ECLI:NL:RBROT:2022:11474

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
C/10/647468 / KG ZA 22-935
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoire en executoriale beslagen op onroerend goed met belangenafweging

In deze zaak vordert eiser, [eiser01], de opheffing van conservatoire en executoriale beslagen die zijn gelegd op twee appartementsrechten gelegen aan [adres01] en [adres02] te [plaats01]. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen ten aanzien van [adres02] grotendeels toegewezen, waarbij de belangen van partijen zijn afgewogen. Tevens is een verbod opgelegd aan Stichting Evenaar c.s. om opnieuw conservatoir beslag te leggen op dit pand. De procedure is gestart met een dagvaarding op 18 november 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 december 2022. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Stichting Evenaar c.s. op 25 juli 2019 executoriaal beslag heeft gelegd op de panden voor een bedrag van € 5.882,-, en dat er diverse andere beslagen zijn gelegd in het verleden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid door gedaagden, gezien de wanverhouding tussen het nog te incasseren bedrag en de gevolgen van de voortzetting van de executie. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiser01] tot opheffing van de beslagen toegewezen, met uitzondering van het beslag op [adres01], dat gehandhaafd blijft. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, Stichting Evenaar c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/647468 / KG ZA 22-935
Vonnis in kort geding van 28 december 2022
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.B. Maliepaard te Rotterdam,
tegen

1.STICHTING EVENAAR,

gevestigd te Almere,
2.
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.P. Sanchez Montoto te Amstelveen.
Eiser wordt hierna [eiser01] genoemd. Gedaagden worden afzonderlijk aangeduid als Stichting Evenaar en [gedaagde01] en gezamenlijk als Stichting Evenaar c.s.

1..Waar gaat de zaak over?

1.1.
[eiser01] vordert in deze zaak opheffing van conservatoire beslagen en doorhaling van executoriale beslagen die zijn gelegd op de [adres01] en [adres02] te [plaats01] . De voorzieningenrechter wijst de vorderingen ten aanzien van [adres02] grotendeels toe en doet dit op grond van een toets van de belangen van partijen. Daarnaast wordt de vordering om het Stichting Evenaar c.s. te verbieden opnieuw conservatoir beslag te leggen op [adres02] toegewezen.

2..De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 18 november 2022, met producties 1 tot en met 18;
  • het e-mailbericht van 24 november 2022 namens [eiser01] , met productie 19;
  • de oproeping van [gedaagde01] en Stichting Evenaar voor de zitting van 14 december 2022;
  • de eis in reconventie;
  • het e-mailbericht van 5 december 2022 namens [eiser01] , met productie 20;
  • het e-mailbericht van 12 december 2022 namens Stichting Evenaar c.s., met producties 1 tot en met 25;
  • het e-mailbericht van 13 december 2022 namens Stichting Evenaar c.s., met een vordering tot vergoeding van de werkelijke proceskosten, met productie 26;
  • het e-mailbericht van 13 december 2022 namens [eiser01] , met productie 21;
  • de pleitaantekeningen van [eiser01] , met productie 22;
  • de pleitaantekeningen van Stichting Evenaar c.s.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 december 2022.

3..De feiten

3.1.
[eiser01] is eigenaar van twee appartementsrechten, gelegen aan de [adres01]
en [adres02] te [plaats01] (hierna: de panden). Op de panden zijn diverse conservatoire en executoriale beslagen gelegd.
Executoriale beslagen
3.2.
Stichting Evenaar c.s. heeft op 25 juli 2019 executoriaal beslag laten leggen op de panden voor een bedrag van € 5.882,-. Dit beslag is gelegd uit hoofde van de proceskostenveroordeling die in cassatie bij arrest van 12 april 2019 is opgelegd.
3.3.
[eiser01] heeft met de [naam VvE01] (hierna: de VvE) een schikking getroffen. Die schikking is opgenomen in een proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 5 december 2018. In dit proces-verbaal is een veroordeling voor [eiser01] opgenomen. In mei 2020 heeft de VvE een deel van deze vordering op [eiser01] gecedeerd aan [gedaagde01] .
3.4.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 2 juni 2022 in een procedure tussen enerzijds o.a. [eiser01] en Ekren en anderzijds Stichting Evenaar c.s., voor zover van belang, het volgende overwogen over de veroordeling van [eiser01] :
(..)
“4.5. Ekren heeft ter zitting erkend uit hoofde van het arrest van de Hoge Raad in het bevoegdheidsincident, berekend tot en met 31 mei 2022, een bedrag van € 11.715,92 aan gedaagden verschuldigd te zijn.
(..)
4.5.2.
Blijkens het proces-verbaal is [eiser01] aan de VvE verschuldigd een hoofdsom van
€ 6.002,32, te vermeerderen met wettelijke rente over € 5.032,96 vanaf 12 maart 2018, de nog verschijnende termijnen over 2019 à € 237,86 per maand en proceskosten van in totaal € 1.089,91.
4.5.3.
Partijen verschillen van mening over de vraag of [gedaagde01] uit hoofde van het proces-verbaal in combinatie met de akte van cessie de maandelijkse VvE-bijdrage na 1 januari 2019 kan incasseren. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het bepaalde onder I van de akte van cessie volgt dat de VvE en [gedaagde01] de kennelijke bedoeling hebben gehad om ook de maandelijkse bijdragen na 1 januari 2019 over te dragen. Nu het proces-verbaal een executoriale titel geeft voor de maandelijkse bijdragen tot en met december 2019, dient [eiser01] die bedragen aan [gedaagde01] te betalen.
4.5.4.
De voorzieningenrechter oordeelt op grond van het voorgaande dat [gedaagde01] uit hoofde van het proces-verbaal en de akte van cessie van [eiser01] te vorderen heeft de hoofdsom van
€ 6.002,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.032,96 vanaf 12 maart 2018, plus de maandelijkse bijdragen over 2019, zijnde 12 x € 237,86 (in totaal € 2.854,32), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata. Uit de stukken blijkt niet op welke vervaldatum de maandelijkse bijdrage steeds verschuldigd is. Uit praktische overwegingen gaat de voorzieningenrechter uit van de eerste van iedere maand. Tot slot kan [gedaagde01] aanspraak maken op de door hem zelf gemaakte betekeningskosten. Niet gebleken is dat de vordering betreffende de VvE gemaakte betekeningskosten aan [gedaagde01] is overgedragen. Op basis van het door gedaagden overgelegde exploot van 31 juli 2020 stelt de voorzieningenrechter die kosten vast op € 97,09. Berekend tot en met 31 mei 2022 bedraagt de wettelijke rente over € 5.032,96 een bedrag van € 439,06. De wettelijke rente over de in
2019 vervallen termijnen, vanaf de vervaldata tot en met 31 mei 2022, bedraagt € 172,30. De vordering waarvoor [gedaagde01] gebruik kan maken van zijn executoriale titel bedraagt dan ook in totaal, berekend tot en met 31 mei 2022:
Hoofdsom € 6.002,32
Wettelijke rente over € 5.032,96 € 439,06
Bijdragen 2019 € 2.854,32
Wettelijke rente over bijdragen 2019 € 172,30
Betekeningskosten € 97,09
Totaal € 9.565,09
4.5.5.
[eiser01] had aan gedaagden op basis van de executoriale titels dus een bedrag van
(€ 11.715,92 + € 9.565,09 =) € 21.281,01 moeten voldoen. Ekren heeft (namens [eiser01] ) een bedrag van € 15.917,14 op de kwaliteitsrekening van de notaris betaald ten behoeve van gedaagden. [gedaagde01] heeft derdenbeslag gelegd onder de deurwaarder op het voor [eiser01] van [naam01] geïncasseerde bedrag van € 2.792,-. Gedaagden zullen via de notaris en de deurwaarder dan ook in totaal € 18.709,14 (kunnen) ontvangen, wat betekent dat aan gedaagden nog € 2.571,87 moet worden voldaan.(..)”
3.5.
De VvE heeft op 12 augustus 2020 executoriaal beslag laten leggen op de panden ter voldoening van de in 3.3 genoemde vordering. Stichting Evenaar c.s. heeft op 10 maart 2021 [naam notariskantoor01] de opdracht gegeven de panden te veilen. Bij vonnis van 2 juni 2022 is hierover het volgende geoordeeld:
(..)
“4.6. Nu het door [eiser01] aan gedaagden verschuldigde bedrag is bepaald, komt de voorzieningenrechter toe aan de beoordeling of gedaagden misbruik maken van hun bevoegdheid als zij de executie van de appartementsrechten zoals bedoeld in de beschikking van 6 januari 2022 zouden voortzetten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat het geval is. Het bedrag dat gedaagden uit hoofde van de executoriale titels kunnen incasseren bedrag is nog slechts € 2,571,87. De rest kunnen zij via de notaris en deurwaarder uitbetaald krijgen, Er is sprake van een zodanige wanverhouding tussen het nog te incasseren bedrag en de gevolgen van het voortzetten van de executie van de appartementsrechten, dat dit misbruik van bevoegdheid zou opleveren.
4.7
De voorzieningenrechter zal gedaagden daarom verbieden om de executie van de appartementsrechten voort te zetten. De door eisers gevorderde daaraan te verbinden dwangsom, te verbeuren na betekening van het vonnis, zal worden toegewezen, tol een maximum van € 500.000,-.
4.8
Uit het voorgaande volgt dat de op basis van de executoriale titels gelegde beslagen nog steeds doel treffen. Hoewel het nog maar een beperkt bedrag betreft, is er geen reden om deze beslagen op te heffen. Deze beslagen vervallen na voldoening van de (restant)vordering van gedaagden. Wel zal de voorzieningenrechter het gevorderde verbod om nieuwe executoriale beslagen te leggen uit hoofde van de akte van cessie en het arrest van de Hoge Raad, tegen welke vordering gedaagden geen specifiek verweer hebben gevoerd, toewijzen. Voor de daaraan te verbinden dwangsom geldt hetzelfde als onder 4.7 overwogen.(..)”
3.6.
Van het door Ekren Holding B.V. namens [eiser01] betaalde bedrag van € 15.917,14 is € 8.731,05 op 16 juni 2022 aan [gedaagde01] overgemaakt; het resterende bedrag van
€ 7.186,09 is (nog) niet uitbetaald.
Conservatoire beslagen
3.7.
Op 28 mei 2015 is op verzoek van [gedaagde01] en Stichting Bharat Ram - de benaming van Stichting Evenaar tot medio 2015 - door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verlof verleend om conservatoir beslag te leggen op de panden. Het beslag op de panden is op 2 juni 2015 gelegd en het ingeschreven bedrag bedraagt
€ 55.530,-. Op 10 december 2019 is op verzoek van dezelfde partijen verlof verleend voor het verhogen van het bedrag van het eerste beslag. Dit conservatoire beslag op de panden is op 12 december 2019 gelegd voor een bedrag van € 20.000,-.
3.8.
Bij vonnis van 24 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam [gedaagde01] en de Stichting Bharat Ram (thans Stichting Evenaar) veroordeeld het op 2 juni 2015 gelegde beslag op te heffen onder de voorwaarde dat [eiser01] voor een bedrag van € 55.530,- zekerheid zou stellen voordat notariële levering van de panden plaatsvindt. Het op 12 december 2019 gelegde beslag is bij dit vonnis opgeheven. [eiser01] heeft geen zekerheid gesteld c.q. kunnen stellen.
3.9.
Op 27 mei 2020 heeft de rechtbank Midden-Nederland de vordering waarvoor [gedaagde01] en de Stichting Bharat Ram (thans Stichting Evenaar) beslag legden, afgewezen. Dit vonnis is bekrachtigd bij arrest van 18 oktober 2022 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In dit arrest is Stichting Evenaar c.s. veroordeeld in de proceskosten (€ 760 aan verschotten en € 2.884 aan salaris advocaat). De termijn om cassatie tegen dit arrest in te stellen is nog niet verlopen.
3.10.
Op 29 september 2022 is op verzoek van Stichting Evenaar c.s. wederom verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag op de panden. Dit beslag is op 18 oktober 2022 gelegd. Stichting Evenaar c.s. heeft haar vordering ter zake van notaris- en deurwaarderskosten begroot op € 4.990,- en de vordering van [gedaagde01] op
€ 10.198,73 (een deel van de onder 3.3 genoemde vordering waarvoor geen executoriale titel bestond).

4..Het geschil in conventie

4.1.
[eiser01] vordert samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
  • [gedaagde01] en Stichting Evenaar, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis en op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag, hoofdelijk te veroordelen tot opheffing van de door hen gelegde conservatoire derdenbeslagen op de registergoederen [adres01] en [adres02] en te bepalen dat, indien aan deze veroordeling niet binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis is voldaan, dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde01] en Stichting Evenaar om het beslag op te heffen,
  • [gedaagde01] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het executoriale beslag, ingeschreven in het kadaster op 25 juli 2019 betreffende de proceskostenveroordeling van de cassatieprocedure op de registergoederen [adres01] en [adres02] door te (laten) halen, een bewijs daarvan te sturen naar [e_mail01] op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat [gedaagde01] daarmee in gebreke blijft en te bepalen dat indien aan deze veroordeling niet binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis is voldaan dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde01] en Stichting Evenaar om het beslag op te heffen,
  • [gedaagde01] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de door de [naam VvE01] gelegde executoriale beslagen op de registergoederen gelegen aan de [adres01] en de [adres02] , ingeschreven in het kadaster op 12 augustus 2020 door te (laten) halen, een bewijs daarvan te sturen naar [e_mail01] op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat [gedaagde01] daarmee in gebreke blijft en te bepalen dat indien aan deze veroordeling niet binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis is voldaan dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde01] en Stichting Evenaar om het beslag op te heffen,
  • [gedaagde01] en Stichting Evenaar te verbieden om opnieuw executoriaal beslag te leggen uit hoofde van de proceskostenveroordeling in de cassatieprocedure, dan wel uit hoofde van het proces-verbaal van 5 december 2018 tussen [eiser01] en de VVE op verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 50.000,-,
subsidiair:
- Onder de voorwaarde dat de hypothecaire inschrijving op het registergoed gelegen aan de [adres01] , als gevolg van de aflossing van de onderliggende vordering, wordt doorgehaald [gedaagde01] en Stichting Evenaar hoofdelijk te veroordelen tot opheffing van de door hen gelegde conservatoire derdenbeslagen op het registergoed gelegen aan de [adres02] op verbeurte van een dwangsom van
€ 2.500,- per dag dat zij hiermee in gebreke blijven, en te bepalen dat, indien aan deze veroordeling niet binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis is voldaan, dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde01] en Stichting Evenaar om het beslag op te heffen,
meer subsidiair:
  • [gedaagde01] en Stichting Evenaar hoofdelijk te veroordelen de, nog in het geding te brengen depotakte, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis te ondertekenen, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag en te bepalen dat, indien aan deze veroordeling niet binnen 14 dagen is voldaan, dit vonnis in de plaats treedt van de instemming van [gedaagde01] en Stichting Evenaar met de depotakte,
  • de door [gedaagde01] en Stichting Evenaar gelegde beslagen op te heffen,
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
  • [gedaagde01] en Stichting Evenaar te verbieden om nieuwe conservatoire beslagen te leggen op de [adres01] en [adres02] op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 50.000,-,
  • [gedaagde01] en Stichting Evenaar hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
Stichting Evenaar c.s. voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.

5..Het geschil in reconventie

5.1.
Stichting Evenaar c.s. vordert opheffing van het bij vonnis van 2 juni 2022 opgelegde executieverbod met veroordeling van [verweerder01] in de proceskosten in reconventie.
5.2.
[verweerder01] voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde.

6..De beoordeling in conventie

6.1.
Opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer, maar niet uitsluitend, plaatsvinden als een van de in artikel 705 lid 2 Rv genoemde gronden aanwezig is en een belangenafweging niet tot een ander oordeel leidt, en op grond van een, zelfstandige, belangenafweging. Artikel 705 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft gegeven het beslag in kort geding kan opheffen. Een apart spoedeisend belang is daarvoor niet vereist.
6.2.
Ten aanzien van executiemaatregelen geldt dat aan degene wie een bevoegdheid toekomt, deze bevoegdheid niet kan inroepen, voor zover hij deze misbruikt. Van misbruik van bevoegdheid is onder meer sprake indien men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen (art. 3:13 lid 1 en 2 BW).
De conservatoire beslagen op de panden
6.3.
[eiser01] legt aan zijn primaire opheffingsvordering ten grondslag dat de vordering waarvoor in 2015 conservatoir beslag is gelegd, in eerste en tweede aanleg is afgewezen. Dat betekent dat de vordering waarvoor het beslag is gelegd, ondeugdelijk is. Voor het conservatoire beslag uit 2022 geldt dat [eiser01] geen bedrag van € 10.198,73 is verschuldigd, omdat hij een schikking tegen finale kwijting heeft bereikt met de VvE voor het deel van de vordering dat niet is gecedeerd aan [gedaagde01] . De notaris- en deurwaarderskosten is [eiser01] niet verschuldigd, omdat de voorzieningenrechter aan Stichting Evenaar c.s. een verbod tot verkoop van de panden heeft opgelegd. Deze kosten kunnen dan niet als schadepost op [eiser01] worden verhaald. Stichting Evenaar c.s. heeft in haar beslagverzoek bovendien een incompleet beeld geschetst over de situatie die speelt tussen partijen.
6.4.
Stichting Evenaar c.s. bepleit allereerst niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , omdat de (eerste) primaire vordering conservatoire derdenbeslagen noemt terwijl het beslagen op onroerend goed betreffen. Stichting Evenaar c.s. betwist voorts dat er gronden voor opheffing zijn. Zij stelt dat zij cassatie zal instellen tegen het arrest van 18 oktober 2022, nu zij een positief cassatieadvies heeft ontvangen. Ten aanzien van het in 2022 gelegde beslag stelt Stichting Evenaar c.s. dat in het vonnis van 2 juni 2022 niet de gehele gecedeerde vordering aan [gedaagde01] door de VvE is vastgesteld, maar enkel het gedeelte dat [gedaagde01] op basis van een executoriale titel heeft verkregen. De vordering op [eiser01] is hoger dan is overwogen in voormeld vonnis. [eiser01] is de notaris- en deurwaarderskosten verschuldigd, omdat Stichting Evenaar c.s. de kosten niet had gemaakt als [eiser01] transparant was geweest over de koopovereenkomst met Ekren.
6.5.
Het niet-ontvankelijkheidsverweer van Stichting Evenaar c.s. wordt verworpen. Hoewel de formulering van de vordering bepaald slordig te noemen is gezien het partijdebat dat al jaren gaande is tussen partijen, is het voor partijen duidelijk waar [eiser01] opheffing van vraagt. In het kader van de jurisprudentiële deformaliseringstendens is de voorzieningenrechter van oordeel dat aan de onjuiste formulering van het primair bij het eerste gedachtestreepje gevorderde, geen consequenties hoeven te worden verbonden. In plaats van derdenbeslagen wordt daar beslagen gelezen.
6.6.
Ten aanzien van het op 2 juni 2015 gelegde beslag staat vast dat Stichting Evenaar c.s. na het arrest van 18 oktober 2022 op dit punt nu niets meer te vorderen heeft van [eiser01] . Stichting Evenaar c.s. heeft echter cassatie aangekondigd na een positief cassatieadvies. De inhoud van dit advies is in deze procedure niet kenbaar maakt, uit de wel overgelegde begeleidende e-mail volgt dat advies slechts ten dele positief is. In deze situatie, waarin de uitspraak in de bodemzaak nog geen kracht van gewijsde heeft gekregen, is de zogeheten afstemmingsregel niet van toepassing. De belangen van partijen moeten worden afgewogen, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat voor een vooralsnog niet vaststaande vordering verhaal mogelijk zal zijn ingeval de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, terwijl de beslaglegger bij (definitieve) afwijzing van de vordering in de hoofdzaak voor de door het beslag ontstane schade aansprakelijk is. De omstandigheid dat de rechter in de hoofdzaak reeds uitspraak heeft gedaan, dient hierbij te worden betrokken. Als cassatie wordt ingesteld en deze procedure een positief resultaat voor Stichting Evenaar c.s. heeft, is het mogelijk dat [eiser01] nog een bedrag aan Stichting Evenaar c.s. is verschuldigd. Voor die situatie heeft Stichting Evenaar c.s. onvoldoende onderbouwd dat handhaving van de beslagen op beide panden noodzakelijk is. [eiser01] heeft immers onbetwist gesteld dat de WOZ-waarde van [adres01] € 107.000,- bedraagt en dat dit pand voldoende zekerheid biedt voor verhaal door Stichting Evenaar c.s.. [eiser01] heeft zijn belang bij opheffing van het beslag op de [adres02] voldoende aannemelijk gemaakt: dit pand moet worden geleverd aan de koper. Welk belang hij heeft bij opheffing van de beslagen op de [adres01] is niet geconcretiseerd. De afweging van de belangen van partijen leidt dan, mede gelet op de afwijzing van de vordering van Stichting Evenaar c.s. (tot nu toe) in twee instanties, tot opheffing van het conservatoire beslag van 2 juni 2015 op de [adres02] .
6.7.
Ten aanzien van de vorderingen van € 10.198,73 en € 4.990,- waarvoor Stichting Evenaar c.s. op 18 oktober 2022 conservatoir beslag heeft laten leggen, wordt als volgt overwogen. Stichting Evenaar c.s. stelt zich in deze procedure op het standpunt dat in het vonnis van 2 juni 2022 niet de gehele gecedeerde vordering aan [gedaagde01] is weergegeven, maar enkel het deel waarvoor al een executoriale titel is verkregen. Zo ontbreken daarin onder andere deurwaarderskosten, beslagkosten en wettelijke rente, waarvoor Stichting Evenaar c.s., in de berekening van haar vordering in dit geding wel bedragen meeneemt. [eiser01] betwist dit en meent dat, uitgaande van de berekening in het vonnis, na verrekening van de in het arrest van 18 oktober 2022 toegewezen proceskosten, nog een aan hem te betalen bedrag resteert.
Beide partijen kunnen zich kennelijk niet (geheel) vinden in de berekening die in het vonnis van 2 juni 2022 is gemaakt. Zij hebben echter geen hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Omdat een kort geding vonnis niet in kracht van gewijsde gaat en partijen het niet eens zijn over de hoogte van een eventuele (restant)vordering van Stichting Evenaar c.s. op [eiser01] , is een bodemprocedure – volgend op het gelegde beslag – aangewezen. Wel geldt ook voor dit beslag, zoals al in 6.6 is overwogen, dat Stichting Evenaar c.s. de dringende noodzaak voor handhaving van de beslagen op beide panden niet heeft aangetoond.
Het beslag op de [adres02] wordt dan ook, mede gelet op de in 6.6. weergegeven belangenafweging, opgeheven onder handhaving van het beslag op de [adres01] . De dringende noodzaak tot opheffing van dat beslag is niet gesteld of gebleken.
De executoriale beslagen op de panden
6.8.
[eiser01] vordert tevens doorhaling van de op 25 juli 2019 en 12 augustus 2020 gelegde executoriale beslagen op de panden, omdat de daaraan ten grondslag liggende vorderingen zijn voldaan. Stichting Evenaar c.s. stelt voorop dat [eiser01] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat een veroordeling van [gedaagde01] wordt gevorderd om het op 25 juli 2019 gelegde beslag op te heffen (tweede gedachtestreepje), terwijl [gedaagde01] èn Stichting Evenaar beslaglegger zijn. Verder betwist Stichting Evenaar c.s. dat de vorderingen zijn voldaan en stelt dat [eiser01] nog een bedrag van € 18.609,20 aan haar dient te voldoen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
6.9.
Stichting Evenaar c.s. stelt terecht dat [eiser01] naast een veroordeling voor [gedaagde01] , ook een veroordeling voor Stichting Evenaar had moeten vorderen om het executoriale beslag van 25 juli 2019 door te halen. De stelling ter zitting dat dit een kennelijke verschrijving betreft en dat Stichting Evenaar c.s. in de vordering moet worden gelezen, zoals [eiser01] bepleit, volgt de voorzieningenrechter niet. De advocaat van [eiser01] had deze fout in de vordering kunnen en moeten opmerken en zo nodig conform de eisen die de wet daaraan stelt, zijn eis kunnen wijzigen. Dat is echter niet gebeurd. Dat betekent dat is gevorderd alléén [gedaagde01] te veroordelen tot doorhaling van de executoriale beslagen. Dit neemt niet weg dat wat hierna wordt overwogen over [gedaagde01] in gelijke zin geldt voor Stichting Evenaar. Het is aan partijen hoe zij hiermee om zullen gaan.
6.10.
De beslagen zijn gelegd op grond van een proceskostenveroordeling in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 en op grond van het proces-verbaal, waarin [eiser01] is veroordeeld VvE-bijdragen te voldoen. Zoals hiervoor in 6.7 is overwogen, staat niet vast of en hoeveel [eiser01] (aan VvE-bijdragen) nog verschuldigd is aan Stichting Evenaar c.s. Ook voor deze kwestie geldt dat niet is gesteld of gebleken dat de [adres01] onvoldoende zekerheid biedt ter voldoening van de vermeende vorderingen van Stichting Evenaar c.s. op [eiser01] . Dat betekent dat aangenomen wordt dat voor een eventuele vordering handhaving van het beslag op de [adres01] vermoed wordt afdoende te zijn.
Voor zover de executoriale beslagen zien op het proces-verbaal is nog relevant dat uit rechtsoverweging 4.5.5. van het vonnis van 2 juni 2022 wordt afgeleid dat de voorzieningenrechter heeft aangenomen dat Stichting Evenaar c.s. via de notaris, onder meer, € 15.917,14 zou ontvangen. Uit de in dit kort geding overgelegde correspondentie blijkt dat daarvan € 8.731,05 is uitbetaald en dat voor het meerdere [eiser01] dan wel zijn advocaat toestemming moet geven. Deze toestemming wordt door hen verbonden aan de doorhaling van de executoriale beslagen op de panden. Het stellen van die voorwaarde is echter in strijd met de hiervoor aangehaalde rechtsoverweging. De voorzieningenrechter ziet daarin aanleiding om, aanknopend bij de overweging dat Ekren namens [eiser01] betaald heeft, aan de doorhaling de voorwaarde te verbinden dat [eiser01] /Ekren eerst een betaalinstructie aan de notaris geeft om het restantbedrag dat daar nog op de derdengeldenrekening staat over te maken aan Stichting Evenaar c.s.
Gelet op het in 6.9 overwogene wordt enkel [gedaagde01] , na ontvangst van het hiervoor bedoelde bedrag, veroordeeld tot het (laten) doorhalen van de op 25 juli 2019 en 12 augustus 2020 gelegde beslagen op straffe van een dwangsom. De gevorderde dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd. De gevorderde indeplaatsstelling wordt afgewezen, omdat naast de toewijzing van de gevorderde dwangsom, geen aanleiding wordt gezien om ook een indeplaatsstelling ten laste van [gedaagde01] op te leggen.
Verbod tot het leggen van nieuwe executoriale beslagen
6.11.
[eiser01] vordert een verbod tot het leggen van nieuwe executoriale beslagen uit hoofde van de proceskostenveroordeling in de cassatieprocedure en uit hoofde van het proces-verbaal van 5 december 2018. Deze vordering wordt afgewezen, omdat dit verbod al is opgelegd door de voorzieningenrechter van deze rechtbank in het vonnis van 2 juni 2022. [eiser01] heeft in deze procedure dus geen belang bij toewijzing van de vordering.
Verbod tot het leggen van nieuwe conservatoire beslagen
6.12.
[eiser01] vordert tevens een verbod voor Stichting Evenaar c.s. om nieuwe conservatoire beslagen te leggen op de panden, op verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 50.000,-. Gelet op de proceshouding van partijen en de beslissingen die worden genomen, wordt deze vordering ten aanzien van de [adres02] toegewezen. De constatering dat de beslagen op de [adres01] Stichting Evenaar c.s. voldoende zekerheid bieden voor verhaal, maakt dat het Stichting Evenaar c.s. wordt verboden om opnieuw beslag conservatoir beslag te laten leggen op de [adres02] . De vordering tot het opleggen van een dwangsom wordt afgewezen, omdat de voorzieningenrechter ervan uit gaat dat Stichting Evenaar c.s. deze beslissing eerbiedigt.
6.13.
Stichting Evenaar c.s. wordt hoofdelijk als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser01] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.455,03

7..De beoordeling in reconventie

7.1.
Stichting Evenaar c.s. vordert opheffing van het verbod tot executie van de [adres01] en [adres02] te [plaats01] . Zij legt aan deze vordering ten grondslag dat het executieverbod is opgelegd, omdat Stichting Evenaar c.s. uitbetaald kan worden via de notaris en de deurwaarder. [verweerder01] verklaarde zich tevens bereid om het bedrag dat in depot wordt gehouden door de notaris, te laten uitbetalen aan Stichting Evenaar c.s. [verweerder01] bepleit afwijzing van deze vordering, omdat Stichting Evenaar c.s. hoger beroep had moeten instellen tegen het vonnis van 2 juni 2022 als zij het niet eens is met de beslissing. De vordering moet bovendien worden afgewezen, omdat [verweerder01] akkoord gaat met uitbetaling van het depot aan Stichting Evenaar c.s., mits de executoriale beslagen worden opgeheven.
7.2.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. De vordering van Stichting Evenaar c.s. om van het verbod in het vonnis van 2 juni 2022 te worden ontheven richt zich niet tot [verweerder01] . De vordering kan zich ook niet tot [verweerder01] richten omdat [verweerder01] dat verbod (zelf) niet kan opheffen. Wat Stichting Evenaar c.s. wil bereiken komt neer op een gewenste vernietiging van de beslissing van de voorzieningenrechter. Stichting Evenaar c.s. heeft echter geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, waarvoor de termijn ook al is verlopen, en evenmin (al) een bodemprocedure gestart waarin, bijvoorbeeld, een verklaring voor recht wordt gevorderd over de executiebevoegdheid. Dat moet leiden tot niet-ontvankelijkverklaring.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat op dit moment niet duidelijk is of Stichting Evenaar c.s. nog een bedrag te vorderen heeft van [verweerder01] en zo ja, hoe hoog dit bedrag is.
7.3.
Stichting Evenaar c.s. wordt hoofdelijk als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder01] worden begroot op € 508,00 (factor 0,5 × tarief € 1.016,00) aan salaris advocaat.

8..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
8.1.
heft op de op 2 juni 2015 en 18 oktober 2022 ten laste van [eiser01] op het pand aan de [adres02] te [plaats01] gelegde conservatoire beslagen,
8.2.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis en nadat [eiser01] een betaalinstructie aan notariskantoor Fokkema Linssen heeft gegeven of doen geven, strekkende tot betaling van € 7.186,09 aan, een van, Stichting Evenaar c.s., het executoriale beslag, ingeschreven in het kadaster op 25 juli 2019 betreffende de proceskostenveroordeling van de cassatieprocedure, op het pand [adres02] te [plaats01] door te (laten) halen, en een bewijs daarvan te sturen naar [e_mail01] ,
8.3.
veroordeelt [gedaagde01] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het door de [naam VvE01] gelegde executoriale beslag op het pand aan de [adres02] te [plaats01] , ingeschreven in het kadaster op 12 augustus 2020 door te (laten) halen, en een bewijs daarvan te sturen naar [e_mail01] ,
8.4.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 8.2 en 8.3 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt,
8.5.
verbiedt [gedaagde01] en Stichting Evenaar om nieuwe conservatoire beslagen te leggen op het pand aan de [adres02] te [plaats01] ,
8.6.
veroordeelt Stichting Evenaar c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot op heden begroot op € 1.455,03,
8.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.9.
verklaart Stichting Evenaar c.s. niet ontvankelijk in haar vordering,
8.10.
veroordeelt Stichting Evenaar c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder01] tot op heden begroot op € 508,00,
8.11.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.3608/2009