ECLI:NL:RBROT:2022:11453

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
9817076 / CV EXPL 22-11866
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitvoering van een verbouwing en betalingsverplichtingen tussen een interieuradviesbureau en een snackbar

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil ontstaan tussen [eiser01], een interieuradviesbureau, en [gedaagde01], de eigenaar van snackbar [naam snackbar01], over de uitvoering van een verbouwing en de bijbehorende betalingsverplichtingen. De procedure begon met een dagvaarding op 6 april 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 31 augustus 2022. De kern van het geschil draait om de vraag of [gedaagde01] haar betalingsverplichtingen jegens [eiser01] is nagekomen, en of [eiser01] zijn verplichtingen uit de overeenkomst correct heeft uitgevoerd.

De feiten zijn als volgt: na een brand in de snackbar op 5 maart 2021, heeft [gedaagde01] [eiser01] opdracht gegeven om de snackbar te verbouwen. Er zijn verschillende offertes en een opdrachtbevestiging van 1 november 2021 opgesteld, waarin de werkzaamheden en betalingsvoorwaarden zijn vastgelegd. [eiser01] heeft een bedrag van € 35.090,00 in rekening gebracht, waarvan een deel al door [gedaagde01] is betaald. Echter, na herhaalde aanmaningen heeft [gedaagde01] geweigerd het resterende bedrag te betalen, met als argument dat de geleverde diensten niet deugdelijk waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de afspraken die tussen partijen zijn gemaakt, met name over de uitvoering van de werkzaamheden en de kwaliteit daarvan. De rechter heeft beide partijen in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van hun stellingen. De beslissing van de kantonrechter is dat de zaak wordt aangehouden voor bewijslevering, waarbij partijen hun bewijsstukken en getuigen moeten aanleveren voor een toekomstige zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9817076 / CV EXPL 22-11866
datum uitspraak: 11 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,die handelt onder de naam [handelsnaam01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: dhr. [naam01] , (rolgemachtigde [naam02] ),
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam [naam snackbar01] ,
woonplaats: [woonplaats02],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M.A.C. Backx.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 april 2022, met bijlagen 1 tot en met 10;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen 1 tot en met 9;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het antwoord in reconventie.
1.2.
Op 31 augustus 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • aan de zijde van [eiser01] : [eiser01] in persoon;
  • aan de zijde van [naam snackbar01] : [gedaagde01] in persoon, bijgestaan door

2..De feiten

2.1.
[eiser01] is een interieur adviesbureau voor horeca en winkelinrichtingen en in- en verkoop van horecabenodigdheden.
2.2.
Op 5 maart 2021 is er brand ontstaan in snackbar [naam snackbar01] (hierna: de snackbar). Door deze brand heeft de snackbar veel schade opgelopen.
2.3.
In de zomer van 2021 kwam [gedaagde01] via een kennis in contact met [eiser01] . [gedaagde01] heeft aan [eiser01] de opdracht gegeven de snackbar te verbouwen en in te richten. Op
5 augustus 2021 stuurt [eiser01] een tekening van de snakcbar naar [gedaagde01] . Diezelfde dag stuurt [eiser01] eveneens een eerste voorlopige offerte aan [gedaagde01] . Nadien heeft [eiser01] nog meerdere offertes en de daarbij horende facturen naar [gedaagde01] gestuurd.
2.4.
Uiteindelijk heeft [eiser01] aan [gedaagde01] een opdrachtbevestiging d.d. 1 november 2021 gestuurd. In de opdrachtbevestiging staan de werkzaamheden die [eiser01] zal uitvoeren en hetgeen [gedaagde01] geleverd zal krijgen.
2.5.
Bij factuur d.d. 1 november 2021 met factuurnummer 436211101 heeft [eiser01] een totaalbedrag van € 35.090,00 (incl. € 6.090,00 btw) bij [gedaagde01] in rekening gebracht. In de opdrachtbevestiging van 1 november 2021 staat vermeld dat € 10.000,00 bij opdracht moet worden voldaan (hetgeen [gedaagde01] reeds heeft gedaan), € 10.000,00 direct moet worden betaald en € 9.000,00 bij oplevering. Het bedrag van € 6.090,00 aan btw mag in februari 2022 worden betaald.
2.6.
Bij e-mail van 7 februari 2022 heeft [eiser01] aan [gedaagde01] – voor zover van belang – het volgende gemaild:
“In de bijlage foto’s van een koelkast met glasdeur (870 euro), schepijsvitrine (1.465 euro) of een vrieskist met glasdeksels (692 euro) (prijzen zijn excl. 21% Btw)
Laat even weten wat je zou willen.(…)”
Op 8 februari 2022 heeft [eiser01] per Whatsapp-bericht aan [gedaagde01] gevraagd of ze al weet wat ze wil met het schepijs en de koelkast, waarop [gedaagde01] vervolgens een foto stuurt van een schepijsvitrine met de tekst
“Ongeveer zo iets”.
Vervolgens laat [eiser01] diezelfde dag weten dat hij niet alles kan blijven voorschieten, dat er nog een groot bedrag open staat en er zeker wat overgemaakt moet worden. Daarbij laat hij weten geen schepijsvitrine en koelkast te bestellen.
2.7.
Bij e-mail van 18 februari 2022 heeft [eiser01] aan [gedaagde01] – voor zover van belang – het volgende bericht:
“(…)
Ik heb niets meer van je vernomen ook niet naar aanleiding van mijn mails en Whats-app. Ik wil je echter vriendelijk doch dringend verzoeken voor de betalingen zorg te dragen. Wij hebben meer dan alles gedaan en geleverd volgens bevestiging en tekening. Er is geen enkel redenen om niet te betalen.. Wij willen na betaling de laatste kleine zaken voor je regelen. (…)”
2.8.
Op de e-mail van 18 februari 2022 heeft [gedaagde01] als volgt gereageerd:
“Die dag ik heb duidelijk gezegd. Wat heeft u gedaan. Een hoe veel kost. Wat het over van dat geld. Moet je aan mijn terug betalen. Alsjeblieft.”
2.9.
Vervolgens heeft [eiser01] aan [gedaagde01] per e-mail nogmaals de te betalen facturen gestuurd en laten weten dat [gedaagde01] moet gaan betalen. Daarop heeft [gedaagde01] nogmaals laten weten dat zij haar teveel betaalde geld terug wil.
2.10.
Bij e-mail van 19 februari 2022 heeft [eiser01] aan [gedaagde01] – voor zover van belang – het volgende bericht:
“(…)
Je koopt voor 29.000,00 (incl. 21% btw 35.090,00 euro) een interieur volgens tekening en bevestiging. Hiervan heb je 20.000,00 euro betaald. Je besteld vervolgens een tegelvloer en het tegelen van de wanden in de keuken extra erbij. Je besteld vervolgens een kooktoestel en een werkblad extra. Ik lever gratis een werktafel in de keuken en verlichting om je tegemoet te komen. (…)”

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 22.864,61 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten en beslagkosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 21.870,70 en buitengerechtelijke kosten van € 993,91.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende.
[eiser01] heeft de overeengekomen diensten conform de opdrachtbevestiging d.d.
13 november 2021 geleverd aan [gedaagde01] , maar [gedaagde01] komt, ondanks herhaalde aanmaning, haar betalingsverplichting jegens [eiser01] niet na. Hierdoor schiet [gedaagde01] toerekenbaar tekort in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst (artikel 6:74 BW). Doordat [gedaagde01] niet (tijdig) heeft betaald, zag [eiser01] zich genoodzaakt zijn vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten komen voor rekening van [gedaagde01] . Om zekerheid te krijgen de vordering uiteindelijk betaald te zien, heeft [eiser01] derdenbeslag ten laste van [gedaagde01] laten leggen. De beslagkosten bedragen in totaal € 955,99.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis van [eiser01] en eist zelf samengevat:
  • voor recht te verklaren dat [eiser01] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, voor zover het betreft het deel van die overeenkomst dat ziet op de gebreken en het niet deugdelijk verrichte werk;
  • voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk is ontbonden, voor zover het betreft het deel van die overeenkomst dat ziet op de gebreken en het niet deugdelijk verrichte werk (tijdens de mondelinge behandeling geduid als een vordering tot gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst);
  • [eiser01] te veroordelen tot opheffing van de door [eiser01] ten laste van [gedaagde01] gelegde conservatoire beslagen binnen drie dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 en [eiser01] te veroordelen tot het voor zijn kosten (doen) verrichten van alle hiervoor noodzakelijke deurwaardershandelingen;
  • [eiser01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
[gedaagde01] baseert de tegeneis op het volgende.
De laatste opdrachtbevestiging die [gedaagde01] heeft ontvangen is van 1 november 2021. Op dat moment is een overeenkomst van opdracht tussen partijen gesloten. Bij de uitvoering van de opdracht hebben partijen structureel andersluidende mondelinge afspraken gemaakt. [eiser01] is hierdoor structureel afgeweken van zijn opdrachtbevestiging. Uiteindelijk is [eiser01] later met de opdracht gestart en heeft hij pas veel later geleverd. Bij levering op 9 februari 2022 bleek dat er door [eiser01] niet deugdelijk is geleverd: de door [eiser01] bestelde goederen waren kapot dan wel niet conform afspraak geleverd. [gedaagde01] heeft hierover bij [eiser01] geklaagd. Het resterende bedrag van € 9.000,00 is [gedaagde01] pas bij levering aan [eiser01] verschuldigd. Nu geen sprake is van een deugdelijke levering, is [gedaagde01] (primair) niet gehouden tot betaling van dit bedrag. Subsidiair beroept [gedaagde01] zich op haar opschortingsrecht ex artikel 6:52 BW. [eiser01] dient de overeenkomst alsnog deugdelijk na te komen. Nu zij recht heeft op opschorting, is [gedaagde01] niet in verzuim. Er is sprake van schuldeisersverzuim op grond waarvan [gedaagde01] geen rente aan [eiser01] verschuldigd is.
[eiser01] heeft laten weten geen nadere werkzaamheden te verrichten totdat [gedaagde01] tot volledige betaling zal overgaan. Uit deze mededeling blijkt dat [eiser01] de overeenkomst niet zal nakomen, waardoor hij reeds in verzuim is. De tekortkoming van [eiser01] rechtvaardigt een gedeeltelijke ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst (ex artikel 6:265 BW).
Het beslag dient op grond van artikel 705 Rv te worden opgeheven, nu de vordering van [eiser01] ondeugdelijk is en bovendien een belangenafweging in het voordeel van [gedaagde01] dient uit te vallen. Door het beslag wordt haar bedrijfsvoering ernstig in gevaar gebracht.

4..De beoordeling

Welke afspraken zijn tussen partijen gemaakt?
4.1.
Hoewel tussen partijen in geschil is of uitgegaan moet worden van de opdrachtbevestiging d.d. 1 november 2021 dan wel de opdrachtbevestiging d.d.
13 november 2021, constateert de kantonrechter dat de inhoud van die beide opdrachtbevestigingen hetzelfde is, hetgeen door partijen ter zitting ook is erkend. De afspraken die in de opdrachtbevestigingen zijn gemaakt en het genoemde bedrag van € 29.000,00 (excl. btw), worden daarom als uitgangspunt genomen. Hierna zullen de opdrachtbevestigingen worden aangeduid als “de opdrachtbevestiging”.
4.2.
Partijen stellen verder over en weer dat zij diverse malen zijn afgeweken van de opdrachtbevestiging en dat zij mondeling dan wel schriftelijk andere afspraken hebben gemaakt. Alvorens te kunnen beoordelen of (een van) partijen tekortgeschoten (is) / zijn in de nakoming van hun verplichtingen, dient allereerst beoordeeld te worden wat tussen partijen is overeengekomen. Bij die beoordeling zal hierna op ieder afzonderlijk door partijen genoemd punt worden ingegaan. Daarbij wordt nog niet ingegaan op de vraag of hetgeen is afgesproken ook deugdelijk is gedaan.
1) Tegelwerk wand in cafetaria boven de bakwand, 2) Egalisatie en tegelwerk vloer in cafetaria, 3) Lambrisering wand in cafetaria en 4) Plafond
4.3.
Over de afspraken die tussen partijen hierover zijn gemaakt is tussen partijen geen discussie. Gesteld noch gebleken is dat er afspraken zijn gemaakt die afwijken van de opdrachtbevestiging.
5) Counter
4.4.
[gedaagde01] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij een andere counter heeft gekregen dan tussen partijen is overeengekomen. [gedaagde01] was in de veronderstelling, en wilde dit ook graag, dat zij de counter zou krijgen die [eiser01] haar heeft laten zien in een folder. Vast staat in ieder geval wel dat [gedaagde01] de counter uit de folder niet heeft gekregen.
4.5.
Volgens [eiser01] is de counter geheel volgens de opdrachtbevestiging uitgevoerd en is de counter in de folder een speciale manier en slechts een voorbeeld van hoe een counter kan worden ingebouwd. Deze optie was volgens [eiser01] al na de eerste te dure offerte niet meer in beeld. Dit heeft [eiser01] [gedaagde01] meerdere malen zowel mondeling als schriftelijk gemeld, aldus [eiser01] . Dat [eiser01] dit aan [gedaagde01] heeft medegedeeld, is door [gedaagde01] betwist.
4.6.
Het ligt op de weg van [eiser01] om te bewijzen dat hij [gedaagde01] meerdere malen heeft medegedeeld dat een andere counter dan de counter in de folder zou worden ingebouwd. [eiser01] zal worden toegelaten dit bewijs te leveren.
5a) Neutrale counter met onderbouw voorraad snacks
4.7.
In de opdrachtbevestiging staat vermeld dat in de onderbouw van de counter een RVS vrieskast t.b.v. snacks zal worden geplaatst. Volgens [gedaagde01] is met [eiser01] afgesproken dat er een schepijsvitrine zal worden geplaatst. Zij verwijst daarvoor naar Whatsapp-berichten van 8 februari 2022, waarin zij laat weten een schepijsvitrine te willen (zie onder 2.6). Volgens [eiser01] is geheel volgens de opdrachtbevestiging gehandeld.
4.8.
Uit de Whatsapp-berichten van partijen op 8 februari 2022 volgt dat [eiser01] aan [gedaagde01] heeft laten weten geen schepijsvitrine te bestellen, omdat hij niet alles kon blijven voorschieten en dat [gedaagde01] eerst moest betalen. Nergens uit blijkt dat [gedaagde01] alsnog een betaling heeft verricht en/of haar bezwaren heeft geuit tegen de mededeling van [eiser01] dat hij de schepijsvitrine niet zal bestellen. Er kan daarom ook niet zonder meer van worden uitgegaan dat tussen partijen een andere afspraak is gemaakt dan hetgeen is overeengekomen in de opdrachtbevestiging. Op [gedaagde01] rust de bewijslast van haar stelling dat partijen terzake de onderbouw van de counter anders zijn overeengekomen. [gedaagde01] zal worden toegelaten tot het leveren van nader bewijs.
5b) Snackvitrine
4.9.
Over de afspraken die tussen partijen hierover zijn gemaakt is tussen partijen geen discussie.
5c) Neutrale counter met onderbouw voorraad verpakt ijs
4.10.
In de opdrachtbevestiging staat vermeld dat er in de onderbouw een RVS afvalbak met klep zal worden geplaatst met tevens een RVS vrieskast ten behoeve van verpakt ijs. Volgens [gedaagde01] is er geen RVS afvalbak met klep geleverd en kan deze ook niet geplaatst worden in de onderbouw. Omdat [eiser01] de vrieskist op de dag van levering heeft laten vallen, heeft hij toegezegd een nieuwe te zullen leveren. Dit heeft hij nog steeds niet gedaan, aldus [gedaagde01] . Daarnaast voert [gedaagde01] aan dat [eiser01] een OLA-vrieskast voor haar zou bestellen, hetgeen hij evenmin heeft gedaan.
4.11.
Het voorgaande is door [eiser01] niet betwist, zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan.
6) Keuken (koelkast)
4.12.
In de opdrachtbevestiging staat vermeld dat er een vrieskast met dubbele deuren (1400 liter) zal worden geplaatst waarbij het merk nog nader zal worden bepaald. Door [eiser01] is een koelkast van het merk Polar besteld. Volgens [gedaagde01] heeft zij duidelijk aan [eiser01] kenbaar gemaakt dat zij een 1400 liter staande vrieskast met dubbele deuren van het merk Liebherr wilde. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst [gedaagde01] naar de opdrachtbevestigingen van 22 augustus 2021 en 8 september 2021. [eiser01] stelt dat in eerste instantie een koelkast van Liebherr werd aangeboden, maar dat dit voor [gedaagde01] in de opdrachtbevestiging van 1 november 2021 is aangepast omdat het allemaal te duur voor [gedaagde01] werd.
4.13.
Vast staat dat ten opzichte van de eerdere opdrachtbevestigingen in de opdrachtbevestiging van 1 november 2021 het merk is aangepast in die zin dat het merk nog nader bepaald moet worden. Deze wijziging is een indicatie dat aanvankelijk een Liebherr koelkast zou worden geplaatst, maar dat partijen nog een ander merk zouden bepalen. Dat tussen partijen is afgesproken dat er alsnog een Liebherr koelkast zou worden geplaatst, blijkt niet uit de door partijen overgelegde stukken. [gedaagde01] heeft niet gesteld dat partijen hebben afgesproken dat alsnog een Liebherr koelkast zou worden geplaatst, zodat daar ook niet van uitgegaan kan worden.
4.14.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiser01] conform afspraak heeft geleverd.
7) Elektra- en loodgieterswerk
4.15.
[gedaagde01] heeft zich op het standpunt gesteld dat het elektrawerk niet deugdelijk is uitgevoerd, omdat de brandsporen nog zichtbaar zijn bij de stopcontacten, het elektrawerk van de snackbar via de tussendeur naar het café van [gedaagde01] als het ware in de lucht hangt en ook kabels loshangen. [eiser01] stelt dat hij conform voorschrift en afspraak heeft hersteld en vernieuwd, maar dat niet is afgesproken om de hele installatie te vervangen.
4.16.
In de opdrachtbevestiging staat vermeld dat al het elektrawerk en loodgieterswerk daar waar nodig zal worden hersteld en tevens dat alle voedingen zullen worden verzorgd. De kantonrechter volgt [eiser01] gelet op deze omschrijving in de opdrachtbevestiging niet. In de opdrachtbevestiging wordt immers gesproken over ‘al het elektrawerk daar waar nodig’ herstellen. Daaronder vallen naar het oordeel van de kantonrechter ook loshangende kabels. Indien hij anders had bedoeld, had het op zijn weg gelegen om in de opdrachtbevestiging duidelijk te specificeren in welke ruimten het elektrawerk wel of niet moest worden hersteld. Dat is niet gedaan.
4.17.
Nu gesteld noch gebleken is dat partijen anders zijn overeengekomen, gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiser01] al het elektrawerk in de cafetaria diende te herstellen.
8) Plaatsen vloer en wand in de keuken
4.18.
Over het plaatsen van de vloer en de wand in de keuken bestaat tussen partijen geen discussie. Door [gedaagde01] zijn wel vraagtekens geplaatst bij de kosten die [eiser01] hiervoor in rekening brengt. In de factuur die [eiser01] voor onder meer het tegelwerk in de keuken heeft gestuurd, staat immers geen bedrag genoemd voor die werkzaamheden. Het ligt dan ook op de weg van [eiser01] om zijn vordering terzake nader te specificeren. [eiser01] zal hiertoe in de gelegenheid worden gesteld.
9) Werkblad
4.19.
In de opdrachtbevestiging is niets geregeld over het plaatsen van een werkblad. [gedaagde01] stelt zich op het standpunt dat [eiser01] ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht voor het werkblad, omdat hij zou hebben toegezegd deze gratis te leveren en te monteren. Ter onderbouwing hiervan verwijst [gedaagde01] naar een e-mail van 19 februari 2022 van [eiser01] aan [gedaagde01] waarin [eiser01] onder meer zegt “
ik lever gratis een werktafel in de keuken (…)”.Dat [eiser01] het werkblad gratis zou leveren, is door [eiser01] niet voldoende weersproken. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde01] niets verschuldigd is voor het werkblad.
10) Kooktoestel
4.20.
In de opdrachtbevestiging is niets geregeld over het leveren van een kookstoel door [eiser01] . Evenwel staat vast dat [eiser01] voor [gedaagde01] een kookstoel zou leveren. Dit heeft [eiser01] ook gedaan. Volgens [gedaagde01] had [eiser01] echter vooraf met [gedaagde01] moeten afstemmen welk kookstoel besteld diende te worden. Het door [eiser01] bestelde kookstoel is volgens [gedaagde01] niet geschikt voor haar. [gedaagde01] voert aan dat zij hierover direct bij levering bij [eiser01] heeft geklaagd. [eiser01] stelt zich op het standpunt dat hij het kookstoel in overleg met [gedaagde01] heeft besteld.
4.21.
Nu het [eiser01] is die betaling van het kooktoestel vordert, ligt het op de weg van [eiser01] om te bewijzen dat hij het kookstoel in overleg met [gedaagde01] , dit wil zeggen in haar opdracht, heeft besteld. [eiser01] zal worden toegelaten dit bewijs te leveren.
11) Kraan Grohe
4.22.
Over de afspraken die tussen partijen hierover zijn gemaakt bestaat tussen partijen geen discussie.
Overige afspraken
4.23.
Ter zitting heeft [eiser01] gesteld dat [gedaagde01] tijdens de uitvoering van de werkzaamheden nog zaken heeft nabesteld. [eiser01] dient te stellen en te bewijzen welke werkzaamheden hij nog meer heeft uitgevoerd, wat daarover tussen partijen is afgesproken, en welke prijs daartegenover staat.
4.24.
Indien [gedaagde01] zich op het standpunt stelt dat naast de bovengenoemde afspraken, nog andere (afwijkende) afspraken tussen partijen zijn gemaakt, dient zij dat eveneens te stellen en (met stukken) te onderbouwen. De enkele stelling dat een afspraak is gemaakt, is niet voldoende.
Bewijsopdracht
4.25.
Zoals hierboven genoemd zal [eiser01] in de gelegenheid worden gesteld bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit volgt:
dat [eiser01] [gedaagde01] heeft medegedeeld dat een andere counter dan de in de folder weergegeven counter bij [gedaagde01] zal worden ingebouwd;
welke kosten hij heeft gemaakt ten behoeve van het plaatsen van de vloer en de wand in de keuken;
dat het door [eiser01] geleverde kooktoestel in overleg en met toestemming van [gedaagde01] is besteld;
welke werkzaamheden [eiser01] nog meer heeft uitgevoerd, wat daarover tussen partijen is afgesproken en welke prijs daartegenover staat.
4.26.
[gedaagde01] zal worden toegelaten bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit volgt:
dat partijen terzake de onderbouw van de counter andere afspraken zijn overeengekomen dan de afspraken conform de opdrachtbevestiging;
welke afwijkende afspraken naast de in dit vonnis genoemde punten tussen partijen zijn gemaakt.
4.27.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte ter rolzitting van woensdag 30 december 2022 uit te laten over bewijslevering.
4.28.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
alvorens verder te beslissen:
laat [eiser01] toe bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit de onder 4.25 genoemde punten kunnen worden afgeleid;
laat [gedaagde01] toe bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit de onder 4.26 genoemde punten kunnen worden afgeleid;
bepaalt dat:
  • partijen ter rolzitting van
  • en indien zij dit bewijs schriftelijk wensen te leveren zij bij die gelegenheid op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden direct in het geding dienen te brengen;
  • en indien zij dit bewijs wensen te leveren door het doen horen van getuigen zij bij akte opgave dienen te doen van het aantal en de personalia van de door hen voor te brengen getuigen alsmede van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden januari, februari en maart 2023, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
wijst partijen erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat partijen te zijner tijd zelf zorg dienen te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100 te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
37555