 inclusief btw. Deze kosten met een totaalbedrag van € 1.597,50, komen ook voor vergoeding in aanmerking.
Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt daarmee € 3.495,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het UWV op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.495,-.
Deze uitspraak is gedaan op 29 december 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
De rechter is verhinderd de uitspraak teondertekenen.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.