ECLI:NL:RBROT:2022:1147

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
621366
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vestiging van erfdienstbaarheid en geschil over erfgrens tussen percelen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, wonende aan [adres 1], een vordering ingesteld tegen gedaagden, wonende aan [adres 2], met betrekking tot de vestiging van een erfdienstbaarheid en een geschil over de erfgrens tussen hun percelen. De procedure begon met een dagvaarding op 25 juni 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 13 december 2021. De eisers vorderden onder andere dat gedaagden zouden meewerken aan de vestiging van een erfdienstbaarheid die hen toegang verleent tot de riolering die op het perceel van gedaagden ligt, en dat gedaagden geen erfafscheidingen zouden mogen hebben die deze toegang belemmeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de percelen oorspronkelijk één perceel waren en dat de erfgrens pas in 1993 is vastgesteld. Eisers voerden aan dat de erfgrens bij de put/pomphuis ligt, terwijl gedaagden dit betwisten en stellen dat de kadastrale grens bepalend is. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van makelaars en notarissen geen juridische gevolgen hebben en dat de erfgrens zoals vastgelegd in het kadaster leidend is. De vorderingen van eisers om de erfgrens te wijzigen werden afgewezen.

Wel oordeelde de rechtbank dat gedaagden verplicht zijn om eisers toegang te verlenen tot hun deel van de riolering voor noodzakelijk onderhoud. Gedaagden hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen de vestiging van een erfdienstbaarheid voor dit doel. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen, maar gedaagden veroordeeld om medewerking te verlenen aan de vestiging van de erfdienstbaarheid. Eisers werden veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van gedaagden zijn vastgesteld op € 1.435,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/621366 / HA ZA 21-583
Vonnis van 23 februari 2022
in de zaak van

1..[naam eiser 1] ,

2.
[naam eiser 2],
allebei wonende te [woonplaats eisers] ,
eisers,
advocaat mr. J.R. van Manen te Gorinchem,
tegen

1..[naam gedaagde 1] ,

2.
[naam gedaagde 2],
allebei wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem.
Partijen worden hierna ‘ [eisers] ’ en ‘ [gedaagden] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 juni 2021 met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord met bijlagen;
  • de pleitaantekeningen van [eisers] , en
  • de aantekening dat op 13 december 2021 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
1.2.
Ten slotte is het vonnis nader bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1.
[eisers] wonen vanaf april 2014 aan de [adres 1] .
2.2.
[gedaagden] wonen aan de [adres 2] .
2.3.
De percelen waarop de woningen van partijen staan waren oorspronkelijk één perceel ( [perceel] ) met daarop een woonhuis met adres [adres 3] . Eind 1984 heeft de tweede woning die op dat perceel stond (die nu van [eisers] is) een eigen huisnummer gekregen (destijds [huisnummer 1] ). Er was toen nog geen sprake van een eigen, afzonderlijk kadastraal nummer voor het deel van het perceel waarop die tweede woning stond.
2.4.
Op 23 september 1985 heeft de toenmalig perceeleigenaar ingestemd met de vestiging van erfdienstbaarheden ten behoeve van de gemeente met betrekking tot de riolering. In de periode tussen 1985 en medio 1988 is er een put/pomphuis geplaatst op het perceel dat toen nog ongesplitst was. Op 13 januari 1988 is een erfdienstbaarheid ten behoeve van de gemeente gevestigd op het gehele perceel [perceel] .
2.5.
In 1993 zijn de kadastrale grenzen van het perceel waarop de woning die nu van [eisers] is, voor het eerst opgetekend en vastgelegd in het kadaster. Vanaf dat moment is er sprake van twee percelen ( [adres 1] (destijds [huisnummer 1] ) met nummer [nummer 1] en [adres 2] (destijds [huisnummer 2] ) met nummer [nummer 2] ).

3..Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
voor recht te verklaren dat de erfgrens tussen de percelen [adres 1] en [adres 2] loopt recht vanaf de [straatnaam ] tot aan de noordzijde van de put/pomphuis en vandaar aansluitend op de hoekpunt van de schuur welke zich bevindt op het perceel [straatnaam ] [adres 2] , één en ander zoals op de tekeningen welke als productie 8 en 13 aan de dagvaarding zijn aangehecht;
te bepalen dat [gedaagden] binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot verwijdering van de thans bestaande schutting tussen de percelen [adres 1] en [adres 2] dienen over te gaan;
te bepalen dat [gedaagden] eveneens binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis op eerste schriftelijke verzoek van [eisers] medewerking dienen te verlenen aan het oprichten van een erfafscheiding op de perceelsgrens zoals omschreven onder punt 1, bij gebreke waarvan [gedaagden] jegens [eisers] een onmiddellijk opeisbare boete verbeuren van € 2.500,- per dag tot een maximumbedrag ten belope van € 250.000-;
te bepalen dat [gedaagden] binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis alle noodzakelijke medewerking aan notariële vastlegging van de erfgrens zoals onder punt 1 beschreven, bij gebreke waarvan dit vonnis als zodanig in de plaats treedt;
subsidiair
5. te bepalen dat [gedaagden] na betekening van het in deze te wijzen vonnis op eerste schriftelijke verzoek van [eisers] medewerking zullen verlenen aan het vestigen van een erfdienstbaarheid ten laste van perceel [straatnaam ] [adres 2] en ten gunste van perceel [adres 1] te Arkel inhoudende dat de eigenaren van perceel [adres 2] te allen tijde dienen te gehengen en te gedogen dat de eigenaren van perceel [adres 1] onbeperkt en rechtstreeks toegang hebben tot de put/pomphuis en de riolering van en naar het perceel [adres 1] om ter plaatse al dan niet noodzakelijk onderhoud te verrichten één en ander op straffe van een onmiddellijk opeisbare boete ten bedrage van € 2.500,- per dag dat [naam gedaagde 1] & [naam eiser 2] hiermee in gebreke blijven en wel tot een maximumbedrag van € 250.000-;
6. te bepalen dat [gedaagden] ter plaatse van de erfdienstbaarheid zoals omschreven onder punt 4 geen erfafscheidingen mogen hebben c.q. oprichten dan wel de aldaar bestaande erfafscheiding dienen te verwijderen en verwijderd te houden, één en ander wederom op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat [gedaagden] hiermee in gebreke blijven met een maximumbedrag van € 250.000-;
primair en subsidiair
7. [gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure waaronder begrepen het gemachtigdensalaris alsmede de nakosten.
3.2.
[eisers] voeren daartoe het volgende aan. Ten tijde van de koop en levering van de woning in 2014 hebben de makelaar en de notaris aangegeven dat de erfgrens tussen het perceel van [adres 1] en het perceel van [adres 2] is gelegen bij de put/pomphuis waarop aan weerszijden de gezamenlijke riolering uitkomt. De toenmalige eigenaar (grootmoeder van [naam gedaagde 1] ) van het perceel van [adres 2] heeft dat bevestigd. Die erfgrens blijkt ook uit de overeenkomst tot vestiging van een zakelijk recht van 23 september 1985 op basis waarvan de akte van erfdienstbaarheid is gevestigd op 13 januari 1988, alsmede uit de rioolwet.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer. Zij betwisten de juistheid en de relevantie van de verklaringen van de makelaar, notaris en de vorige eigenaar van het perceel van [adres 2] . De erfgrens blijkt uit het kadaster. De erfdienstbaarheid zegt niets over de erfgrens. Er bestaat geen noodzaak voor het weghalen van de schutting of het vestigen van een andere erfdienstbaarheid.

4..De beoordeling

primair

4.1.
Tot 1993 was het stuk grond waarop de woningen van partijen staan één groot perceel. Dat betekent dat (alle uiterlijke kenmerken van) een scheiding in (twee) delen van voor die tijd, geen juridische betekenis heeft (hebben). Als er vóór 1993 ergens een schutting of een heg op dat perceel stond, kunnen daar later geen rechten aan ontleend worden.
4.2.
De riolering is ruim voor de splitsing van het perceel aangelegd. De wijze waarop de riolering is aangelegd en hoe de riolering precies loopt, alsmede de (keuze voor de exacte) locatie van de put/het pomphuis, kunnen daarom geen aanwijzingen geven voor de ligging van de perceelgrens tussen de percelen van partijen (tussen perceel [nummer 2] en [nummer 1] ).
4.3.
Volgens [eisers] is in 1993 bij de vaststelling van de perceelgrens
ten onrechte afgeweken van de ‘oude’ perceelgrens. Dat klopt niet. Er was geen oude perceelgrens. Van een afwijking daarvan kan dan ook geen sprake zijn.
4.4.
De perceelgrens kan ook niet blijken uit de erfdienstbaarheid ten behoeve van de gemeente. Die is gevestigd toen het perceel nog niet was gesplitst. Na de splitsing van de percelen, moeten de eigenaren van beide percelen zich houden aan de erfdienstbaarheid, voor zover die betrekking heeft op een stuk van hun perceel.
4.5.
In 1993 heeft [naam familie] de woning aan de [adres 1] (perceel [nummer 1] ) gekocht. In de koopakte staat duidelijk wat er toen is gekocht. Dat is het perceel [nummer 1] zoals dat ook in het kadaster staat ingetekend. Eventuele ruilverkaveling van voor die tijd - die niet is komen vast te staan - kan dat niet anders maken. Voornoemd perceel hebben [eisers] ook gekocht en geleverd gekregen. Dat is ook conform hun eigen koopakte.
4.6.
Mondelinge verklaringen van een notaris, makelaar of voormalige buurvrouw over de locatie van de erfgrens hebben – zonder aanvullende omstandigheden die gesteld noch gebleken zijn - geen juridische gevolgen. Die kunnen de plek van de perceelgrens niet wijzigen.
4.7.
[eisers] beroepen zich op bepalingen uit de rioolwet. Die bepalingen zien echter op de verhouding tussen de gemeente en een particulier en niet op particulieren onderling.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de primaire vorderingen, die ervan uitgaan dat de erfgrens tussen de percelen [adres 1] en [adres 2] anders is dan de kadastrale grens, worden afgewezen.
subsidiair
4.9.
[eisers] zijn als eigenaar verplicht om noodzakelijk onderhoud te verrichten aan hun deel van de riolering. Een deel van hun riolering ligt op het perceel van [gedaagden] . [gedaagden] moeten [eisers] voor het verrichten van noodzakelijk onderhoud toegang verlenen tot dat deel van de riolering. De rechter oordeelt dat [gedaagden] daarom hun medewerking moeten verlenen aan het vestigen van een erfdienstbaarheid met voornoemd doel. Er bestaat geen noodzaak voor een erfdienstbaarheid met een breder doel.
4.10.
[gedaagden] hebben verklaard dat zij geen bezwaar hebben tegen de vestiging van een erfdienstbaarheid voor bovenstaand doel. Er bestaan geen aanwijzingen om te twijfelen aan hun bereidheid om mee te werken aan de vestiging daarvan. Voor het opleggen van een dwangsom bestaat dan ook geen aanleiding.
4.11.
[gedaagden] hebben ook verklaard dat de schutting die op de erfgrens staat bestaat uit losse delen en dat er makkelijk een of meerdere losse stukken uit de schutting kunnen worden gehaald. Dat is niet betwist. Daarom wordt er vanuit gegaan dat de schutting [eisers] niet belemmert in de mogelijkheid om toegang te krijgen tot hun deel van de riolering. Het verwijderen van de schutting is daarom niet nodig. Ook voor de toekomst geldt dat [gedaagden] de toegang van [eisers] tot hun deel van de riolering niet mogen belemmeren. Op dit moment is onder de gegeven omstandigheden een afzonderlijke veroordeling daartoe niet geëigend.
4.12.
[eisers] zijn voor het grootste deel in het ongelijk gesteld. Zij worden daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. Die worden aan de kant van [gedaagden] vastgesteld op € 309,- aan griffierecht en € 1.126,- (2 punten van € 563,-) aan salaris voor de advocaat.
4.13.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De rechtbank:
primair
wijst de vorderingen af;
subsidiair
bepaalt dat [gedaagden] op eerste schriftelijke verzoek van [eisers] medewerking zullen verlenen aan het vestigen van een erfdienstbaarheid ten laste van perceel [adres 2] en ten gunste van perceel [adres 1] inhoudende dat de eigenaren van perceel [adres 1] noodzakelijk onderhoud moeten kunnen verrichten aan hun deel van de put/pomphuis en de riolering;
primair en subsidiair
veroordeelt [eisers] in de kosten van de procedure, aan de kant van [gedaagden] vastgesteld op € 1.435,-,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door R.J. van Boven en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: