ECLI:NL:RBROT:2022:11373

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
9932394 CV EXPL 22-18110
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil overlast en bewijsopdracht tussen verhuurder en huurders

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen Stichting Maasdelta Groep en de huurders [gedaagde01] en [gedaagde02]. De verhuurder, Maasdelta, heeft de huurovereenkomst met de huurders willen ontbinden vanwege vermeende overlast die door [gedaagde01] zou zijn veroorzaakt. De overlast zou bestaan uit schreeuwen, schelden, en intimiderend gedrag tegenover de buurvrouw, die ook huurder is bij Maasdelta. De huurders hebben de beschuldigingen ontkend en stellen dat de buurvrouw hen provoceert. De kantonrechter heeft de zaak op 16 december 2022 behandeld en de verhuurder toegelaten tot bewijslevering van de gestelde overlast. De huurders hebben in reconventie geëist dat Maasdelta de huurovereenkomst met de buurvrouw ontbindt, maar deze eis is afgewezen omdat de huurders geen partij zijn in die overeenkomst. De kantonrechter heeft verdere beslissingen aangehouden en een rolzitting gepland voor 12 januari 2023, waar Maasdelta zich moet uitlaten over de wijze van bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9932394 CV EXPL 22-18110
datum uitspraak: 16 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Maasdelta Groep,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P.M. Borsboom,
tegen

1..[gedaagde01] ,

2.
[gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: [naam01] (DAS Rechtsbijstand).
De partijen worden hierna ‘Maasdelta’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 juni 2022, met bijlagen;
  • het antwoord met een tegeneis (eis in reconventie), met bijlagen;
  • de brief van 25 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 4 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • van de kant van Maasdelta [naam02] (senior woonconsulent);
  • namens de gemachtigde van Maasdelta mr. M.J.P. Peters;
  • [gedaagde01] en [gedaagde02] , bijgestaan door [naam01] voornoemd.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] en [gedaagde02] huren vanaf 17 juli 2019 de woning van Maasdelta aan de [adres01] in ( [postcode01] ) [plaats01] .
2.2.
Direct naast [gedaagde01] en [gedaagde02] woont [naam03] op huisnummer [huisnummer01] (hierna: de buurvrouw). Zij huurt sinds december 2019 van Maasdelta.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
Maasdelta eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden;
  • [gedaagde01] en [gedaagde02] te veroordelen om de woning te ontruimen;
  • [gedaagde01] en [gedaagde02] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Maasdelta baseert de eis samengevat op het volgende.
[gedaagde01] en [gedaagde02] moeten zich op basis van de wet en de huurovereenkomst als goed huurders gedragen. [gedaagde01] schiet daarin structureel tekort door overlast te veroorzaken. De overlast is begonnen in maart 2020 en bestaat vooral uit schreeuwen en schelden, (symbolische) pesterijen, verbale en non-verbale agressie en intimiderend en provocerend gedrag tegenover omwonenden en in het bijzonder tegen de buurvrouw. Maasdelta heeft [gedaagde01] meerdere malen erop gewezen dat dit niet is toegestaan en hem gesommeerd te stoppen, maar [gedaagde01] is niet gestopt met zijn gedragingen en heeft zijn houding niet veranderd. Er zijn geen alternatieven meer om het wangedrag van [gedaagde01] te stoppen, behalve ontbinding van de huurovereenkomst. [gedaagde02] is op basis van de wet als medehuurder aansprakelijk voor de gedragingen van [gedaagde01] .
Maasdelta moet als verhuurder de belangen van omwonenden beschermen en hun veiligheid waarborgen. De omwonenden, in het bijzonder de buurvrouw, hebben een gevoel van onveiligheid en angst en ondervinden veel stress. Het belang van Maasdelta om de huurovereenkomst te ontbinden moet prevaleren boven de belangen van [gedaagde01] en [gedaagde02] bij behoud van de woning.
3.3.
[gedaagde01] en [gedaagde02] zijn het niet eens met de eis en voeren samengevat het volgende aan.
[gedaagde01] en [gedaagde02] bevonden zich eind 2019, begin 2020 in een emotionele en hectische tijd vanwege familieomstandigheden. Zij hadden behoefte aan rust. De buurvrouw heeft die rust verstoord door in maart 2020 een schutting op haar balkon te plaatsen, waardoor [gedaagde01] en [gedaagde02] uitzicht werd ontnomen. Naar aanleiding hiervan is een burengeschil ontstaan. Door de getroffen overheidsmaatregelen in verband met de COVID-19-pandemie zijn kleine zaken niet direct (mondeling) uitgepraat.
Het is niet [gedaagde01] of zijn echtgenote, maar de buurvrouw die hen iedere keer confronteert en provoceert. De buurvrouw verzint van alles. Maasdelta kiest telkens de kant van de buurvrouw en blijft olie op het vuur gooien door brieven te sturen aan [gedaagde01] en [gedaagde02] , zonder aankondiging op huisbezoek te komen en niet op te treden als bemiddelaar. [gedaagde01] en [gedaagde02] willen rustig naast elkaar wonen en hebben geen behoefte aan contact met de buurvrouw. Zij willen dat de buurvrouw dat ook nastreeft.
in reconventie
3.4.
[gedaagde01] en [gedaagde02] eisen samengevat:
  • Maasdelta te verplichten om de huurovereenkomst met de buurvrouw te ontbinden;
  • Maasdelta te veroordelen in de proceskosten met rente en de nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
[gedaagde01] en [gedaagde02] baseren de eis op het volgende.
De relatie tussen [gedaagde01] en [gedaagde02] en de buurvrouw is niet optimaal, omdat zij allen graag op zichzelf zijn. Maasdelta mag echter niet zomaar altijd de klaagster volgen en ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde01] en [gedaagde02] eisen. Er zijn andere mogelijkheden zoals een interne verhuizing of een woningruil. [gedaagde01] en [gedaagde02] willen hieraan meewerken. Als de buurvrouw hier niet aan wenst mee te werken, is dat een bevestiging van het vermoeden dat het de buurvrouw niet te doen is om tot oplossingen te komen, maar om te confronteren en te provoceren.
3.6.
Maasdelta is het niet eens met de eis en voert samengevat het volgende aan.
[gedaagde01] en [gedaagde02] zijn geen partij bij de huurovereenkomst tussen Maasdelta en de buurvrouw en kunnen daarom niet interveniëren in die contractuele relatie. Bovendien is ontbinding van een huurovereenkomst alleen mogelijk door de kantonrechter en moet de verhuurder dan aantonen dat de huurder tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen. Er zijngeen klachten over overlast door de buurvrouw bekend. Tot slot, als de eis van Maasdelta tot ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde01] en [gedaagde02] wordt toegewezen, hebben zij geen belang meer bij hun tegeneis.

4..De beoordeling

in conventie
4.1.
Huurders moeten zich volgens de wet als goed huurder gedragen. Onder die verplichting wordt onder meer verstaan dat de huurder geen overlast mag veroorzaken voor anderen en zich bijvoorbeeld ook niet bedreigend of intimiderend mag gedragen tegenover zijn buren. Als een huurder overlast veroorzaakt of zich op een andere manier niet als een goed huurder gedraagt, dan is dat een tekortkoming van de huurder.
Ontbinding van een huurovereenkomst is mogelijk als sprake is van een of meerdere tekortkoming(en) in de nakoming van de verplichtingen van de huurder(s), die van voldoende gewicht is/zijn om ontbinding van de overeenkomst en de gevolgen daarvan te rechtvaardigen. Bij de beoordeling of de tekortkoming ontbinding rechtvaardigt worden alle omstandigheden meegewogen, zoals de aard, ernst en duur van de tekortkoming en de belangen van partijen.
4.2.
In deze procedure gaat het in de kern om het volgende:
Veroorzaakt [gedaagde01] overlast en/of gedraagt hij zich niet als een goed huurder tegenover anderen, in het bijzonder tegenover de buurvrouw?
Is die overlast en/of dat gedrag door/van [gedaagde01] zodanig dat ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde01] en [gedaagde02] is gerechtvaardigd?
Overlast
4.3.
Maasdelta heeft in de dagvaarding uitgebreid toegelicht welke gedragingen zij in de afgelopen tweeënhalve jaar heeft toegeschreven aan [gedaagde01] op basis van meldingen en/of verklaringen van de buurvrouw, haar dochter, een vriendin van de buurvrouw, de overburen en de schoonmaakster van verhuurder. [gedaagde01] heeft daarop uitgebreid gereageerd.
[gedaagde01] heeft niet ontkend dat hij wel eens heeft gescholden naar de buurvrouw (en de overburen), maar volgens [gedaagde01] heeft hij dat alleen gedaan in reactie op het gescheld van de buurvrouw (en de overburen) naar hem toe.
De supermarktfolder bij de buurvrouw (mei 2020) en het briefje met de graspollen bij de overburen (december 2020) waren volgens [gedaagde01] als grap bedoeld. Hij heeft toegelicht dat hij wist van de glutenallergie van de buurvrouw, omdat hij haar dat een keer tegen iemand heeft horen zeggen en niet omdat hij post uit haar brievenbus heeft gestolen.
[gedaagde01] heeft de door Maasdelta omschreven intimiderende gedragingen in de lift, de achtervolging met de auto (december 2020), het stelen van post uit de brievenbus van de buurvrouw en het achterlaten van kaarten en kippenbotjes in de brievenbus van de buurvrouw (een aantal keren in de periode mei tot en met oktober 2020) betwist. Ook heeft hij betwist dat hij de foto van een opgestoken middelvinger op zijn voordeur heeft geplakt (april 2021).
Vaststaat dat de buurvrouw in juli 2021 aangifte heeft gedaan van stalking door [gedaagde01] . Ook staat vast dat [gedaagde01] aangifte heeft gedaan van beschadiging van zijn auto door de buurvrouw en dat hij die aangifte onder alle buren heeft verspreid (oktober 2021).
Vaststaat dat er in ieder geval tot de dag van de dagvaarding geen meldingen meer zijn gekomen van verbale uitingen naar de buurvrouw toe sinds op haar vordering bij verstekvonnis van 29 april 2022 een contactverbod is uitgevaardigd tegen [gedaagde01] . Volgens Maasdelta heeft het contactverbod geen einde gemaakt aan de intimiderende non-verbale gedragingen door [gedaagde01] , omdat hij de buurvrouw opzoekt en in haar buurt gaat staan als zij uit haar woning komt of als zij naar haar berging gaat (april en mei 2022). [gedaagde01] heeft betwist dat hij dat heeft gedaan. Volgens hem komt juist de buurvrouw hem opzoeken en uitschelden als hij in zijn berging is.
4.4.
Gelet op hetgeen partijen in de processtukken en op de zitting over en weer naar voren hebben gebracht, kan bij deze stand van zaken niet worden vastgesteld of sprake is van alle door Maasdelta gestelde overlast en wordt veroorzaakt door [gedaagde01] of dat de buurvrouw van alles verzint en telkens zelf de confrontatie opzoekt, zoals door [gedaagde01] wordt gesteld. Het is niet uitgesloten dat er sprake is van opgelopen en/of oplopende spanningen tussen de buren, die hun oorsprong vinden in het geschil over de schutting op het balkon van de buurvrouw in maart 2020. Volgens de wet (artikel 150 Rv) rust de bewijslast van de gestelde overlast op Maasdelta. Zij wordt overeenkomstig haar bewijsaanbod toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat [gedaagde01] de door Maasdelta gestelde overlast (heeft) veroorzaakt, in het bijzonder door het horen van getuigen. Wanneer en hoe Maasdelta bewijs kan leveren wordt vermeld onder de beslissing.
Onderlinge oplossing
4.5.
[gedaagde01] en [gedaagde02] zijn meerdere keren niet ingegaan op het herhaalde aanbod van Maasdelta om op haar kosten in mediation te gaan met de buurvrouw. Zij hebben in hun antwoord gezegd dat “gedwongen mediation” niet de te bewandelen weg is en dat zij geen contact wensen met de buurvrouw maar rustig willen wonen. In hetzelfde processtuk hebben [gedaagde01] en [gedaagde02] echter ook meegedeeld dat zij desondanks wel bereid zijn om in eerste instantie met Maasdelta en op enig moment ook met de buurvrouw mee te werken aan mediation om afspraken te maken. Op de zitting heeft [gedaagde01] herhaald dat hij nu wel bereid is tot mediation.
Hoewel Maasdelta wordt toegelaten tot bewijslevering en de procedure wordt voortgezet, staat het partijen uiteraard vrij om op enig moment met elkaar – en met de buurvrouw – serieus in gesprek te gaan om onderling tot een oplossing te komen voor de in de ogen van [gedaagde01] en [gedaagde02] inmiddels verstoorde burenrelatie. Aan de gemachtigden van partijen wordt dan wel verzocht om de kantonrechter tijdig op de hoogte te stellen van eventuele ontwikkelingen die effect hebben op het verdere verloop van de procedure.
in reconventie
4.6.
Een huurovereenkomst voor woonruimte kan volgens de wet alleen worden ontbonden door de kantonrechter (artikel 7:231 BW). Alleen daarom al is de eis van [gedaagde01] en [gedaagde02] niet toewijsbaar. Daarnaast heeft Maasdelta terecht naar voren gebracht dat de huurders niet kunnen interveniëren in de contractuele relatie tussen Maasdelta en de buurvrouw op de manier waarop ze dat nu willen met hun eis. De eis komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
in conventie en in reconventie
4.7.
In dit stadium van de procedure wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
laat Maasdelta toe tot bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit de door Maasdelta gestelde overlast door [gedaagde01] blijkt;
5.2.
bepaalt dat:
  • Maasdelta zich op de rolzitting van
  • als Maasdelta dat wil doen door schriftelijke bewijsstukken, zij die stukken dan meteen bij die akte in de procedure moet brengen;
  • als zij getuigen wil voorbrengen, zij in die akte opgave moet doen van naam en woonplaats van de door haar voor te brengen getuigen en ook van de verhinderdata van beide partijen voor de maanden januari tot en met maart 2023; Maasdelta zal te zijner tijd zelf zorg hebben te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
  • het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100-125 te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.
in reconventie
5.4.
houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
34286