ECLI:NL:RBROT:2022:11402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
10/039929-22 en 10/027267-22 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak en openlijk geweld tijdens coronarellen in Rotterdam

Op 24 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee verschillende strafbare feiten. Het eerste feit betreft een poging tot inbraak in een woning op 15 oktober 2021 in [plaats01]. De verdachte, samen met anderen, heeft geprobeerd in te breken door de achterdeur te forceren, wat resulteerde in schade aan de deur. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, die de betrokkenheid van de verdachte bij deze poging tot inbraak bevestigden. De verdachte werd hiervoor veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.

Het tweede feit betreft openlijk geweld tijdens de rellen op de Coolsingel in Rotterdam op 19 november 2021. Tijdens deze rellen, die plaatsvonden naar aanleiding van de coronamaatregelen, heeft de verdachte samen met anderen geweld gepleegd tegen politiefunctionarissen en politievoertuigen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte herkenbaar was op camerabeelden en dat zijn gedrag tijdens de rellen een ernstige inbreuk op de openbare orde vormde. Ook voor dit feit werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, met dezelfde voorwaardelijke straf als bij de poging tot inbraak.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet voldoende was komen vast te staan dat de schade rechtstreeks verband hield met de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straffen gemotiveerd, waarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/039929-22 en 10/027267-22 (gev. ttz.)
Datum uitspraak: 24 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 11 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/027267-22 onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/039929-22 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/027267-22 onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, waarvan 20 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte begeleiding van de jeugdreclassering krijgt bij zijn dagbesteding en school;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/027267-22 onder 1 ten laste gelegde (poging zware mishandeling) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering 10/039929-22 (poging woning inbraak)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Het dossier bestaat enkel uit beeldmateriaal en een herkenning van een verbalisant. Er is geen sprake van een deugdelijke herkenning, nu de verbalisant niet heeft aangegeven aan welke onderscheidende kenmerken hij de verdachte heeft herkend. Indien de rechtbank wel zou uitgaan van een betrouwbare herkenning, dan is het nog de vraag of op de beelden de poging tot inbraak te zien is aan de [adres02] . Het snapchatfilmpje waarop een poging tot inbraak te zien is, is namelijk om 20:51 uur gemaakt, terwijl de aangeefster verklaart dat zij haar woning in afgesloten toestand heeft verlaten om 21:00 uur. Bovendien zien alle deuren in de [straatnaam01] er hetzelfde uit, waardoor niet kan worden vastgesteld dat de deur op het filmpje de deur van de woning van de aangeefster is.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 15 oktober 2021 is geprobeerd in te breken aan de [adres02] te [plaats01] . De bewoonster heeft hiervan aangifte gedaan. Er is via de achterzijde geprobeerd in te breken, waardoor schade is ontstaan aan de deurposten en de ramen van de achterdeur. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte degene is die zich schuldig heeft gemaakt aan deze poging tot woninginbraak. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte01] , die een bekende van de verdachte is, op 16 oktober 2021 is aangehouden naar aanleiding van een andere poging tot woninginbraak. Bij het uitlezen van zijn telefoon is een snapchatvideo van 15 oktober 2021 aangetroffen. Daarop is onder meer een persoon te zien die wordt omschreven als een lichtgetinte man met een snor, bril met zwart montuur, dikke wenkbrauwen, kort zwart haar en een zwarte jas. Deze persoon is door de wijkagent herkend als de verdachte. Als duidelijk onderscheidende kenmerken benoemt de verbalisant het snorretje, de zware wenkbrauwen en de bril van de verdachte. De verbalisant heeft de verdachte meer dan eens persoonlijk gesproken. De rechtbank acht de herkenning door de wijkagent daarom betrouwbaar.
Op de snapchatvideo is te zien dat medeverdachte [medeverdachte01] zichzelf, de verdachte en een derde man filmt, waarbij [medeverdachte01] zegt “Vandaag gaan we brakkie bij [naam wijk01] ”. Door verbalisanten is geverbaliseerd dat ‘brakkie’ straattaal is voor een inbraak.
Op een tweede snapchatvideo van 15 oktober 2021, ook aangetroffen in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte01] , is te zien dat een persoon een grijze deur probeert open te wrikken met een koevoet. De verbalisant herkende de persoon die dit deed als de man zoals hiervoor beschreven. Ook heeft de verbalisant de deur op de snapchatvideo vergeleken met de deur, die inbraakschade heeft, van de [adres02] te [plaats01] . De deur op de snapchatvideo komt volledig overeen met de deur van de [adres02] te [plaats01] , tot en met de aanwezigheid van een metalen oog boven het deurbeslag. Gezien de gelijkenis van de deur op de snapchatvideo en de deur van de - in de wijk [naam wijk01] gelegen - [adres02] , met inbegrip van de daaraan toegebrachte braakschade, kan het niet anders dan dat de snapchatvideo van 15 oktober 2021 is gemaakt van de tenlastegelegde poging tot woninginbraak. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat er, voor zover bekend, enkel door de bewoonster van [adres02] aangifte is gedaan van een poging woninginbraak gepleegd op 15 oktober 2021 en niet door andere bewoners uit die straat. Dat het filmpje 9 minuten (20:51 uur) eerder is opgenomen dan dat de aangeefster zegt dat zij het huis heeft verlaten (21:00 uur), maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Er is sprake van een zeer gering tijdverschil dat kan worden verklaard door een onnauwkeurige herinnering of weergave daarvan door de aangeefster.
Gelet op het voorgaande, en onder verwijzing naar de bewijsmiddelen zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt, is de rechtbank, ondanks de stellige ontkenning van de verdachte, van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 15 oktober 2021 tezamen en in vereniging met anderen een poging tot woninginbraak heeft gepleegd.
4.3.
Bewijswaardering 10/027267-22, feit 2 (openlijk geweld Coolsingel rellen)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Het bewijs bestaat enkel uit camerabeelden en een herkenning van de verdachte daarop door twee verbalisanten. Bij de eerste herkenning van de jongen in de zwarte jas is er geen sprake van een deugdelijke herkenning. Op de getoonde foto draagt de jongen namelijk een mondkapje en capuchon, waardoor het gezicht en de haardracht niet zichtbaar zijn. Alle kenmerken die vereist zijn voor een betrouwbare herkenning ontbreken. Bovendien is de verbalisant van tevoren getipt door een collega en heeft de verbalisant niet aangegeven aan welke onderscheidende kenmerken hij de verdachte heeft herkend. Daarnaast is de verdachte herkend op een foto waarop hij een oranje jas draagt. Op de foto, die vanaf de zijkant is genomen, is de vorm van de ogen niet goed zichtbaar. Veel jongens van Berberse afkomst lijken op de persoon op deze foto. Er zijn door de verbalisant bovendien geen onderscheidende kenmerken genoemd.
Als de rechtbank wel zou uitgaan van een betrouwbare herkenning, dan is er nog een alternatief scenario mogelijk dat niet wordt weersproken door de bewijsmiddelen in het dossier. Er zit 45 minuten tussen de beelden waarop de jongen in de oranje jas zijn jas omkeert en de jongen in de zwarte jas strafbare feiten begint te plegen. In dit tijdsbestek kan de verdachte – als hij degene is in de oranje jas - zijn jas zijn kwijtgeraakt of hebben uitgeleend. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat iemand anders met een soortgelijke jas de strafbare feiten heeft gepleegd.
4.3.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 19 november 2021 in het centrum van Rotterdam rellen vanwege de coronamaatregelen hebben plaatsgevonden. Tijdens deze rellen is door een grote groep mensen extreem geweld gebruikt richting politieagenten, de Arrestatie Eenheid en de Mobiele Eenheid, waarbij personen gewond zijn geraakt en dienstvoertuigen en straatmeubilair zijn vernield. Uit het opsporingsonderzoek blijkt dat op verschillende camerabeelden is te zien dat een persoon, in het onderzoek aangeduid als [nummer01] , openlijk in vereniging geweld pleegt tegen politiefunctionarissen en politievoertuigen. Dit heeft ter zitting ook niet ter discussie gestaan. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte [nummer01] is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft ontkend. Tijdens een onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoon van verdachte [medeverdachte02] , die is aangehouden op verdenking van medeplichtigheid aan brandstichting tijdens de rellen op 19 november, werden twee video’s aangetroffen die op die avond door [medeverdachte02] zelf zijn gemaakt. Op deze beelden is te midden van de rellen een man zichtbaar die een oranje jas van Thuisbezorgd.nl, een blauwe spijkerbroek met gaten en donkere schoenen en een blauw mondkapje onder zijn kin draagt. Deze beelden zijn duidelijk en helder genoeg om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Verbalisant [verbalisant01] heeft deze persoon in de oranje jas op stills van de camerabeelden herkend als de verdachte. De verbalisant heeft de verdachte gezien tijdens een politieverhoor en later de verdachte op de beelden herkend aan onder andere zijn haardracht, langwerpige gezicht en dikke wenkbrauwen. De rechtbank acht de genoemde kenmerken voldoende onderscheidend en acht de herkenning van de verbalisant betrouwbaar.
Op basis van de videobeelden van [medeverdachte02] en de herkenning van de verdachte daarop stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 19 november 2021 aanwezig was tijdens de rellen in Rotterdam. Voor de rechtbank staat ook vast dat deze beelden zijn gemaakt rond 20:45 uur, omdat [medeverdachte02] zijn eigen strafbare feiten heeft gefilmd en op dat tijdstip de politieauto in brand is gestoken. De verbalisanten hebben op camerabeelden gezien dat de verdachte op dezelfde plek zijn oranje jas uittrekt en zijn jas binnenstebuiten aan doet, waarbij de oranje accenten aan de binnenzijde en uiteinden van de jas nog zichtbaar zijn.
Op beelden van omstreeks 21:24 uur is zichtbaar dat [nummer01] de ten laste gelegde strafbare gedragingen pleegt. Uit het dossier volgt dat [nummer01] voldoet aan het signalement: man, lichtkleurige huidskleur, gekleed in zwarte schoenen, lichtkleurige broek, zwarte jas met opvallende rood/oranje accenten, zwarte capuchon op en lichtkleurig mondkapje op.
In het proces-verbaal van bevindingen met documentcode [proces-verbaalnummer01] beschrijft de verbalisant [verbalisant02] dat de verdachte zeer grote overeenkomsten vertoont met de persoon [nummer01] . Naast overeenkomsten in de kleding (zoals de jas en de spijkerbroek met gaten), komen zijn bril, huidskleur, haardracht en gezichtslijnen overeen. Gelet op de grote overeenkomsten tussen de verdachte, zoals deze op (stills van) de beelden van [medeverdachte02] is waargenomen, en [nummer01] , en het gegeven dat de verdachte zich 40 minuten vóór de gepleegde strafbare gedragingen op de Bulgersteyn, - en dus in de directe nabijheid van de plaats delict (te weten de Coolsingel ter hoogte van de Beurstraverse) - bevond, gaat de rechtbank ervan uit dat [nummer01] de verdachte is. Het alternatieve scenario dat de verdachte zijn jas zou hebben uitgeleend of kwijtgeraakt en dat [nummer01] iemand anders met dezelfde of een soortgelijke jas is, acht de rechtbank, mede gelet op de specifieke wijze waarop deze jas door [nummer01] werd gedragen en gelet op de overige geconstateerde overeenkomsten, onvoldoende aannemelijk geworden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte degene was die op 19 november 2021 op de Coolsingel openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 19 november 2021 openlijk geweld heeft gepleegd.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/039929-22 en het onder 10/027267-22 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/039929-22
hij op 15 oktober 2021 te [plaats01]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter uitvoering van het voornemen om
uit een woning, gelegen aan de [adres02] een of meer goederen
die
geheel of ten dele aan [naam01] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
te verschaffen door middel van braak
een slot van een deur van voornoemde woning heeft getracht te
forceren,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Parketnummer 10/027267-22
hij op 19 november 2021 te Rotterdam,
openlijk, te weten op de Coolsingel,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen politiefunctionarissen in
politievoertuigen en politievoertuigen
door:
- een bijdrage te leveren aan het opzetten van een barricade op de
voetgangersoversteekplaats van de Coolsingel door een vlaggenmast, althans een
lang/hard voorwerp, neer te leggen op/nabij aldaar neergelegde fietsen en
- een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp, te gooien voor, althans in de richting,
van een rijdend politievoertuig en
- tegen een stoel te schoppen en een hekwerk en een fiets te verplaatsen om
een barricade te maken en
- een voorwerp de rijbaan van de Coolsingel op te rollen en- één of meer voorwerpen te gooien richting politievoertuigen en
- een voorwerp tegen, althans in de richting van, een ruit van een politievoertuig
te gooien en
- te slaan met een ijzeren, althans een hard, voorwerp op een politievoertuig.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

2. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op zeventienjarige leeftijd op 15 oktober 2021 samen met anderen geprobeerd om in te breken in een woning in [plaats01] . Hierbij is schade aan de achterdeur toegebracht. Woninginbraken en pogingen daartoe zijn ernstige feiten en veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Een woning is voor mensen een plek waar ze zich veilig zouden moeten voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte door het plegen van deze poging tot woninginbraak dit gevoel van veiligheid heeft aangetast.
Vervolgens heeft de verdachte op 19 november 2021 openlijk geweld gepleegd tegen personen en goederen op en rondom de Coolsingel te Rotterdam. Op die avond werd via verschillende social media een demonstratie aangekondigd tegen de coronamaatregelen. Hier kwamen heel veel mensen op af, die voornamelijk in het zwart waren gekleed en gezichtsbedekking op hadden. De grote menigte en dreigende sfeer was reden om ook de Mobiele Eenheid in te zetten. De ontstane situatie werd door veel agenten omschreven als een ‘oorlogsgebied’. Er werd vuurwerk afgestoken, branden gesticht en de hulpverleners werden belaagd met stenen en andere harde voorwerpen. De verdachte heeft meegedaan aan deze rellen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij geen enkel respect heeft gehad voor het ter plaatse optredende gezag, dat op dat moment bezig was om de brandweer te beschermen en de orde te herstellen. Ook rekent de rechtbank het de verdachte aan dat de geweldshandelingen die op de openbare weg hebben plaatsgevonden grote gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich mee brengen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor misdrijven.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 november 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is een ontkennende verdachte. Hij is vaker met de politie in aanraking gekomen, maar heeft niet eerder misdrijven gepleegd. De verdachte functioneert op HAVO niveau. Hij lijkt vooral met de politie in aanraking te komen vanwege zijn impulsiviteit en beïnvloedbaarheid. De moeder houdt goed zicht op de verdachte en is een beschermende factor voor hem. De verdachte heeft al lange tijd psychologische hulp op het gebied van impulsbeheersing en het aanleren van vaardigheden. Op dit moment wordt hij begeleid door Fivoor. Hoewel dit positieve factoren zijn, acht de Raad de kans op recidive hoog. De Raad adviseert om een werkstraf op te leggen, zodat de verdachte beseft dat zijn gedrag onacceptabel en strafbaar is.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 80 uur opleggen. Om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen, zal de rechtbank een deel, te weten 20 uur werkstraf, voorwaardelijk opleggen met de algemene voorwaarde. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank, mede gelet op het advies van de Raad, van oordeel dat begeleiding door de jeugdreclassering niet nodig is. Ook stelt de rechtbank de proeftijd op 1 jaar, omdat gebleken is dat de verdachte het afgelopen jaar niet in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van de onder 10/027267-22 ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.735,72 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 10/027267-22 onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 10/027267-22 onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 10/039929-22 ten laste gelegde feit en het onder 10/027267-22 onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf groot
20 (twintig) uur, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde;
stelt de proeftijd vast op 1 jaar onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij01] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J.M. Diekman, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Loorbach en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 november 2022.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/039929-22
hij op of omstreeks 15 oktober 2021 te [plaats01]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen om
in/uit een woning/pand, gelegen aan de [adres02] een of meer goederen
van zijn, verdachtes en/of diens mededaders gading, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [naam01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun
bereik te brengen door middel van van braak en/of verbreking
(een slot van) een of meer deur(en) van voornoemde woning heeft getracht te
forceren/verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Parketnummer 10/027267-22
1.
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen om
aan één of meer politiefunctionaris(sen) gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar/hun bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, één of meer ste(e)n(en), althans harde voorwerp(en,), heeft gegooid naar
en/of in de richting van voornoemde politiefunctionaris(sen),
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam,
openlijk, te weten op/aan de Coolsingel,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer politiefunctionaris(sen) in
één of meer politievoertuig(en) en/of één of meer politievoertuig(en)
door:
- een bijdrage te leveren aan het opzetten van een barricade op de
voetgangersoversteekplaats van de Coolsingel door een vlaggenmast, althans een
lang/hard voorwerp, neer te leggen op/nabij aldaar neergelegde fietsen en/of
- een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp, te gooien voor, althans in de richting,
van een rijdend politievoertuig en/of
- tegen een stoel te schoppen en/of een hekwerk en/of een fiets te verplaatsen om
een barricade te maken en/of
- een voorwerp de rijbaan van de Coolsingel op te rollen en/of
- één of meer voorwerp(en) te gooien richting één of meer politievoertuig(en) en/of
- een voorwerp tegen/op, althans in de richting van, een ruit van een politievoertuig
te gooien en/of
- te slaan met een ijzeren, althans een hard, voorwerp op een politievoertuig.