ECLI:NL:RBROT:2022:11313

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
645284 / HA RK 22-992
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters van de wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam

Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak van DSA Maritiem GmbH & Co. KG. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters mr. A.P. Hameete, mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en mr. W.J. Roos-van Toor, die de behandeling van het wrakingsverzoek zouden verzorgen. Verzoekster had eerder de behandelend kantonrechter, mr. R.R. Roukema, gewraakt tijdens een zitting op 22 augustus 2022. De wrakingskamer heeft het verzoek tot aanhouding van de zitting afgewezen, omdat verzoekster niet had aangetoond dat het horen van de gewraakte rechters als getuigen zou bijdragen aan de beoordeling van het wrakingsverzoek. De rechters zijn niet verplicht om ter zitting te verschijnen, en de wrakingskamer oordeelde dat de motivering van de beslissing geen blijk gaf van vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De rechters hebben aangegeven dat er geen omstandigheden zijn die grond voor wraking opleveren. De afwijzing van het verzoek om doorverwijzing naar een aangrenzend arrondissement werd als onvoldoende gemotiveerd beschouwd, maar dit op zich levert geen grond voor wraking op. De rechtbank benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van rechters op zichzelf geen basis voor wraking kan zijn. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters op 25 oktober 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 645284 / HA RK 22-992
Beslissing van 25 oktober 2022
op het verzoek van
DSA Maritiem GmbH & Co. KG.,
verzoekster,
gemachtigde mr. J.H. Weermeijer,
strekkende tot wraking van:
mr. A.P. Hameete, mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, mr. W.J. Roos-van Toor,leden van de wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op de zitting van 22 augustus 2022 werd de procedure tussen [naam wederpartij] en DSA Maritiem GmbH & Co KG behandeld. Deze procedure draagt als kenmerk 9825378 HA VERZ 22-32. Tijdens deze zitting heeft verzoekster de behandelend kantonrechter, mr. R.R. Roukema, gewraakt.
Bij brief van 25 augustus 2022 is aan verzoekster bericht dat de mondelinge behandeling van haar wrakingsverzoek is gepland op de zitting van de wrakingskamer op 18 oktober 2022 om 10.00 uur en tevens zijn de namen van de rechters medegedeeld die het wrakingsverzoek op genoemde datum en tijdstip zouden behandelen, te weten
mr. A.P. Hameete, mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en mr. W.J. Roos-van Toor (hierna: de rechters).
Bij e-mailbericht van 28 september 2022 heeft verzoekster de rechters die op 18 oktober 2022 het wrakingsverzoek zouden gaan behandelen, gewraakt.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure.
Vervolgens is bepaald dat het tegen de rechters ingediende wrakingsverzoek op de zitting van 18 oktober 2022 om 10.00 uur zou worden behandeld in plaats van het tegen
mr. Roukema ingediende wrakingsverzoek. Verzoekster en de rechters zijn uitgenodigd voor deze zitting.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren en zij hebben hiervan bij e-mailbericht van 11 oktober 2022 gebruik gemaakt en zij hebben laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen wegens andere verplichtingen.
Verzoekster heeft op 12 oktober 2022, 17 oktober 2022 om 15.30 uur, om 15.56 uur en 23.05 uur via de e-mail contact gehad met de algemeen secretaris van de wrakingskamer. Bij het e-mailbericht van 17 oktober 2022 om 23.05 uur heeft de gemachtigde van verzoekster gevraagd om aanhouding van de behandeling teneinde haar in de gelegenheid te stellen om de gewraakte rechters als getuigen te doen dagvaarden, kort gezegd nu zij hebben laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Daarbij heeft de gemachtigde van verzoekster medegedeeld dat hij wegens verblijf in het buitenland niet op de zitting zal verschijnen.
Ter zitting van 18 oktober 2022 waar het wrakingsverzoek is behandeld, is niemand verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster naar de rechtbank begrijpt het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Het verzoek van verzoekster aan de rechters om het wrakingsverzoek te verwijzen naar een aangrenzend arrondissement, omdat mr. Roukema plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam is en er daarom schijn van partijdigheid zou zijn, is onvoldoende gemotiveerd door de rechters afgewezen. De redenen die de rechters geven, zeggen niets over het verzoek van verzoekster tot doorverwijzing.
Artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) garandeert een eerlijk proces wat onder andere inhoudt een vrije toegang tot de rechter. Uit de jurisprudentie van het EHRM volgt dat de hoofdregel, dat een verzoek tot wraking achterwege mag worden gelaten, alleen geldt bij een verzoek dat “does not immedatiately appear to be manisfestly devoit merit.” Daarvan is hier geen sprake.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters hebben te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van hen kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De behandeling van het verzoek van DSA Maritiem GmbH & Co. KG tot wraking van
mr. Roukema werd toebedeeld aan de wrakingskamer in de genoemde samenstelling. Deze toedeling kon alleen nog worden gewijzigd door middel van een toegewezen wrakingsverzoek of verzoek om verschoning.
Zowel de wettelijke bepalingen ten aanzien van wraking als het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam bepalen dat wraking van een rechter wordt beoordeeld door rechters uit datzelfde gerecht. Dat is niet anders indien het wrakingsverzoek ziet op een rechter, die tevens lid of (plaatsvervangend) voorzitter is van de wrakingskamer in dat gerecht.
Van organisatorische redenen als bedoeld in artikel 7, slotzin van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam, is dan ook evenmin sprake. Dat het verzoek om doorverwijzing is afgewezen door de rechters levert geen grond voor wraking op.

3.De beoordeling

Het verzoek om aanhouding
3.1
Verzoekster heeft de wrakingskamer verzocht de behandeling van haar verzoek aan te houden om haar in de gelegenheid te stellen een of meer van de gewraakte rechters als getuige te doen dagvaarden, nu zij hebben meegedeeld dat zij niet ter zitting van de wrakingskamer zullen verschijnen. Verzoekster beroept zich daarbij op het bepaalde in artikel 6 EVRM.
De wrakingskamer oordeelt over het verzoek tot aanhouding als volgt.
Nog daargelaten of een gewraakte rechter verplicht zou kunnen worden als getuige in de wrakingskamer te verschijnen, heeft verzoekster niets aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat het horen van een of meer van de rechters als getuige in redelijkheid zou kunnen bijdragen aan de beoordeling van het wrakingsverzoek.
Het verzoek tot aanhouding wordt dan ook als ongegrond afgewezen. Het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in het bepaalde in artikel 6 EVRM, wordt daardoor niet geschaad.
Anders dan verzoekster kennelijk meent, zijn de rechters overigens ook niet verplicht om ter zitting van de wrakingskamer te verschijnen, noch om nader te verantwoorden waarom zij verhinderd zijn ter zitting te verschijnen.
3.3
De wrakingskamer zal het verzoek nu dan ook inhoudelijk beoordelen, ook al is verzoekster ook zelf niet ter zitting verschenen. Daarbij heeft de wrakingskamer onder ogen gezien dat datum en tijdstip van de zitting van de wrakingskamer met de gemachtigde van verzoekster zijn afgestemd en dat deze gemachtigde enkele uren voor de zitting zonder verdere toelichting heeft meegedeeld dat hij ‘wegens verblijf in het buitenland’ de zitting van vandaag niet zal bijwonen. Dat en waarom (een vertegenwoordigster van) verzoekster niet op de zitting zou verschijnen, is niet aan de wrakingskamer kenbaar gemaakt.
Wraking van de rechters
3.4
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.5
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van rechters op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.6
Het wrakingsverzoek roept de vraag op of en in hoeverre dit ook geldt voor de motivering van de (tussen)beslissing van de wrakingskamer. Bij de beantwoording van die vraag moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich er evenzeer tegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechters die haar heeft gegeven. De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is.
Het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in het bepaalde in artikel 6 EVRM, wordt ook hierdoor niet geschaad.
3.7
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. A.P. Hameete, mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en mr. W.J. Roos-van Toor.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. W.P.M. Jurgens en mr. J.F. Koekebakker, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-