ECLI:NL:RBROT:2022:11403

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
10/145216-21, 10/125529-21, 10/032571-22 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Afpersing in vereniging en diefstal met geweld door minderjarige verdachte.

Op 13 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die werd beschuldigd van afpersing in vereniging en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 140 uur, waarvan 42 uur voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar, en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden en heeft een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gedaan. De verdachte was betrokken bij twee straatroven, waarbij geweld werd gebruikt om goederen af te nemen van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder een poging tot doodslag, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en de aanbevelingen van deskundigen en de jeugdreclassering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend is, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/145216-21, 10/125529-21, 10/032571-22 (gev. ttz.)
Datum uitspraak: 13 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 29 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/145216-21 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/145216-21 onder 1 subsidiair en van het onder parketnummers 10/125529-21 en 10/032571-22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 99 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Parketnummer 10/125529-21: bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/125529-21 ten laste gelegde (afpersing in vereniging gepleegd op 26 april 2021) is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Parketnummer 10/145216-21
4.2.1.
Feit 1: Vrijspraak (straatroof op 30 mei 2021)
4.2.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is weliswaar geen direct bewijs dat de verdachte betrokken was bij de straatroof, maar er is geen enkele reden om te twijfelen aan de aangifte van de aangever. De aangever kent de verdachte, noemt zijn naam in de aangifte en verklaart dat de verdachte de straatroof heeft gefilmd. Daarnaast is er in de telefoon van de medeverdachte een video aangetroffen van een chatgesprek waarin door een persoon tegen de aangever wordt gezegd ‘als je iets doet bij [naam01] ’. Deze video is gerelateerd aan de straatroof en [naam01] is een bijnaam van de verdachte. Gelet op het feit dat de aangever de naam van de verdachte heeft genoemd en de onderlinge samenhang met de andere feiten die zijn begaan tegen de aangever, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de beroving van [slachtoffer01] op 30 mei 2021.
4.2.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt de volgende gang van zaken. De aangever heeft verklaard dat hij op 30 mei 2021 onder bedreiging van messen en geweld door een groep jongens is gedwongen om zijn spullen af te geven. De aangever zou met [verdachte01] en [medeverdachte01] in het Prinsenpark hebben afgesproken. Later kwamen er nog twee jongens op scooters bij. [verdachte01] en [medeverdachte01] hebben twee messen getoond en de aangever verzocht om zijn spullen af te geven. Hierbij is de aangever ook in zijn gezicht geslagen. De aangever heeft vervolgens zijn spullen afgegeven.
De rechtbank overweegt dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte bij genoemde beroving betrokken is geweest. Dit volgt uit het feit dat de aangever de naam van de verdachte in zijn aangifte heeft genoemd en dat er een video van de straatroof op 30 mei 2021 op de telefoon van de verdachte is aangetroffen. De rechtbank stelt echter vast dat er naast de verklaring van de aangever, geen bewijs in het dossier aanwezig is op grond waarvan de verdachte kan worden gekoppeld aan het ten laste gelegde feit. De verdachte is namelijk niet zelf op de video te zien. Daarnaast is ook niet duidelijk of de video door de verdachte is gemaakt of dat hij die van een ander heeft ontvangen. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat uit het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs naar voren komt dat de verdachte betrokken is geweest bij de straatroof op 30 mei 2021. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit (zowel in de primaire als de subsidiaire variant).
4.2.1.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/145216-21 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.2.
Feit 2: Vrijspraak zonder nadere motivering (poging doodslag op 3 juni 2021)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/145216-21 onder 2 (primair, subsidiair en meer subsidiair) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.3.
Parketnummer 10/032571-22: Bewijswaardering (straatroof op 1 juni 2021)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de straatroof van de aangever [aangever01] op 1 juni 2021 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Er zijn geen andere verklaringen in het dossier die de aangifte ondersteunen. De video die op de telefoon van de verdachte is aangetroffen, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, omdat de diefstal met geweld niet op de beelden is te zien. Ook is er naast de aangifte geen enkel bewijs voor het gebruik van een mes.
4.3.2.
Beoordeling
Op 1 juni 2021 heeft er een straatroof plaatsgevonden, waarbij de aangever [aangever01] van zijn jas is beroofd. De aangever heeft verklaard dat hij [medeverdachte01] , [verdachte01] en drie anderen bij het metrostation Prinsenlaan zag staan. Hij moest met de jongens meelopen. Volgens de aangever pakte [medeverdachte01] toen een mes uit zijn tas en prikte hem in zijn been. Daarna pakte een andere jongen de aangever bij de kraag van zijn jas beet. De aangever moest sorry zeggen. Vervolgens is de aangever teruggelopen naar het metrostation. Aldaar heeft [verdachte01] de aangever bij de kraag van zijn jas vastgepakt en er met kracht aan getrokken, waardoor hij die jas over het hoofd van de aangever uittrok.
Bij het uitlezen van de telefoons van de verdachte en de medeverdachte zijn video’s van de beroving op 1 juni 2021 aangetroffen die het verhaal van de aangever deels ondersteunen. Anders dan de raadsman heeft bepleit, ziet de rechtbank in de aangetroffen video’s steunbewijs voor de verklaring van de aangever. Op de video’s is onder meer te zien dat de aangever met zijn rug dicht tegen een muur staat en bij de kraag van zijn jas wordt vastgepakt. De aangever wordt gesommeerd om te zeggen: “Zeg sorry [naam01] , zeg sorry [naam02] ”. Op een andere video is te zien dat iemand een jas, gelijkend op de jas van de aangever, in zijn handen heeft. Deze jas wordt daarna in het water gegooid. De verbalisant heeft op de videobeelden gezien dat deze zijn gemaakt in de omgeving van het metrostation Prinsenlaan.
Op grond van de aangifte en de aangetroffen video’s op de telefoons van de verdachten is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de verdachte bij de beroving op 1 juni 2021 te Rotterdam aanwezig was. Uit het dossier volgt dat de verdachte [naam01] wordt genoemd en dat de aangever sorry moest zeggen tegen [naam01] . Er is voldoende wettig en overtuigend steunbewijs voor het feit dat de verdachte degene is geweest die aan de kraag van de jas heeft getrokken en de jas over het hoofd van de aangever heeft uitgetrokken, waarna hij deze jas heeft weggenomen.
Ten aanzien van het medeplegen van de diefstal met geweld overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat het prikken met het mes door de medeverdachte was bedoeld om het wegnemen van de jas door de verdachte voor te bereiden, of gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van de jas te verzekeren. Van enige andere bijdrage van voldoende gewicht aan de straatroof door een medeverdachte is voorts niet gebleken. De rechtbank zal de verdachte daarom van het bestanddeel medeplegen vrijspreken.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 1 juni 2021 schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/032571-22 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/125529-21 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/125529-21:
hij, op 26 april 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, ,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld
[slachtoffer02] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets (Gazelle) en
(huis)sleutels en Airpods en handschoenen en
eenSurinaamse ketting, , die geheel aan [slachtoffer02] , toebehoorden,
door die [slachtoffer02] meermalen tegen het gezicht , te slaan en vervolgens voornoemde [slachtoffer02] te verzoeken om afgifte van
voornoemde goederen.
Parketnummer 10/032571-22:
hij, op 1 juni 2021 te Rotterdam,
alleen,
een jas, die geheel aan [slachtoffer01] , in elk geval
aan een ander dan aan verdachte toebehoorde heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
gemakkelijk te maken, door
- die
[slachtoffer01]bij de kraag te pakken en
- voornoemde jas over het hoofd van die [slachtoffer01] te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/125529-21:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Parketnummer 10/032571-22:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd in korte tijd schuldig gemaakt aan twee straatroven. Op 26 april 2021 heeft hij samen met de medeverdachte het slachtoffer door geweld gedwongen tot afgifte van zijn goederen. Het slachtoffer heeft daarbij meerdere klappen in zijn gezicht gekregen. Vervolgens heeft de verdachte een paar dagen later, op 1 juni 2021, zich opnieuw schuldig gemaakt aan een straatroof. De verdachte heeft toen met geweld een jas van een ander slachtoffer gestolen. Straatroven zijn ernstige feiten die een grote impact hebben op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. De verdachte heeft met zijn gedrag laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen en lichamelijke integriteit. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
30 augustus 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte beschikt over goede cognitieve vermogens, een goed sociaal inzicht en wordt geacht voldoende gedragsalternatieven tot zijn beschikking te hebben. Er is geen stoornis vastgesteld. De verdachte is een first offender. Hij heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen, waardoor het niet mogelijk was om een delict scenario op te stellen en er geen inzicht kon worden verkregen in de omstandigheden rond de delicten en de gedachten en gevoelens van de verdachte daarbij. Ten tijde van de strafbare feiten was de verdachte emotioneel belast door de scheiding van zijn ouders. Hij voelde zich door hen onvoldoende gezien en zocht zijn heil bij risicovolle leeftijdsgenoten. Ook bood dit hem spanning. Momenteel is deze emotionele belasting verminderd en zijn beide ouders in staat hem tegemoet te komen in zijn emotionele behoeften. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat. De verdachte is gemotiveerd om zijn HAVO diploma te halen. Geadviseerd wordt om toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering op te leggen.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte gemaakt, gedateerd 25 november 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft zich de afgelopen periode goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Er is sprake van een positieve ontwikkeling op alle gebieden. De verdachte en zijn ouders hebben goed meegewerkt met de jeugdreclassering en de behandeling door De Waag. Deze behandeling, gericht op het maken van juiste keuzes, is in oktober 2022 positief afgerond. Ook is de verdachte overgegaan naar het vierde jaar op de HAVO en heeft hij een bijbaan. Er zijn voldoende beschermende factoren om de kans op herhaling te verkleinen. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, zodat de verdachte nog een periode kan worden ondersteund. Het is van belang dat de verdachte de door hem ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: JBRR; en ook: jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 oktober 2022. Hieruit blijkt onder meer dat de JBRR zich aansluit bij het advies van de Raad. De verdachte heeft door de behandeling bij De Waag nieuwe inzichten gekregen en is gemotiveerd om zijn leven op orde te krijgen. JBRR wil de verdachte nog een jaar blijven begeleiden, zodat hij de positieve ontwikkeling blijft volhouden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal echter, anders dan door de officier van justitie is geëist, afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie, omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van minder feiten komt dan waarvoor door de officier van justitie tot bewezenverklaring is geconcludeerd. Daarnaast vindt de rechtbank een minder zware straf meer passend bij de positieve ontwikkeling van de verdachte. In plaats van een onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt een taakstraf in de vorm van een werkstraf opgelegd, waarbij de rechtbank acht heeft geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening gehouden met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Uit de rapportages van de deskundigen en hetgeen ter terechtzitting is besproken, is gebleken dat de verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis positief heeft ontwikkeld. De verdachte heeft zich geruime tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Onlangs heeft hij de behandeling bij De Waag positief afgerond. Ook is de verdachte niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie. De rechtbank zal met deze omstandigheden in het voordeel van de verdachte rekening houden. Ook kan de rechtbank zich vinden in het advies van de Raad en de jeugdreclassering, waaruit de noodzaak van begeleiding naar voren komt. De rechtbank zal daarom een deel van de werkstraf voorwaardelijk opleggen, zodat zicht kan worden gehouden of de positieve ontwikkeling door de verdachte wordt vastgehouden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aangezien de verdachte zich al lange tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, acht de rechtbank een proeftijd van een jaar voldoende.
De rechtbank stelt tenslotte vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met twee maanden. Dit alles maakt dat de rechtbank de verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, zal opleggen van 140 uur (met aftrek), waarvan 42 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Parketnummer 10/125529-21
Ter zake van het onder parketnummer 10/125529-21 ten laste gelegde feit heeft [benadeelde partij01] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.212,30 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook vordert de officier van justitie te bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman verzoekt om de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de post medische kosten af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Er wordt gesteld dat er sprake is van PTSS, maar dit is niet onderbouwd. Uit de bijgevoegde factuur kan zonder nadere toelichting niet worden opgemaakt dat de kosten samenhangen met het ten laste gelegde feit. De raadsman verzoekt om de overige materiële schade te matigen en te schatten naar billijkheid.
8.1.3.
Beoordeling
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Die materiële schade bestaat ten eerste uit de schade die is geleden door het wegnemen van de airpods en de huissleutels, welke schade door de benadeelde partij genoegzaam met stukken is onderbouwd en de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de airpods (ad
€ 203,35) en het vervangen van de huissleutels (ad € 182,-), wijst de rechtbank daarom in zijn geheel toe.
Daarnaast heeft de benadeelde partij schade geleden door het wegnemen van zijn fiets. Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de fiets, zal - nu duidelijke stukken ter onderbouwing van die schade ontbreken - naar maatstaven van billijkheid worden geschat op € 300,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de medische kosten, is door de verdediging ter zitting gemotiveerd betwist. Deze schadepost vergt nader onderzoek en dat is een onevenredige belasting van dit strafgeding. De benadeelde partij zal voor deze schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijk aansprakelijk
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. De verdachte zal daarom hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 685,35, vermeerderd met de wettelijke rente. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
8.2.
Parketnummers 10/145216-21 en 10/032571-22
Ter zake van de onder parketnummers 10/145216-21 en 10/032571-22 ten laste gelegde feiten heeft [benadeelde partij02] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 377,80 aan materiële schade en een bedrag van € 2.000, - aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag van
€ 80, - voor de broek dient te worden afgewezen, gelet op de verzochte vrijspraak. De overige gevorderde bedragen voor de materiële schade zijn volgens de officier van justitie geheel toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht het gevorderde bedrag aan immateriële schade gedeeltelijk toe te wijzen, voor een bedrag van € 1.000, -, gelet op de gevraagde vrijspraak voor 3 juni 2021. Ook heeft de officier van justitie gevorderd te bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de verzochte vrijspraak. Subsidiair is verzocht om de materiële schade ten aanzien van de broek af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de overige materiële schade heeft de raadsman verzocht om de bedragen te schatten naar billijkheid.
Volgens de raadsman hangt de gevorderde immateriële schade nauw samen met het steekincident op 3 juni 2021. De raadsman heeft verzocht dit deel niet-ontvankelijk te verklaren, nu door de officier van justitie en de verdediging vrijspraak voor dit feit is bepleit. Subsidiair is verzocht het bedrag aanzienlijk te matigen en te schatten naar billijkheid.
8.2.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onvoldoende is komen vast te staan dat de materiële schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder parketnummer 10/032571-22 bewezen verklaarde feit (diefstal met geweld op 1 juni 2021). Daarbij overweegt de rechtbank dat bij dit feit, in tegenstelling tot de andere twee feiten waarvan de verdachte is vrijgesproken, slechts gering geweld is toegepast, waardoor er geen grondslag is voor een (gedeeltelijke) toewijzing van de gevorderde immateriële schade.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/145216-21 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 10/125529-21 en 10/032571-22 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
42 (tweeënveertig) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 21 dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf groot
42 (tweeënveertig) uur, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op een jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij02] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 685,35 (zegge: zeshonderdvijfentachtig euro en vijfendertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst af het restant van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] dat ziet op de kosten van de fiets;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen
€ 685,35 (hoofdsom, zegge: zeshonderdvijfentachtig euro en vijfendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. L. Amperse en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/125529-21:
hij, op of omstreeks 26 april 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer02] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets (Gazelle) en/of
(huis)sleutel(s) en/of Airpods en/of handschoenen en/of Surinaamse ketting, in elk
geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] in elk geval aan
een ander toebehoorde(n)
door
die [slachtoffer02] meermalen in/op/tegen het gezicht en/of hoofd, althans tegen het
lichaam te slaan en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer02] te verzoeken om afgifte van
voornoemde goederen.
Parketnummer 10/145216-21:
1.
hij, op of omstreeks 30 mei 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een iphone en/of apple oordopjes en/of schoenen (merk Nike Air force) en/of een
jas (North Face) en/of sleutels en/of een oplader, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
een of meerdere mes(sen) aan voornoemde [slachtoffer01] te tonen en/of die [slachtoffer01] meermalen
op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 30 mei 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer01]
heeft gedwongen tot de afgifte van een iphone en/of apple oordopjes en/of
schoenen (merk Nike Air force) en/of een jas (North Face) en/of sleutels en/of een
oplader, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer01] , in elk geval
aan een derde toebehoorde(n)
door een of meerdere mes(sen) aan voornoemde [slachtoffer01] te tonen en/of die [slachtoffer01]
meermalen op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan.
2.
hij, op of omstreeks 3 juni 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven te beroven,
voornoemde [slachtoffer01] (meermalen) met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, in het been, alhans in het lichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 juni 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond door het (boven)been, heeft
toegebracht, door met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het been, alhans in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer01] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 juni 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
voornoemde [slachtoffer01] (meermalen) met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, in het been, alhans in het lichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 10/032571-22:
hij, op of omstreeks 1 juni 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes (gelijkend voorwerp) te tonen en/of
- die [slachtoffer01] bij de kraag te pakken en/of
- voornoemde jas over/van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer01] te trekken.