ECLI:NL:RBROT:2022:11401

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
10/226730-22 vorderingen TUL VV: 10/343220-21 en 08/062064-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorhanden hebben van vuurwapens en munitie met oplegging van gevangenisstraf en taakstraf

Op 16 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 5 september 2022 in [plaats01] twee vuurwapens en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. G.F. van den Ende. De officier van justitie, mr. K.P. Mandos, eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van voorarrest, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf van 30 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank nam in haar overwegingen de zorgwekkende toename van vuurwapenbezit in Nederland mee, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een hoog recidiverisico. De rechtbank verlengde ook de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf met één jaar. De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van vuurwapens en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10/226730-22
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/343220-21 en 08/062064-21
Datum uitspraak: 16 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. G.F. van den Ende, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 08/062064-21, te weten een taakstraf voor de duur van 30 uren;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/343220-21 met één jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 5 september 2022 te [plaats01]
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Wesson
of type .22 lr, kaliber .22 lr
en
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op
artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten elf kogelpatronen, kaliber .22 lr
voorhanden heeft gehad;
2
hij op 5 september 2022 te [plaats01]
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk
Umarex of type Walther PPQ, kaliber 9 mm P.A.K.
en
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op
artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten acht knalpatronen, kaliber 9 mm P.A.K.
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

2..

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens. Tevens heeft de verdachte voor beide vuurwapens geschikte munitie in bezit gehad.
Er is in Nederland, en specifiek in Rotterdam, een zorgwekkende toename van vuurwapenbezit en het daarbij komende geweld en er staan dan ook niet voor niets zware straffen op het bezit van vuurwapens. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen. Het bezit van een vuurwapen leidt immers al te gemakkelijk tot het gebruik ervan. Het schieten met een vuurwapen heeft dikwijls ernstig letsel of de dood tot gevolg. Het tonen van een vuurwapen leidt tot grote angst bij degenen die ermee geconfronteerd worden en voedt daardoor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het bezit van twee vuurwapens en bijbehorende munitie is dan ook onaanvaardbaar en dient zwaar bestraft te worden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waaronder recentelijk nog op 7 april 2022.
7.3.2.
Verslag(en)
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de verdachte door Reclassering Nederland uitgebrachte ‘Voortgangsverslag’ (hierna: het verslag), gedateerd 2 december 2022. Dit verslag houdt – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende in.
Er is sprake van een lopende proeftijd en justitiële voorgeschiedenis. De verdachte is de meldplichtafspraken nauwelijks nagekomen en heeft zich regelmatig ziek gemeld. Voor het niet nakomen van de voorwaarden heeft de verdachte een berispring en een officiële waarschuwing ontvangen. Er werd geïntervenieerd door middel van een behandeling en ambulante begeleiding. De verdachte is op de afspraak bij Antes op 27 april 2022 noch op het intakegesprek bij Fivoor op 23 augustus 2022 verschenen. Daarnaast is de verdachte op het intakegesprek bij Exodus op 25 mei 2022 noch op het intakegesprek bij Fivoor Materieel Juridische Dienstverlening op 23 augustus 2022 verschenen. Zowel het behandeltraject als de ambulante begeleiding stagneerden, doordat de verdachte zich niet aan de afspraken hield. De middelencontrole - door middel van urineonderzoek - heeft nog niet plaats kunnen vinden, omdat de verdachte de meldplichtafspraken meerdere malen niet is nagekomen. De inspanningsverplichting tot het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding is gestart, aangezien de verdachte na zijn eerdere detentie is gaan werken bij [naam club01] in [plaats01] . Op dit moment zit de verdachte in voorarrest voor een nieuw strafbaar feit.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog evenals het risico op onttrekking aan voorwaarden. Het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld. Het voortgangsverslag is op 29 november 2022 met de verdachte besproken en hij geeft aan spijt te hebben dat hij niet meegewerkt heeft aan zijn re-integratie na zijn eerdere detentie.
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van het over de verdachte door de toezichthouder, [naam01] , van de Reclassering Nederland opgestelde e-mailbericht, gedateerd 7 september 2022.
Dit bericht houdt – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende in.
Het toezicht verloopt moeizaam, omdat de verdachte de bijzondere voorwaarden niet nakomt. Hij heeft hiervoor een officiële waarschuwing ontvangen. De problematische leefgebieden betreffen de volgende. De verdachte beschikt niet over een dagbesteding. Er worden problemen gezien op het gebied van financiën daar de verdachte zijn geld in het verleden grotendeels spendeerde aan zijn gokverslaving. Hierdoor ontstond een schuldenlast. De verdachte beschikt niet over een inkomen. Er zijn zorgen over het psychosociaal functioneren van de verdachte: het is onduidelijk of dit geheel ten grondslag ligt aan het alcoholgebruik en de gokverslaving, waardoor het delictgedrag in ernst en frequentie toeneemt. De verdachte zegt criminaliteit af te wijzen en zijn verantwoordelijkheid te nemen. Hij verklaart gemotiveerd te zijn om verandering aan te brengen, maar zijn houding bewijst het tegendeel. De risicofactoren die naar voren komen zijn: geen dagbesteding, geen inkomen, schulden, een gokverslaving en de houding van de verdachte. Indien de verdachte mee zou werken aan de bijzondere voorwaarden, zou dat voldoende kunnen zijn om de risico’s te beperken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf gelet op de oriëntatiepunten die voor de bewezen verklaarde feiten zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Gelet op het voorgaande, op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de recidive, en hetgeen op de terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de hierna op te leggen straf passend en geboden.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding een (groot) deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen. De behandeling en begeleiding die de verdachte nodig heeft, zijn immers al in de vorm van bijzondere voorwaarden verbonden aan het lopende toezicht en zullen – zoals hierna wordt overwogen onder punt 8 – blijven doorlopen. Daarnaast heeft een proeftijd als stok achter de deur de verdachte er eerder ook niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De noodzaak van de behandeling en begeleiding maakt overigens niet dat – anders dan de verdediging voor ogen heeft – de gevangenisstraf slechts van zeer korte duur zou moeten zijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
In de zaak met parketnummer 08/062064-21
Bij vonnis van 30 april 2021 van de politierechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, is de verdachte ter zake van een eenvoudige belediging tegen een ambtenaar in functie veroordeeld – voor zover van belang – tot een taakstraf voor de duur van 30 uren geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 30 april 2021.
In de zaak met parketnummer 10/343220-21
Bij vonnis van 7 april 2022 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal door middel van braak en verbreking, verduistering in dienstbetrekking en het meermalen handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zijn bijzondere voorwaarden verbonden waaronder een meldplicht, meewerken aan diagnostisch onderzoek, een ambulante behandeling, een alcoholverbod, meewerken aan schuldhulpverlening en de inspanningverplichting tot het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding. De proeftijd is ingegaan op 22 april 2022.
8.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
In de zaak met parketnummer 08/062064-21
De officier van justitie heeft verzocht om gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat de verdachte meerdere strafbare feiten heeft begaan in de proeftijd waarmee de algemene voorwaarde is overtreden. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
In de zaak met parketnummer 10/343220-21
De officier van justitie heeft verzocht om de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling te verlengen met één jaar. De verdediging stelt zich op hetzelfde standpunt als de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
In de zaak met parketnummer 08/062064-21
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van genoemd vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, verwijtbaar niet nageleefd. De rechtbank ziet, met de officier van justitie, aanleiding om de vordering toe te wijzen.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, opgelegd bij voormeld vonnis.
In de zaak met parketnummer 10/343220-21
In beginsel kan, op dezelfde grond als hiervoor genoemd, ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf opgelegd bij vonnis van 7 april 2022 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank worden gelast. Gelet op het belang van het voortduren van de opgelegde bijzondere voorwaarden onder voormeld vonnis en het feit dat de reclassering geen tenuitvoerlegging adviseert en kennelijk nog kansen ziet het toezicht succesvol te vervolgen, acht de rechtbank het op dit moment niet aangewezen om de last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf te geven. De rechtbank zal in plaats daarvan de proeftijd verlengen met één jaar.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de
voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, opgelegd bij vonnis van 30 april 2021 door de politierechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, gewezen onder parketnummer 08/062064-21;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 7 april 2022 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, gewezen onder parketnummer 10/343220-21 met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en A.M.J. van Buchem-Spapens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 5 september 2022 te [plaats01]
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Wesson
en/of type .22 lr, kaliber .22 lr
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op
artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten elf, althans
een of meer kogelpatronen, kaliber .22 lr
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 5 september 2022 te [plaats01]
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk
Umarex en/of type Walther PPQ, kaliber 9 mm P.A.K.
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op
artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten acht,
althans een of meer knalpatronen, kaliber 9 mm P.A.K.
voorhanden heeft gehad.