ECLI:NL:RBROT:2022:1141

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
71/327595-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en oplegging maatregel wegens lidmaatschap van IS en voorbereiding van terroristische misdrijven

Op 18 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die in augustus 2014 naar Syrië is gereisd om zich te vestigen in het door IS uitgeroepen kalifaat. De verdachte, die zich kort voor haar vertrek tot de islam had bekeerd, heeft in Syrië met twee IS-strijders getrouwd en is tot na de val van het kalifaat in IS-gebied gebleven. Na haar terugkeer naar Nederland op 23 november 2020, werd zij aangeklaagd voor lidmaatschap van IS en de voorbereiding van terroristische misdrijven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van terroristische misdrijven, en dat zij zich had aangesloten bij een organisatie die tot doel had terroristische misdrijven te plegen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier jaar en zes maanden, met daarnaast een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de terroristische organisatie en haar persoonlijke omstandigheden mee. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar het risico op recidive werd als hoog ingeschat. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het lidmaatschap van IS en het voorbereiden van terroristische misdrijven, en heeft haar vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/327595-20
Datum uitspraak: 18 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zwolle,
raadsman mr. J.S. Jordan, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 februari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.D. Kardol heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van voorarrest en met oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4..Waardering van het bewijs

Standpunt van de verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 onder A en het onder 2 ten laste gelegde. Immers, uit het dossier en de gesprekken met de verdachte volgt niet dat zij een jongedame is die zich het radicaal gedachtegoed van de gewapende jihadstrijd met een terroristisch oogmerk eigen heeft gemaakt. Heel kort na haar bekering tot de islam kwam de verdachte in aanraking met personen die radicaal leken te zijn. Zij viel, via internet, voor de charmes van de reeds in Syrië verblijvende [naam 1], haar latere echtgenoot en raakte daardoor geïnteresseerd in de voorstellingen die hij haar voorhield over het leven in Syrië; een leven waarbij de verdachte in alle vrijheid in een moslimland kon leven en haar stoere man, die als held vocht tegen de dictator Assad, kon steunen.
De pro jihadistische teksten die de verdachte voor en kort na haar uitreis naar Syrië plaatste en deelde met bekenden zijn woorden en zinnen die zij van het internet had geplukt. De verdachte dacht dergelijke teksten op haar profiel te moeten plaatsen en te moeten delen met derden. Zij vertoonde slechts kopieergedrag in haar zucht naar spanning en avontuur. Met haar uitreis naar Syrië, naar [naam 1], haar ‘prins op het witte paard’, dacht de verdachte een stoere en spannende stap te zetten. Zij had daarbij onvoldoende oog voor de verschrikkingen en gruwelijkheden die organisaties als IS begaan. De verdachte is niet radicaal, maar deed zichzelf zo voor omdat zij dacht dat dit stoer was en indruk zou maken op haar grote liefde. De verdachte koos niet voor IS maar voor [naam 1]. Zij wilde breken met haar moeilijke jeugd en haar verleden. Zij koos (opnieuw) voor een foute man, maar niet voor IS. Uit niets blijkt dat zij actief en bewust koos voor de gewapende strijd. Zij vertrok naar Syrië om te trouwen met een man die claimde tegen Assad te strijden. Bovendien werd de strijd tegen Assad in die tijd in het Westen nog als legitiem gezien.
Onder verwijzing naar het voorgaande, dient de verdachte tevens van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Op geen enkele wijze is gebleken dat de verdachte bij haar uitreis van plan was om zich actief aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Het feit dat [naam 1] lid van IS was, was voor de verdachte op dat moment niet van belang. Na haar uitreis verbleef zij weliswaar in IS-gebied waar zij niet meer uit weg kon, maar dat kan haar niet volledig worden toegerekend omdat zij meerdere pogingen heeft gedaan het IS-gebied en/of Syrië te ontvluchten.
Subsidiair kan de verdachte slechts worden verweten dat zij de periode na haar breuk met haar eerste man [naam 1] bewust heeft deelgenomen aan IS, omdat haar uitreis naar en aanvankelijke verblijf in Syrië voortkwamen uit haar liefde voor [naam 1] en het droomleven met hem dat zij voor zich zag.
Oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt het volgende.
In november 2013 heeft de verdachte zich bekeerd tot de islam.
Op 29 juni 2014 roept de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL) een islamitisch kalifaat uit dat het door de organisatie veroverde gebied in Syrië en Irak omvat en doopt zich tegelijkertijd om tot Islamitische Staat (IS).
In de verklaring waarmee IS woordvoerder Abu Mohammed al-Adnani de oprichting
van het Kalifaat aankondigt, worden alle moslims opgeroepen de eed van trouw af te leggen aan de kalief, Abu Bakr al-Baghdadi. Deze eedaflegging is zelfs een plicht, zo stelt al-Adnani, waarna hij een ieder oproept naar het kalifaat te komen.
Op haar Facebookprofiel ‘[profielnaam 1]’ plaatste de verdachte berichten, onder meer inhoudende dat ISIS aan de macht is, dat zij nu officieel een islamitische staat hebben, dat sheikh Abu Bakr Al-Baghdadi hun leider is en dat, als hij iets beveelt, zij verplicht zijn dit op te volgen. Als hij dus Hijra (emigratie) zegt, dat zij dan moeten gaan en anders begaan ze zonden. Aan een zuster schreef de verdachte: ‘
pak je koffers maar schat je komt met mij mee’ (25 en 29 juni 2014) en
‘een echte man draagt een wapen en Koran, geen Gucci en goud’(3 juli 2014).
Op 3 juli 2014 veranderde de verdachte de naam van haar Facebookprofiel in [profielnaam 2]. Op 5 juli 2014 plaatste zij een profielfoto van een ISIS-vlag geprikt in het strand bij een zee en op 5 juli 2014 een foto van gewapende mannen op twee auto's met daarvoor een panter.
Op 11 augustus 2014 plaatste de verdachte een foto van haarzelf in Niqaab met daarbij de tekst dat zij veilig aangekomen is in Shaam. Ze schreef dat Allah de kuffar verblind heeft zoals zij vroeg in haar dua. Ook al heeft zij bij de politie moeten komen, als Allah het wil dat jij Hijra zal maken, dit ook zal gebeuren ondanks alles. Hierna vertelde ze de zusters hoe goed het er is; het voelt er als thuis en hopelijk zal Allah hen snel herenigen.
Op 17 augustus 2014 plaatste de verdachte een bericht, onder meer inhoudende ‘
Wij zullen er alles aan doen om onze islamitische staat te behouden.’
Op 22 augustus 2014 wordt de volgende tekst met foto geplaatst:
‘Voor degene die zeggen dat het een journalist was, en zogenaamd onschuldig, Neeeee het was gewoon een Amerikaanse soldaat die onze mensen vermoorden! En dan is het ‘erg' dat hij vermoord is? Haha en onze kinderen en onze moeder en onze opa en oma's die door dit soort mensen vermoorde woorden zijn niks waard? 1 Amerikaan dood nog een paar duizend te gaan na hoeveel jullie van ons hebben vermoord.'
De hier bedoelde journalist betreft de Amerikaanse freelance persfotograaf James Foley die op 19 augustus 2014 door ISS werd vermoord. Opnames hiervan zijn via het internet verspreid. De foto's getoond op het Facebook account in gebruik bij de verdachte, zijn afbeeldingen van deze opnames.
In een laptop in gebruik bij de moeder van de verdachte werden onder meer een afscheidsbrief en een aankomstnotitie van de verdachte aangetroffen, beide geschreven nog voor het vertrek van de verdachte naar Syrië, op respectievelijk 11 juli 2014 en 25 juli 2014.
In de afscheidsbrief legt de verdachte uit wat haar reden voor vertrek is, dat zij weet dat haar moeder het niet zal begrijpen omdat ze vertrekt naar een oorlogsgebied en
dat zij liever dood gaat doordat iemand haar het martelaarschap in schiet, dan een lang en ongelukkig leven te leiden. In de aankomstnotitie legt de verdachte onder meer uit
dat het de taak van haar man is om te strijden en het slagveld te betreden en dat zij is vertrokken om te leven onder de islamitische wetgeving, haar man te ondersteunen en kinderen te krijgen die opgroeien in Shaam.
Daarnaast blijkt uit de inhoud van deze laptop dat de verdachte in de periode voor haar vertrek naar Syrië veelvuldig contact heeft met [naam 1]. De contacten gaan over hun relatie, hun trouwplannen en de komst van de verdachte naar [naam 1]. Daarnaast zijn op de laptop foto’s van [naam 1] in gevechtskleding en met vuurwapens, foto’s van vuurwapens, al dan niet onthoofde overledenen en de nodige IS-propaganda aangetroffen.
Op 2 augustus 2014 kocht de verdachte een vliegticket voor een vlucht op 6 augustus 2014 naar Turkije.
Op 7 augustus 2014 nam de moeder van de verdachte telefonisch contact op met de politie en meldde dat haar dochter Angela in Turkije zou zitten en diezelfde avond naar Syrië zou gaan. De verdachte had haar moeder die dag gebeld vanuit Istanbul en gezegd dat zij de volgende dag naar een zusterhuis in Syrië gebracht zou worden.
Op 24 augustus 2014 berichtte de verdachte aan haar moeder dat zij de vorige dag een nieuw wapen heeft gekregen. Op 26 augustus 2014 plaatste de verdachte een foto van een handtas met daarin zichtbaar een vuurwapen. Als tekst staat er geschreven:
‘Altijd al afgevraagd wat een vrouw in haar handtas heeft zitten?? Nou een 9mm dus.’
Op 11 maart 2021 ontving het onderzoeksteam van de FBI een cd-rom met daarop een forensische kopie van een tablet en van een SD-kaart. Deze gegevensdragers waren in beslag genomen door de coalitiestrijdkrachten en werden geassocieerd met Islamic State of Iraq and ash-Sham (ISIS) en de verdachte. Uit onderzoek aan de algemene inhoud van de tablet kon worden vastgesteld dat de tablet in gebruik was bij de verdachte.
In chatberichten met haar moeder, zoals aangetroffen op de door de FBI overgedragen
cd-rom, berichtte de verdachte haar moeder in de periode van 13 november 2018 tot en met 1 februari 2019 onder meer over bombardementen, gevechten in de buurt van waar zij verblijft, dat anderen weggaan en zich overgeven, dat zij vecht voor haar geloof en dat zij in Baghuz is.
In voornoemde tablet werd tevens een notitie aangetroffen, gedateerd 12 oktober 2018, waarin de verdachte opsomt waar een nieuwe echtgenoot aan zou moeten voldoen. De notitie vermeldt onder meer dat hij moet vechten, deel is van een bataljon en geen gedachten mag hebben over het verlaten van de Islamitische Staat en ook niet zijn familie uit de Islamitische Staat moet willen sturen.
Op 18 maart 2021 ontving het onderzoeksteam van de FBI een forensische kopie van een
mobiele telefoon. In de image van de gegevensdrager is een WhatsApp chatgroep aangetroffen met de naam: ‘[naam WhatsAppgroep]’, wat ‘De markt van het kalifaat’ betekent. Uit het onderzoek in de image blijkt dat de chatgroep is aangemaakt op 4 oktober 2018. De verdachte nam deel aan deze chatgroep en bood daarop, op 19 oktober 2018, twee handgranaten te koop aan.
Uit onderzoek volgt dat de verdachte in ieder geval op de genoemde date in de volgende plaatsen in Syrië heeft verbleven:
  • Manbij (vanaf 11 augustus 2014);
  • Raqqa (27 februari 2015 en 8 januari 2017);
  • Hajin (eind 2017/begin 2018);
  • al-Sha’fa (3 oktober en 1 november 2018 en 7 januari 2019);
  • al-Kishma (21 november en 15 december 2018);
  • Marayda/al-Marashida (16 januari 2019);
  • Bahguz (18 januari 2019).
Voor al deze plaatsen heeft te gelden dat deze plaatsen ten tijde van het verblijf van de
verdachte aldaar in handen van IS waren. Zij is dus meegereisd met IS.
Uit het dossier en de verklaringen van de verdachte valt op te maken dat zij gedurende haar verblijf in Syrië getrouwd is geweest met drie IS-strijders, te weten [naam 1], [naam 2]/[naam 3] en [naam 4], van wie in ieder geval [naam 1] en [naam 4] behoorden tot dezelfde snipergroep.
Met [naam 1] heeft de verdachte twee kinderen gekregen, een zoon en een dochter.
Uit agendanotities van de verdachte blijkt dat zij eind november en begin december 2018 voor boodschappen en levensonderhoud bij ‘maktab shahada’ terecht kon.
Maktab shahada, dat letterlijk kantoor van martelaren betekent, verwijst vermoedelijk naar het centrum voor Gevangenen en Martelaren, een orgaan binnen IS dat verantwoordelijk is voor het ondersteunen van families van martelaren en gevangenen.
In de hiervoor genoemde tablet, waarvan de inhoud door de FBI aan het onderzoeksteam was verstrekt, bevond zich tevens een testament van de verdachte, geschreven in
de periode tussen 1 juni 2018 en 22 november 2018. Uit dit testament valt op te maken dat de verdachte een Kalasjnikov, twee handgranaten en drie magazijnen in haar bezit had. In het testament vraagt zij verder vergiffenis aan haar moeder omdat zij geld heeft gekregen, maar niet echt de intentie had om terug te komen. Ook blijkt de wens van de verdachte dat haar zoon een sterke jongen moet worden en zoveel mogelijk ongelovigen moet doden om in het paradijs te komen.
De verdachte heeft zich aldus beziggehouden met de verwezenlijking van het oogmerk van IS, namelijk het stichten van een streng islamitische staat op het grondgebied van Syrië, waar een radicale versie van de sharia aan de burgerbevolking werd opgelegd. Dit ging gepaard met gruwelijke misdaden met het doel de bevolking ernstige vrees aan te jagen.
Uit het kennisdocument ‘Vrouwen van de Islamitische Staat’, blijkt onder meer dat de vrouw haar echtgenoot behoort te ondersteunen. Haar rol ligt tevens in de opvoeding van de kinderen van het kalifaat in de geest van de jihad. Het is haar taak om hen de correcte geloofsleer en rechtskennis over de jihad bij te brengen.
Tenslotte heeft de verdachte getracht om andere meisjes over te halen naar het strijdgebied in Syrië te komen, door het sturen van berichten en filmpjes, inhoudende dat het leven daar goed was en wat zij daar zouden moeten doen, zoals koken, kinderen en soldaten van IS verzorgen.
Op 23 november 2020 heeft de verdachte zich bij het Nederlandse consulaat in Turkije gemeld met het verzoek om terug te kunnen keren naar Nederland.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte zowel voorafgaand aan haar vertrek naar Syrië in 2014 als gedurende haar gehele verblijf aldaar (heel goed) wist van de terroristische activiteiten van haar eerste en later volgende echtgenoten, als leden van (een snipergroep van) IS en dat zij er welbewust voor heeft gekozen zich aan te sluiten bij IS en zich bezig te houden met de voorbereiding en/of bevordering van terroristische misdrijven. Dit wordt onderstreept door chats van de verdachte waarin zij in niet mis te verstane bewoordingen aan haar moeder meldt:
‘in sha Allah blijf ik hier tot me dood in sha Allah geeft Allah me de kracht om te vechte en gaan me kindere met mij of blijve ze om op te groeie als Mujahideen of de vrouw van mujahid’, ‘
ik voel me zo goed dat ik hier nog Ben terwijl alle anderen mensen weggaan en zichzelf ov3rgeven aan de vijand’ en ‘
ik vecht hier voor vrijheid van me geloof en ben niet van plan dat te stoppe’. Het verweer dat deze teksten door derden zouden zijn geschreven, wordt door de rechtbank verworpen nu dit niet aannemelijk is geworden.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gehandeld. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het haar tenlastegelegde medeplegen.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij
in de periode van 01 april 2014 tot en met 23 november 2020, in één of meerdere plaatsen in Nederland en/of Syrië en/of Irak en/of Turkije,
meermalen, telkens
met het oogmerk om (een) misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten
gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich en/of anderen heeft getracht te verschaffen, en/of
een of meer voorwerpen, voorhanden heeft gehad waarvan zij, verdachte, wist dat deze bestemd waren tot het plegen van het misdrijf,
door,
zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans (een) aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep(en),
althans zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd eigen gemaakt en
zich laten informeren en/of met één of meer andere perso(o)n(en) gecommuniceerd en/of afspraken gemaakt over het afreizen naar en/of verblijven in het strijdgebied in Syrië en
de reis naar Syrië gemaakt teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar een, door een terroristische organisatie (zoals IS(IS/IL), althans een hieraan gelieerde strijdgroep gecontroleerd gebied en/of (gedurende enige tijd) verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en
zich gevoegd bij één of meer IS(IS/IL) strijder(s), althans (telkens) perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of is zij, verdachte, één of meermalen (op Islamitische wijze) een huwelijk aangegaan met (een) IS(IS/IL) strijder(s), althans (telkens) (met) (een) perso(o)n(en) die (eveneens) deelnam(en) aan een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en
in Syrië deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de (terroristische) organisatie IS(IS/IL), althans (een) aan IS(IS/IL) gelieerde terroristische organisatie(s), althans (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en
in Syrië vuurwapens en explosieven voorhanden gehad en
via internet en/of social media(kanalen) granaten aangeboden aan personenvia de chatgroep ‘[naam WhatsAppgroep]’, welke chatgroep gelieerd is aan de terroristische organisatie IS althans (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en
zich (middels internet/social mediakanalen/mediaplatforms) geuit en met (een) ander(en) perso(o)n(en) gechat/gecommuniceerd en (een) bericht(en) en/of (een) afbeelding(en) en/of (een) video(’s) geplaatst en/of gedeeld en/of gestuurd, inhoudende (onder meer) gewelddadig jihadistisch getinte en/of IS-gerelateerde content
2.
zij
in de periode van
07 augustus2014 tot en met 23 november 2020, in meerdere plaatsen in Syrië en/of Irak ,
heeft deelgenomen aan (een) organisatie(s), te weten Islamitische Staat (IS), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge
heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Strafrecht), en
doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en
moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht), en
de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), en
het voorhanden hebben van een of meer wapen(s) en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met het oogmerk om opzettelijk brand stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen tot het plegen van het misdrijf en voorwerpen voorhanden te hebben waarvan zij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf;
2.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Standpunt van de verdediging
De verdachte moet ten aanzien van de thans onder 1 en 2 bewezen verklaarde periode in verminderde mate toerekeningsvatbaar worden geacht.
In het rapport van de NIFP-deskundigen van 8 november 2021 wordt door de deskundigen geadviseerd de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het vertrek van de verdachte naar Syrië, als gevolg van het verhoogd naïviteit bij en beïnvloedbaarheid van de verdachte in die periode, in verminderde mate aan haar toe te rekenen. De deskundigen stellen tegelijkertijd dat de invloed van de bij de verdachte vastgestelde persoonlijkheidsstoornis op de periode dat zij in Syrië verbleef, bij gebrek aan voldoende objectief zicht op haar gedrag in die periode, niet goed kan worden beoordeeld. Wel stellen zij dat de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis vanzelfsprekend invloed heeft gehad op de gedragskeuzes van de verdachte.
Nu de deskundigen een verminderde toerekeningsvatbaarheid aannemen als gevolg van de persoonlijkheidsstoornis in de periode voorafgaand aan het vertrek van de verdachte naar Syrië, dient deze verminderde toerekeningsvatbaarheid ook te worden aangenomen voor de periode daarna. Er is immers niet gebleken dat de stoornis zou zijn verholpen dan wel zou zijn verbleekt.
Oordeel van de rechtbank
Omtrent de verdachte is door voornoemde deskundigen [naam deskundige 1], [naam deskundige 2] en [naam deskundige 3] op
8 november 2021 een rapport uitgebracht. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende in.
Bij de verdachte wordt een persoonlijkheidsstoornis met cluster B-trekken vastgesteld. In het verlengde daarvan wordt door de deskundigen geadviseerd de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het vertrek van de verdachte naar Syrië in verminderde mate aan haar toe te rekenen, als gevolg van verhoogde naïviteit bij en beïnvloedbaarheid van de verdachte in die periode.
De wijze en mate van invloed van de genoemde persoonlijkheidsstoornis op het handelen van de verdachte in de periode dat zij in Syrië heeft verbleven is niet vast te stellen; daartoe is onvoldoende objectief zicht op het gedrag van de verdachte in die periode. Daarom kan voor wat betreft de feiten die de verdachte in Syrië heeft gepleegd geen advies worden gegeven over de al dan niet verminderde toerekenbaarheid.
De rechtbank volgt het oordeel van de deskundigen wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid, die slechts heeft te gelden voor de periode voordat de verdachte naar Syrië afreisde. Het verweer van de verdediging ten aanzien van de overige ten laste gelegde periodes wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is in augustus 2014, nadat zij zich nog geen jaar daarvoor tot de islam had bekeerd en in de daarop volgende, relatief korte periode was geradicaliseerd, uitgereisd naar Syrië om zich aldaar te vestigen in het door IS uitgeroepen kalifaat. Teneinde daartoe te komen, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidings- en bevorderingshandelingen tot het door dan wel namens IS begaan van terroristische misdrijven in Syrië en Irak.
Tijdens haar verblijf in Syrië – dat duurde tot eind november 2020 en alwaar de verdachte achtereenvolgens met drie mannen getrouwd is geweest en met haar eerste man twee kinderen kreeg – heeft de verdachte zich aangesloten bij IS. Zij heeft in ieder geval haar eerste en derde echtgenoot gefaciliteerd. Beiden waren actief in een snipergroep van IS. Bovendien heeft de verdachte in die periode propaganda voor IS gevoerd en vuurwapens voorhanden gehad. De verdachte is tot na de val van het kalifaat gebleven.
Strijdgroepen als IS hebben tot doel het vestigen van een islamitische staat, waarin de rechten van andersdenkenden op zeer gewelddadige wijze worden geschonden. Door deze strijdgroepen worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangen en burgers. Veel van die misdrijven worden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven.
Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven. De verdachte is aan dit alles geheel voorbij gegaan en heeft geen oog gehad voor het onbeschrijfelijke leed dat velen in het strijdgebied treft.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
25 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, respectievelijk gedateerd 23 november 2021 en 12 januari 2022.
In het rapport van 23 november 2021 wordt het risico op algemene- en geweldsrecidive binnen twee jaar, op basis van het gehanteerde meetinstrument, ingeschat als gemiddeld. De professionele inschatting van de reclassering is echter dat het risico hoog is. Ook het risico op extremistisch geweld wordt, op basis van het gehanteerde meetinstrument, ingeschat als hoog.
In het rapport van 12 januari 2022 wordt, gezien het de hoge recidiverisico op extremistisch geweld, geadviseerd om bij een veroordeling tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf.
Zoals hiervoor al besproken, is door de deskundigen [naam deskundige 1], [naam deskundige 2] en [naam deskundige 3] op 8 november 2021 een rapport uitgebracht. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende in.
De verdachte is door haar zwakke identiteit in verhoogde mate gevoelig voor (negatieve) invloeden van anderen en dan met name haar intieme partners. De denkbeelden van potentiële partners zijn van invloed op de verdachte en daarmee op het risico op gewelddadig extremisme. Er kan onvoldoende worden bepaald in hoeverre er sprake is van (persisterende) gewelddadige denkbeelden bij de verdachte zelf. Het is niet goed mogelijk om het risico op herhaling van feiten zoals de tenlastegelegde feiten te bepalen.
In algemene zin kan worden gesteld dat door begeleiding en monitoring van de verdachte binnen een positieve, stimulerende en gezonde context en een behandeling (schematherapie) waarin zij meer zicht zal krijgen op haar kwetsbaarheden en valkuilen (binnen intieme relaties) en kan werken aan de verwerking van haar traumatische voorgeschiedenis en versteviging van haar identiteit, het risico op problematisch gedrag zal doen afnemen. De verdachte geeft aan hiervoor open te staan en lijkt gemotiveerd om haar dysfunctionele patronen aan te pakken.
Nu de voorgaande conclusies van de deskundigen gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, waarbij de pleegperiode en de rol van de verdachte binnen de terroristische organisatie van belang zijn.
Uitgangspunt van strafmaat bij feiten als thans bewezen verklaard is een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf wordt in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de deels verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals hiervoor overwogen. Aan de verdachte zal dan ook een gevangenisstraf worden opgelegd van kortere duur dan door de officier van justitie geëest.
De verdediging heeft verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding, vanwege de aard, de ernst en de omvang van de bewezen verklaarde feiten en de persoon van de verdachte, een en ander zoals hiervoor besproken.
De verdediging heeft voorts verzocht om bij bepaling van de duur van de straf rekening te houden met de tijd die de verdachte in kamp al-Hawl en vervolgens in Turkije in detentie heeft doorgebracht. De rechtbank ziet, alhoewel het verblijf in het kamp heel zwaar is geweest, hiervoor echter geen aanleiding. De verdachte is zelf uitgereisd naar oorlogsgebied en heeft er zelf voor gekozen niet eerder naar Nederland terug te keren en is zij uiteindelijk op eigen initiatief teruggekeerd.
De rechtbank zal tevens de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Op die manier wordt het mogelijk om de verdachte in aansluiting op de gevangenisstraf onder toezicht te stellen indien dit op dat moment nog noodzakelijk wordt geacht. Oplegging van deze maatregel is nodig ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan nu de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraffen van vier jaren of meer zijn gesteld.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38z, 57, 96, 140a, 157, 176a, 288a, 289 en 289a van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. J. van der Groen en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 april 2014 tot en met 23 november 2020, in één of meerdere plaats(en) in Nederland en/of Syrië en/of Irak en/of Turkije,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk om (een) misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten
gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
1. een ander heeft getracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
2. gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich en/of anderen heeft getracht te verschaffen, en/of
3. een of meer voorwerpen, voorhanden heeft gehad waarvan zij, verdachte, wist dat deze bestemd waren tot het plegen van het misdrijf,
door,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans (een) aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep(en),
althans zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd eigen gemaakt en/of
B. zich laten informeren en/of met één of meer andere perso(o)n(en) gecommuniceerd en/of afspraken gemaakt over het afreizen naar en/of verblijven in het strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of
C. de reis naar Syrië en/of Irak gemaakt teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar een, door een terroristische organisatie (zoals IS(IS/IL), althans een hieraan gelieerde strijdgroep gecontroleerd gebied en/of (gedurende enige tijd) verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en/of Irak en/of
D. zich gevoegd bij één of meer mededader(s) en/of IS(IS/IL) strijder(s), althans (telkens) perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of is zij, verdachte, één of meermalen (op Islamitische wijze) een huwelijk aangegaan met (een) IS(IS/IL) strijder(s), althans (telkens) (met) (een) perso(o)n(en) die (eveneens) deelnam(en) aan een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of
E. met één of meer mededader(s) in Syrië en/of Irak deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de (terroristische) organisatie IS(IS/IL), althans (een) aan IS(IS/IL) gelieerde terroristische organisatie(s), althans (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of
F. in Syrië en/of Irak (vuur)wapens en/of munitie en/of explosieven gebruikt en/of gedragen en/of voorhanden gehad en/of
G. via internet en/of social media(kanalen), deelgenomen aan communicatie met één of meer mededader(s) en/of een of meer grana(a)t(en) en/of goed(eren) aangeboden aan één of meer andere perso(o)n(en), te weten (in elk geval) (via) de (zgn) chatgroep ‘[naam WhatsAppgroep]’, welke chatgroep gelieerd is aan (communicatie) activiteiten (gevoerd en/of) ten behoeve van de (terroristische) organisatie IS(IS/IL), althans (een) aan IS(IS/IL) gelieerde terroristische organisatie(s), althans (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of
H. zich (middels internet/social mediakanalen/mediaplatforms) geuit en/of met (een) ander(en) perso(o)n(en) gechat/gecommuniceerd en (een) bericht(en) en/of (een) afbeelding(en) en/of (een) video(’s) geplaatst en/of gedeeld en/of gestuurd, met betrekking tot en/of inhoudende (onder meer) (gewelddadig) jihadistisch getinte en/of (pro)IS-gerelateerde content;
(art. 96 lid 2 jo 289 jo 289a jo 83 en art. 96 lid 2 jo 288a jo 83 en 96 lid 2 jo 157 jo 176b jo 83 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 april 2014 tot en met 23 november 2020, in één of meerdere plaats(en) in Nederland en/of Syrië en/of Irak en/of Turkije,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan (een) organisatie(s), te weten Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans (telkens) (een) aan IS gelieerde organisatie(s), althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) en/of heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge
heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Strafrecht), en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht), en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), en/of
E. het voorhanden hebben van een of meer wapen(s) en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
(art. 140a Wetboek van Strafrecht)