ECLI:NL:RBROT:2022:11435

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
9728671
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen uit overeenkomst van opdracht met incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01], vertegenwoordigd door mr. M.P.A. Knol, en Freem Concepts B.V. De eiseres vorderde betaling van twee facturen die zij aan Freem had gestuurd voor uitgevoerde elektrawerkzaamheden in september en oktober 2021. De totale hoofdsom van de vordering bedroeg € 3.709,27, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Freem betwistte de vordering en stelde dat de werkbon enkel was ondertekend voor aanwezigheid en niet voor akkoord van de uren.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 november 2022 erkende Freem de verschuldigdheid van de factuur van 14 oktober 2021, maar betwistte de factuur van 1 november 2021. De kantonrechter oordeelde dat Freem door het ondertekenen van de werkbon akkoord was gegaan met het aantal uren en de kwaliteit van het werk. De kantonrechter oordeelde dat Freem ook de factuur van 1 november 2021 moest betalen, omdat zij haar klachtplicht had geschonden door pas na de factuur te klagen over de productiviteit.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres01] toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Freem werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 4.300,32, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 1.088,33. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9728671 \ CV EXPL 22-6732
datum uitspraak: 30 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
kantoorhoudende te [plaats01],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.P.A. Knol namens Gerechtsdeurwaarderskantoor Van Beest, Knol en Vermeulen te Delft,
tegen
Freem Concepts B.V.,
kantoorhoudende te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam01] te Berkel en Rodenrijs.
De partijen worden hierna ‘[eiseres01]’ en ‘Freem’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 februari 2022, met producties 1 tot en met 4;
  • de aantekeningen van de rolzitting van 20 april 2022, waar [naam01] namens Freem mondeling verweer heeft gevoerd;
  • de conclusie van antwoord van 20 april 2022 van de zijde van Freem, met bijlagen 1 tot en met 8;
  • de spreekaantekeningen van mr. Knol.
1.2.
Op 9 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens [eiseres01] [naam02] en [naam03] , beiden indirect directeur-aandeelhouder, en [naam04] , medewerker, bijgestaan door hun gemachtigde mr. M.P.A. Knol. Namens Freem was [naam01] als vertegenwoordiger aanwezig.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is van de zijde van [eiseres01] een nader stuk overgelegd, te weten een werkbon van 25 en 28 oktober 2022, die aan het procesdossier wordt toegevoegd.
1.4.
Na de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter op 9 november 2022 een e-mail met bijlage ontvangen. De bijlage betrof een algemene volmacht van [naam05]
namens Freem aan [naam01] , een kopie van een paspoort van [naam05] , een kopie van een ID-bewijs van [naam01] , en uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf01], [bedrijf02] en Freem Concepts B.V.

2..De feiten

2.1.
In september en oktober 2021 heeft [eiseres01] in opdracht van Freem elektrawerkzaamheden uitgevoerd.
2.2.
[eiseres01] heeft aan Freem een factuur d.d. 14 oktober 2021 voor uitgevoerde werkzaamheden op 30 september 2021, 7 en 10 oktober 2021 gestuurd met een bedrag van € 2.214,30 inclusief btw.
2.3.
[eiseres01] heeft aan Freem een factuur d.d. 1 november 2021voor uitgevoerde werkzaamheden in week 43 gestuurd met een bedrag van € 1.494,97.
2.4.
In de periode van 22 oktober 2021 tot en met 29 november 2021 hebben (de gemachtigde van) [eiseres01] en Freem gecorrespondeerd over (betaling van) de facturen, de werkzaamheden en werkbonnen.
2.5.
Per e-mail van 17 november 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres01] Freem gesommeerd tot betaling van € 4.281,11 voor de in r.o. 2.2 en 2.3 genoemde facturen, wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
  • Freem te veroordelen aan haar te betalen € 4.360,78 met rente;
  • Freem te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 3.709,27, wettelijke handelsrente van € 95,12 (berekend tot de dag van dagvaarding) en buitengerechtelijke kosten van € 556,39.
3.2.
[eiseres01] baseert haar eis op het volgende. Freem is uit hoofde van een overeenkomst van opdracht gehouden tot betaling van de facturen van 14 oktober 2021 met een bedrag van € 2.214,30 en van 1 november 2021 met een bedrag van € 1.494,97. Omdat betaling ondanks sommatie daartoe is uitgebleven, heeft [eiseres01] haar vordering ter incasso uit handen moeten geven en zijn buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De daaraan verbonden kosten van € 556,39 exclusief btw komen op grond van artikel 6:95 jo. artikel 6:96 lid 6 BW voor rekening van Freem. De hoofdsom van € 3.709,27 (€ 2.214,30 + € 1.494,97) dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW van € 95,12, berekend tot de dag van dagvaarding. Ten slotte is Freem de proceskosten verschuldigd.
3.3.
Freem is het niet eens met de eis en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

hoofdsom
4.1.
In geschil is of Freem gehouden is om aan [eiseres01] uit hoofde van de overeenkomst van opdracht een totaalbedrag van € 3.709,27 ter zake van de facturen van
14 oktober 2021 en van 1 november 2021 te betalen.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat Freem tijdens de mondelinge behandeling de verschuldigdheid van de factuur van 14 oktober 2021 met een bedrag van € 2.214,30 heeft erkend. Dit betekent dat dit bedrag aan hoofdsom wordt toegewezen.
4.3.
Met betrekking tot het resterende deel van de hoofdsom van € 1.494,97 uit hoofde van de factuur van 1 november 2021 wordt het volgende overwogen.
4.4.
Vast staat dat Freem de werkbon die aan de factuur van 1 november 2021 ten grondslag ligt, heeft getekend. Er staat een handtekening vermeld onder ‘
handtekening monteur’, maar [naam01] heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat dit zijn handtekening is namens Freem als opdrachtgever.
4.5.
Hoewel Freem heeft aangevoerd dat [naam01] de werkbon alleen heeft getekend voor de aanwezigheid van de medewerker, is de kantonrechter van oordeel dat door het tekenen van de werkbon akkoord is gegaan met het aantal uur en met de kwaliteit van het uitgevoerde werk. In het geval van vermeende klachten over de productiviteit van de werknemer vanwege privéomstandigheden had het op de weg van Freem gelegen de werkbon niet te tekenen, dan wel die klachten kenbaar te (laten) maken op de werkbon. Door hier pas eind november 2021 en na het toesturen van (een herinnering tot betaling van) de factuur over te klagen, heeft Freem de klachtplicht van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek geschonden. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat Freem gehouden is ook de factuur van 1 november 2021 met een bedrag van € 1.494,97 te betalen.
4.6.
Dit betekent dat Freem een bedrag van € 3.709,27 (€ 2.214,30 + € 1.494,97) aan hoofdsom moet betalen aan [eiseres01].
buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
[eiseres01] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 556,39 exclusief btw. De vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Dat [eiseres01] kosten heeft moeten maken voor buitengerechtelijke werkzaamheden is door Freem niet betwist. Nu tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten geen afzonderlijk verweer is gevoerd, worden deze toegewezen met inachtneming van het volgende. Het toewijsbare bedrag aan buitengerechtelijke kosten conform het Besluit bedraagt, met inachtneming van de toewijsbare hoofdsom, € 495,93 exclusief btw.
rente
4.8.
De gevorderde wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW van € 95,12 berekend tot de dag van dagvaarding, wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van [eiseres01] volgt dat deze moet worden betaald en Freem deze stellingen niet heeft betwist.
conclusie
4.9.
Het voorgaande betekent dat Freem een bedrag van € 4.300,32 (€ 3.709,27 + € 495,93 + € 95,12) aan [eiseres01] moet betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.709,27 vanaf de dag van dagvaarding.
proceskosten
4.10.
Freem krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 103,33 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde (twee punten × € 249,- tarief). Dit is totaal € 1.088,33.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Freem om aan [eiseres01] te betalen € 4.300,32 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 3.709,27 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Freem in de proceskosten, aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vastgesteld op € 1.088,33;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
[46009]