ECLI:NL:RBROT:2022:11437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
10/110845-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval onder invloed van cannabis met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 7 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 29 oktober 2020 in Gorinchem een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte kwam in botsing met een scooterrijder, die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de bocht naar links te krap nam, waardoor hij op de verkeerde weghelft terechtkwam. Op het moment van het ongeval was de verdachte onder invloed van cannabis (THC), met een gehalte dat ver boven de wettelijke grens lag. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, wat leidde tot de aanrijding.

De officier van justitie had een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 120 uren op, samen met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een voorwaardelijke rijontzegging van 1 jaar. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop, het verlies van het rijbewijs door een CBR-procedure en een succesvol verlopen mediationtraject tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en verantwoordelijkheid voor het ongeval.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, met name artikel 6 en 8, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/110845-21
Datum uitspraak: 7 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
van [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
raadsman mr. N. Hannaart, advocaat te Almere.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, met een proeftijd van 1 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
Het geheel van gedragingen van de verdachte, dat heeft geleid tot het verkeersongeval, dient te worden gekwalificeerd als
aanmerkelijkonvoorzichtig.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen in het dossier als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en zullen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte heeft op 29 oktober 2020 in Gorinchem een verkeersongeval veroorzaakt. Hij kwam met zijn auto aanrijden over de Paardenwater in de richting van de Stoep van Ceelen (een brug/oeververbinding over de rivier de Linge). Op het moment dat hij de bocht naar links nam, waar de Paardenwater overging in de Stoep van Ceelen, kwam hij in botsing met een hem tegemoetkomende scooter, die bestuurd werd door het slachtoffer [naam slachtoffer01] . Het slachtoffer heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel bekomen.
De verdachte nam de genoemde bocht zodanig krap dat hij met zijn auto terechtkwam op de voor hem verkeerde weghelft, namelijk de weghelft die is bedoeld voor het tegemoetkomende verkeer. Hij reed daarbij zelfs over de daar gelegen gelijkvloerse verkeersgeleider en kwam daarbij terecht op het daarachter gelegen deel van de rijbaan (aan de gezien zijn rijrichting meest linkerzijde) dat bestemd is voor de van de Stoep van Ceelen komende fietsers en bromfietsers. Op die plek is hij frontaal op de door het slachtoffer [naam slachtoffer01] bestuurde scooter gebotst. Het slachtoffer kwam daar aanrijden over de Stoep van Ceelen. Hij reed daarbij al aan de meest linkerzijde (voor hem rechterzijde) richting het afgesloten deel dat uitsluitend is bestemd voor fietsers en bromfietsers, dus kon geen kant op: de afrit van de brug waarover hij aangereden kwam is ter plaatse afgezet met een hekwerk.
Het betreft een onoverzichtelijke bocht, hetgeen de verdachte ook wist omdat hij daar regelmatig reed. Ook was het donker, waardoor sprake was van slecht zicht.
De verdachte was op het moment van het ongeval onder invloed van cannabis (THC). Hij had in de nacht voor het ongeval cannabis gerookt. Bij de speekseltest die na het ongeval is afgenomen testte hij positief op cannabis (THC). Bij het bloedonderzoek dat daarna volgde, bleek dat het gehalte THC 9,6 microgram per liter bloed betrof, hetgeen ver boven de grenswaarde van 3 microgram per liter bloed (bij enkelvoudig gebruik) is. De politie constateerde ter plaatse ook dat de verdachte sloom was.
De hiervoor beschreven gedragingen, respectievelijk verkeersovertredingen van de verdachte, in combinatie met het feit dat de verdachte op dat moment onder invloed was van een hoge concentratie THC, zijn naar hun aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte
zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaamheeft gereden. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval, waarbij bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, is gelet op het voorgaande aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten. Het onder 1 primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2 zonder nadere motivering
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair.
hij op 29 oktober 2020 te Gorinchem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, het Paardenwater en de Stoep van Ceelen,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- een bocht naar links is genaderd en die bocht zodanig krap heeft genomen c.q. heeft afgesneden dat hij met dat door hem bestuurde voertuig terecht is gekomen op de voor hem “verkeerde” (linker) weghelft en
- vervolgens in botsing of aanrijding is gekomen met een hem over die weghelft tegemoet rijdende scooter, bestuurd door [naam slachtoffer01] , waardoor die [naam slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel, te weten een beenbreuk van zowel het linker scheenbeen als het linker kuitbeen, werd toegebracht,
zulks terwijl hij, verdachte, dat voertuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van cannabis (THC) verkeerde;
2.
hij op 29 oktober 2020 te Gorinchem als bestuurder van een voertuig, (personen
auto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cannabis (THC),
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet
in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten 1 primair en 2 leveren op:
de eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door zich zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam te gedragen in het verkeer. De verdachte is onder invloed van een veel te hoge concentratie THC met de auto gaan rijden en heeft een bocht sterk afgesneden en aldus op geen enkele wijze rekening gehouden met tegemoetkomend verkeer. Dit rijgedrag was daardoor zeer gevaarzettend. Dit geldt temeer, omdat het donker was en de plek onoverzichtelijk was, waardoor meer voorzichtigheid was vereist. De bestuurder van de scooter (het slachtoffer) had geen enkele kans om op dit gevaarlijke rijgedrag van verdachte te reageren en een botsing te vermijden. Hij heeft als gevolg van het gedrag van de verdachte zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit letsel is zwaar lichamelijk letsel omdat het gaat om een beenbreuk aan zijn kuit- en scheenbeen waardoor een operatie noodzakelijk werd waarbij een pen is geplaatst in het bot. Dit alles wordt de verdachte aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 januari 2022 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking hetgeen de verdachte en zijn raadsman op de zitting naar voren hebben gebracht met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte heeft een baan. Hij is zijn rijbewijs als gevolg van het CBR-traject op grond van artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 een jaar lang kwijt geweest. Dit heeft tot gevolg gehad dat hij zijn toenmalige functie als buitendienstmedewerker bij een bedrijf niet heeft kunnen uitvoeren. Hij kon wel bij dit bedrijf blijven werken, maar dan op kantoor.
7.4.
Mediationtraject
De rechtbank houdt in duidelijk strafmatigende zin ook rekening met de omstandigheid dat er op initiatief van de verdachte een mediationtraject heeft plaatsgevonden. De verdachte en het slachtoffer hebben tijdens het mediationgesprek gesproken over het ongeval en beiden hebben dit als positief ervaren. De verdachte heeft daarin zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer en het slachtoffer heeft die verontschuldiging geaccepteerd. Het slachtoffer heeft aangegeven dat, wat hem betreft, verdere vervolging van de verdachte niet nodig is. Wel wil hij nog aanspraak maken op een schadevergoeding. Hierover zijn tijdens de mediation geen afspraken gemaakt, maar beiden hebben aangegeven er vertrouwen in te hebben dat dit op een goede manier zal worden geregeld. De afwikkeling van de schade is nu in handen van de verzekeraars van de verdachte en het slachtoffer [naam slachtoffer01] . De rechtbank gaat er van uit dat dit vonnis bij zal dragen aan een passende regeling van de schade.
7.5.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, van twee jaren, is overschreden. Dit betreft een zeer beperkte overschrijding die verder geen invloed heeft op de hoogte van de op te leggen straf.
7.6.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten zouden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid in beginsel op hun plaats zijn. Daarbij verwijst de rechtbank naar de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd, en op de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank houdt echter in duidelijk strafmatigende zin rekening met persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met name ook met het positieve verloop van het mediationtraject. De rechtbank ziet, ook in zijn houding en uitlatingen op de zitting, dat de verdachte oprecht spijt heeft en dat hij inmiddels zijn volledige verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen is gebeurd.
Alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
De voorwaardelijke straffen dienen er onder meer toe de verdachte het belang van een verantwoorde rijstijl in te scherpen en er zo voor te zorgen dat hij niet opnieuw een strafbaar feit zal begaan.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
1 (één) jaar;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt voor beide voorwaardelijke straffen als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de genoemde proeftijden niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Freese, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2020 te Gorinchem, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te deze geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), het Paardenwater en/of de Stoep van Ceelen,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- een bocht naar links is genaderd en die bocht zodanig krap heeft genomen c.q. heeft afgesneden dat hij met dat door hem bestuurde voertuig terecht is gekomen op de voor hem “verkeerde” (linker) weghelft en
- ( vervolgens) (zonder te remmen) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem over die weghelft tegemoet rijdende scooter, bestuurd door [naam slachtoffer01] , waardoor die [naam slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel, te weten een (open) beenbreuk van zowel het linkerscheenbeen als het linkerkuitbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
zulks terwijl hij, verdachte, dat voertuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van
cannabis (THC) verkeerde;
(art 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 29 oktober 2020
te Gorinchem
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), het Paardenwater en/of de Stoep van Ceelen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij verdachte, toen daar,
- een bocht naar links is genaderd en die bocht zodanig krap heeft genomen c.q. heeft afgesneden dat hij met dat door hem bestuurde voertuig terecht is gekomen op de voor hem “verkeerde” (linker) weghelft en
- ( vervolgens) (zonder te remmen) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem over die weghelft tegemoet rijdende scooter, bestuurd door [naam slachtoffer01] ;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2020 te Gorinchem
als bestuurder van een voertuig, (personenuto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cannabis (THC),
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet
in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
(art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)