ECLI:NL:RBROT:2022:1143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
C/10/626272 / FA RK 21-7379
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning vaderschap en vaststelling ouderschap in een internationale context met betrekking tot Spaanse en Dominicaanse nationaliteit

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 februari 2022, wordt een verzoek behandeld van een vrouw tot ontkenning van het vaderschap van haar juridische partner en de vaststelling van het ouderschap van de man, die de biologische vader van de minderjarige is. De vrouw en de juridische vader zijn op 3 november 2017 een geregistreerd partnerschap aangegaan, maar de relatie is kort daarna beëindigd. De vrouw heeft op 30 september 2021 een verzoek ingediend tot ontkenning van het vaderschap, binnen de wettelijke termijn van een jaar na de geboorte van de minderjarige op [geboortedatum minderjarige]. De rechtbank oordeelt dat de juridische vader niet de biologische vader is, aangezien er geen contact is geweest tussen de vrouw en de juridische vader tijdens de conceptieperiode. De rechtbank verklaart de ontkenning van het vaderschap gegrond.

Daarnaast wordt het verzoek van de vrouw tot vaststelling van het ouderschap van de man behandeld. De rechtbank stelt vast dat het Spaanse recht van toepassing is op het verzoek tot vaststelling van het ouderschap, gezien de Spaanse nationaliteit van de vrouw en de man. De rechtbank oordeelt dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek en dat het in het belang van de minderjarige is dat de juridische en biologische werkelijkheid overeenkomen. De rechtbank stelt het ouderschap van de man vast, onder de voorwaarde dat de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde gaat. Tot slot wordt de geslachtsnaam van de minderjarige aangepast in overeenstemming met de Spaanse wetgeving, waarbij de rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de wijziging door te voeren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/626272 / FA RK 21-7379
Beschikking van 15 februari 2022 betreffende ontkenning vaderschap en vaststelling ouderschap
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. N. Yildiz te 's-Gravenhage.
In deze zaak zijn belanghebbenden:
[naam vader],
wonende in de [woonplaats vader] Republiek,
hierna te noemen de juridische vader,
[naam man],
wonende te [woonplaats man],
hierna te noemen de man.
In deze zaak is als bijzondere curator opgetreden:
[naam], advocaat te [plaatsnaam], hierna te noemen de bijzondere curator.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 28 september 2021;
  • de beschikking van deze rechtbank van 20 oktober 2021, waarbij [naam] is benoemd tot bijzondere curator over de hierna te noemen minderjarige;
  • het verslag van bevindingen van de bijzondere curator van 16 november 2021;
  • het bericht van de zijde van de vrouw van 6 december 2021;
  • het bericht, met als bijlage de referteverklaring van de juridische vader, van de zijde van de vrouw van 6 december 2021;
  • het bericht, met bijlagen, van de zijde van de vrouw van 13 december 2021.
1.2.
Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling.

2..De vaststaande feiten

2.1.
De vrouw en de juridische vader zijn op 3 november 2017 een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.2.
Op [geboortedatum minderjarige] 2021 is te [geboorteplaats minderjarige] uit de vrouw geboren: [naam minderjarige], hierna te noemen de minderjarige.
2.3.
De vrouw en de man hebben de Spaanse nationaliteit en de juridische vader heeft de Dominicaanse nationaliteit. De minderjarige heeft de Spaanse en Dominicaanse nationaliteit.

3..De beoordeling

3.1.
Ontkenning vaderschap
3.1.1.
Het verzoek van de vrouw strekt tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de minderjarige.
3.1.2.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv rechtsmacht, omdat de moeder woonplaats in Nederland heeft.
3.1.3.
Of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren en de persoon met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest, wordt op grond van artikel 10:92 lid 1 BW bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de vrouw en die persoon elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Of familierechtelijke betrekkingen als bedoeld in artikel 10:92 lid 1 BW in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kunnen worden tenietgedaan, wordt op grond van artikel 10:93 lid 1 BW bepaald door het recht dat ingevolge dat artikel op het bestaan van die betrekkingen van toepassing is.
Op grond van artikel 10:93 BW in verbinding met artikel 10:92 BW, past de rechtbank het Nederlands recht toe op het verzoek, zijnde het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de minderjarige ten tijde van haar geboorte.
3.1.4.
Op grond van artikel 1:200 lid 1 sub a en b in verbinding met artikel 1:200 lid 5 BW kan gegrondverklaring van de ontkenning van het door het geregistreerd partnerschap ontstaan vaderschap worden verzocht door de moeder, op de grond dat de juridische vader niet de biologische vader is van het kind. Het verzoek tot gegrondverklaring door de moeder moet worden ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind. De vrouw heeft het verzoek op 30 september 2021 ingediend, en dus binnen de termijn van een jaar. Zij wordt daarom ontvangen in haar verzoek.
3.1.5.
De vrouw heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de juridische vader niet de biologische vader is van de minderjarige. Kort na het aangaan van hun geregistreerd partnerschap is de relatie beëindigd. Daartoe hebben zij een overeenkomst tot beëindiging van het geregistreerd partnerschap gesloten. De vrouw was in de veronderstelling dat het geregistreerd partnerschap daarmee was beëindigd. In 2018 is de juridische vader vertrokken naar de Dominicaanse Republiek en hij verblijft daar nog steeds. De vrouw heeft inmiddels een relatie met de man en hij is de biologische vader van de minderjarige.
Bij de geboorteaangifte bleek dat de vrouw nog steeds een geregistreerd partnerschap had met de juridisch vader. Ten gevolge hiervan staat de juridische vader als ouder vermeld op de geboorteakte.
3.1.6.
De juridische vader refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.1.7.
In het verslag van de bijzondere curator is vermeld dat de vrouw en de juridische vader sinds 2017 of 2018 geen contact meer hebben gehad met elkaar. Het is in het belang van de minderjarige dat zij in een familierechtelijke betrekking komt te staan tot haar biologische vader, zijnde de man. Het verzoek van de vrouw is daarom in het belang van de minderjarige omdat na de ontkenning van het vaderschap het ouderschap van de biologische vader gerechtelijk kan worden vastgesteld. De juridische en biologische situatie stemmen daarna met elkaar overeen.
3.1.8.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de juridische vader niet de biologische vader is van de minderjarige. Het staat vast dat de juridische vader en de vrouw in het conceptietijdvak geen contact met elkaar hebben gehad. Daar komt bij dat de biologische vader van de minderjarige bekend is, zijnde de man. Gezien het voorgaande moet de ontkenning van het vaderschap gegrond worden verklaard.
3.2.
Vaststelling ouderschap
3.2.1.
Het verzoek van de vrouw strekt tot vaststelling van het ouderschap van de man met betrekking tot de minderjarige.
3.2.2.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv rechtsmacht, omdat de vrouw woonplaats in Nederland heeft.
3.2.3.
Op grond van artikel 10:97 BW is, gelet op de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en de man, het Spaanse recht van toepassing op het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap.
3.2.4.
In het Spaanse Burgerlijk Wetboek (Código Civil) is het vaderschap en de bepaling en het bewijs van afstamming geregeld in boek 1, titel V, hoofdstuk II, deel II (artikel 131 tot en met 134). Op grond van artikel 131 kan een vordering tot vaststelling van het vaderschap worden ingediend. Uit dit artikel volgt dat elke persoon met een legitiem belang een vordering kan indienen tot vaststelling van de afstamming (vaststelling vaderschap), welke afstamming vervolgens tot uiting komt in het blijvend bezit van de staat. De uitzondering is het geval waarin de geclaimde afstamming in tegenspraak is met een andere wettelijk bepaling.
3.2.5.
De vrouw heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de man de biologische vader van de minderjarige is. Bij de geboorteaangifte zijn de vrouw en de man tot de ontdekking gekomen dat, als gevolg van het nog steeds bestaande geregistreerd partnerschap tussen de juridische vader en de vrouw, de minderjarige al een juridische vader had. Het is in het belang van de minderjarige dat de feitelijke en juridische werkelijkheid overeenkomen.
3.2.6.
De man stemt in met het verzoek.
3.2.7.
In het verslag van de bijzondere curator is vermeld dat het vaderschap op grond van artikel 131 van het Spaanse Burgerlijk Wetboek kan worden vastgesteld aan de hand van de in artikel 135 diverse genoemde relevante omstandigheden. Omdat de man erkent de biologische vader te zijn van de minderjarige en het feit dat de man en de vrouw ten tijde van de verwekking van de minderjarige samenwoonden, kan het vaderschap volgens de bijzonder curator worden vastgesteld. Het is in het belang van de minderjarige het verzoek toe te wijzen zodat zij in een familierechtelijke betrekking komt te staan tot haar biologische vader en dat de juridische en biologische situatie met elkaar overeenstemmen, aldus de bijzondere curator.
3.2.8.
De rechtbank merkt op dat het door de bijzondere curator genoemde artikel 135 van het Spaanse Burgerlijk Wetboek inmiddels is geschrapt zodat deze en de aan de hand daarvan door de bijzondere curator genoemde relevante omstandigheden niet bij de beoordeling betrokken hoeven te worden.
3.2.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vrouw ontvankelijk in haar verzoek en heeft zij er belang bij de familierechtelijke betrekking tussen de man en de minderjarige vast te leggen. Uit de stukken is gebleken dat de man de biologische vader is van de minderjarige. Met toewijzing van het verzoek worden de feitelijke en de juridische werkelijkheid met elkaar in overeenstemming gebracht zoals bedoeld in artikel 131 van het Spaanse Burgerlijk Wetboek. Omdat in deze beschikking de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader gegrond is verklaard, is er op het moment dat die beslissing in kracht van gewijsde zal gaan, geen sprake van een situatie dat de beweerde vaststelling in tegenspraak is met een andere wettelijke bepaling, zoals bedoeld in artikel 131 van het Spaanse Burgerlijk Wetboek.
3.2.10.
Alles overziend ligt het verzoek tot vaststelling van het ouderschap voor toewijzing gereed.
3.2.11.
Zoals al overwogen, moet de beslissing over de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de minderjarige nog in kracht van gewijsde gaan zodat dit vooralsnog in de weg staat aan de toewijzing van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de minderjarige. Tot het moment van het in kracht van gewijsde gaan van voornoemde beslissing kan het ouderschap, gelet op de tweede zin van artikel 131 van het Spaanse Burgerlijk Wetboek, niet worden vastgesteld. De rechtbank zal het ouderschap van de minderjarige dan ook vaststellen onder de opschortende voorwaarde dat voornoemde beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan.
3.3.
Geslachtsnaam
3.3.1.
De vrouw verzoekt de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Dordrecht te gelasten de geslachtsnaam van de minderjarige op de geboorteakte aan te passen in [geslachtsnaam].
3.3.2.
Door de vrouw is een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat ook de man hiermee instemt.
3.3.3.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv rechtsmacht, omdat de vrouw woonplaats in Nederland heeft.
3.3.4.
Op grond van artikel 10:19 lid 1 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. De minderjarige heeft twee nationaliteiten, te weten de Spaanse en de Dominicaanse. Daarnaast heeft zij haar gewone verblijfplaats in Nederland. In dat geval geldt, op grond van het tweede lid van voornoemd artikel, dat als haar nationale recht het recht van de staat van haar nationaliteit waarmee zij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, het nauwst is verbonden. Na de vaststelling van het vaderschap hebben beide ouders van de minderjarige de Spaanse nationaliteit zodat de rechtbank van oordeel is dat de minderjarige het nauwst verbonden is met het Spaanse recht.
3.3.5.
Op grond van artikel 196 en 197 van het Spaanse register van de burgerlijke stand (Reglamento de Registro Civil) geldt dat bij een vastgestelde vaderlijke afstamming, de bij de geboorte opgelegde geslachtsnamen hun geldigheid verliezen en de verandering van de geslachtsnamen tot uitdrukking komen bij die vaststelling. Dit houdt in dat uit de onderhavige beschikking de verandering moet blijken.
Volgens artikel 194 van voornoemd register wordt, wanneer de afstamming wordt bepaald door beide lijnen en met uitzondering van de in artikel 109 geboden mogelijkheid van het Burgerlijk Wetboek, de eerste achternaam van de minderjarige de eerste van de vader en de tweede achternaam de eerste van het persoonlijke van de moeder. Dit betekent dat naar Spaans recht de minderjarige de namenreeks [geslachtsnaam] behoort te krijgen.
Deze namenreeks komt overeen met de door partijen gegeven verklaring ingevolge artikel 1:5 lid 2 BW. De rechtbank zal deze namenreeks tot uitdrukking brengen in deze beschikking door vermelding daarvan in het dictum. Hiermee kan één en ander juist worden vermeld in de registers van de burgerlijke stand.
3.4.
Proceskosten
3.4.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart de ontkenning van het vaderschap van [naam vader], geboren op [geboortedatum vader] te [geboorteplaats vader], ten aanzien van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2021 te [geboorteplaats minderjarige],
gegrond;
4.2.
stelt - onder de opschortende voorwaarde dat voormelde beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan - het vaderschap vast van [naam man], geboren op [geboortedatum man] te [geboorteplaats man], ten aanzien van [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2021 te [geboorteplaats minderjarige] uit [naam vrouw], geboren op [geboortedatum vrouw] te [geboorteplaats vrouw];
4.3.
stelt vast dat dat de minderjarige alsdan de geslachtsnaam
[geslachtsnaam]zal hebben;
4.4.
gelast de griffier, niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Dordrecht op voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW;
4.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.B. van den Enden, rechter tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van griffier mr. L.M. de Witte op 15 februari 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden moeten het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden moeten het beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.