In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, wonende aan [adres 1], een vordering ingesteld tegen gedaagden, wonende aan [adres 2], met betrekking tot de vestiging van een erfdienstbaarheid en een geschil over de erfgrens tussen hun percelen. De procedure begon met een dagvaarding op 25 juni 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 13 december 2021. De eisers vorderden onder andere dat gedaagden zouden meewerken aan de vestiging van een erfdienstbaarheid die hen toegang verleent tot de riolering die op het perceel van gedaagden ligt, en dat gedaagden geen erfafscheidingen zouden mogen hebben die deze toegang belemmeren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de percelen oorspronkelijk één perceel waren en dat de erfgrens pas in 1993 is vastgesteld. Eisers voerden aan dat de erfgrens bij de put/pomphuis ligt, terwijl gedaagden dit betwisten en stellen dat de kadastrale grens bepalend is. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van makelaars en notarissen geen juridische gevolgen hebben en dat de erfgrens zoals vastgelegd in het kadaster leidend is. De vorderingen van eisers om de erfgrens te wijzigen werden afgewezen.
Wel oordeelde de rechtbank dat gedaagden verplicht zijn om eisers toegang te verlenen tot hun deel van de riolering voor noodzakelijk onderhoud. Gedaagden hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen de vestiging van een erfdienstbaarheid voor dit doel. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen, maar gedaagden veroordeeld om medewerking te verlenen aan de vestiging van de erfdienstbaarheid. Eisers werden veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van gedaagden zijn vastgesteld op € 1.435,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.