In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 februari 2022, wordt een verzoek behandeld van een vrouw tot ontkenning van het vaderschap van haar juridische partner en de vaststelling van het ouderschap van de man, die de biologische vader van de minderjarige is. De vrouw en de juridische vader zijn op 3 november 2017 een geregistreerd partnerschap aangegaan, maar de relatie is kort daarna beëindigd. De vrouw heeft op 30 september 2021 een verzoek ingediend tot ontkenning van het vaderschap, binnen de wettelijke termijn van een jaar na de geboorte van de minderjarige op [geboortedatum minderjarige]. De rechtbank oordeelt dat de juridische vader niet de biologische vader is, aangezien er geen contact is geweest tussen de vrouw en de juridische vader tijdens de conceptieperiode. De rechtbank verklaart de ontkenning van het vaderschap gegrond.
Daarnaast wordt het verzoek van de vrouw tot vaststelling van het ouderschap van de man behandeld. De rechtbank stelt vast dat het Spaanse recht van toepassing is op het verzoek tot vaststelling van het ouderschap, gezien de Spaanse nationaliteit van de vrouw en de man. De rechtbank oordeelt dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek en dat het in het belang van de minderjarige is dat de juridische en biologische werkelijkheid overeenkomen. De rechtbank stelt het ouderschap van de man vast, onder de voorwaarde dat de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde gaat. Tot slot wordt de geslachtsnaam van de minderjarige aangepast in overeenstemming met de Spaanse wetgeving, waarbij de rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de wijziging door te voeren.