ECLI:NL:RBROT:2022:11293

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/10/647996 / KG ZA 22-965
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van woning ex-echtelieden en verdeling van huwelijksgemeenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee voormalige echtgenoten, [naam01] en [naam02], over de verkoop van hun gezamenlijke woning. De echtscheiding van partijen is uitgesproken op 17 mei 2016, waarbij is bepaald dat de woning onverdeeld blijft, maar [naam01] het exclusieve gebruiksrecht heeft. De woning heeft een hypotheek van € 228.000,- en een vraagprijs van € 440.000,-. [naam01] wenst de woning te verkopen om in aanmerking te komen voor een huurwoning, en [naam02] heeft ingestemd met de verkoop. Na de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de verkoopopdracht aan Makelaarsland.

Het geschil betreft echter de netto verkoopopbrengst van de woning. [naam01] heeft een subsidiaire vordering ingediend om [naam02] te veroordelen medewerking te verlenen aan het in depot houden van de netto verkoopopbrengst bij de notaris totdat er een rechterlijke uitspraak is gedaan over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de netto verkoopopbrengst in depot moet blijven totdat er duidelijkheid is over de verdeling, en dat de kosten van het depot door beide partijen gedeeld moeten worden. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld en heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/647996 / KG ZA 22-965
Vonnis in kort geding van 22 december 2022
in de zaak van
[naam01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Soytekin te Rotterdam,
tegen
[naam02],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M. ter Haar-Bas te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [naam01] en [naam02] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • het schriftelijke antwoord van [naam02] , tevens eis in reconventie,
  • de pleitnota van [naam01]
  • de mails van beide advocaten van 19 december 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn voormalig echtgenoten. De echtscheidingsbeschikking is uitgesproken op 17 mei 2016.
2.2.
Partijen zijn samen eigenaar van de woning aan de [adres01] in Rotterdam. In de echtscheidingsbeschikking is, conform het verzoek van [naam01] , vastgelegd dat de woning onverdeeld blijft. [naam01] heeft wel het exclusieve gebruiksrecht van de woning toegekend gekregen en woont daar samen met de minderjarige zoon van partijen.
2.3.
Op de woning rust een aflossingsvrije hypotheek bij SNS Bank met een saldo van € 228.000,- (peildatum 31 december 2021).
2.4.
[naam01] heeft aan [naam02] laten weten dat zij tot verkoop van de woning wil overgaan, omdat zij in aanmerking wil komen voor een huurwoning. De door [naam01] geraadpleegde makelaar heeft een vraagprijs voor de woning geadviseerd van € 440.000,- k.k.
2.5.
[naam02] is akkoord met verkoop. Na de mondelinge behandeling van dit kort geding hebben partijen overleg gevoerd en zijn het eens geworden over het verstrekken van de verkoopopdracht aan Makelaarsland.

3.Het geschil

3.1.
Het kort geding is begonnen met een (primaire) eis van [naam01] om haar te machtigen om de woning aan een derde te verkopen en te leveren en een (subsidiaire) eis om [naam02] te veroordelen medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Over die verkoop zijn partijen het inmiddels eens.
3.2.
[naam02] heeft een aantal reconventionele vorderingen ingesteld. Die zijn door hem deels ingetrokken. De enige vordering die nog resteert is dat [naam01] wordt veroordeeld om er medewerking aan te verlenen dat de netto verkoopopbrengst van de woning in depot bij de notaris blijft staan totdat in rechte verdeling van de gehele huwelijksgemeenschap is vastgesteld, met bepaling dat partijen ieder de helft van de kosten van het depot draagt, dit op straffe van een dwangsom.
3.3.
Hoewel [naam01] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat de netto verkoopopbrengst bij de notaris in depot blijft staan, heeft zij de voorzieningenrechter nadien verzocht om deze vordering van [naam02] af te wijzen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
Uit de door partijen bereikte overeenstemming volgt dat [naam01] haar primaire vordering niet heeft willen handhaven. Partijen zijn het erover eens dat zij gezamenlijk zo spoedig mogelijk opdracht tot verkoop aan Makelaarsland zullen verlenen. [naam01] heeft haar subsidiaire vordering echter niet ingetrokken en partijen hebben zich ook niet uitgelaten over de vraag wat de bereikte overeenstemming voor die vordering betekent. De voorzieningenrechter wijst de subsidiaire vordering daarom toe in lijn met die bereikte overeenstemming.
In reconventie
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de resterende vordering van [naam02] , inhoudende dat de netto verkoopopbrengst bij de notaris in depot wordt gehouden totdat definitief zal zijn beslist over de verdeling van deze netto opbrengst tussen partijen, toewijsbaar is. Daarover overweegt hij het volgende.
4.3.
[naam02] stelt dat hij nog een vordering heeft op [naam01] , die uit de overwaarde van de woning moet worden betaald. Die vordering bestaat uit de helft van de eigenaarslasten die [naam02] volgens zijn zeggen vanaf 2 maart 2016 heeft betaald, de helft van de kosten van een lening van DHB en de helft van gebruikerslasten (Eneco en Evides). [naam01] betwist (de hoogte van) deze vordering. Tussen partijen staat daarom niet vast of [naam02] inderdaad een vordering op [naam01] heeft en zo ja, hoe hoog die vordering dan is. In een kort geding procedure is in beginsel geen ruimte voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering. De voorzieningenrechter kan daarom niet beoordelen welk bedrag aan welke partij moet worden uitgekeerd. Niet uitgesloten kan echter worden dat [naam01] enig bedrag aan [naam02] zal moeten betalen en dat daarom van een 50/50 uitkering van de overwaarde geen sprake kan zijn. Dit alles betekent dat de volledige overwaarde van de woning bij de notaris in depot zal moeten blijven, totdat partijen alsnog gezamenlijk opdracht geven over wat er met de overwaarde moet gebeuren of daarover een uitvoerbare rechterlijke beslissing is genomen. De kosten voor het depot moeten door partijen ieder voor de helft worden gedragen.
4.4.
Omdat [naam01] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij er op zichzelf akkoord mee gaat dat de verkoopopbrengst in depot wordt gehouden bij de notaris, maar partijen het kennelijk (enkel) niet eens zijn geworden over de hoogte van het depotbedrag, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat [naam01] haar medewerking zal verlenen aan de veroordeling zoals hieronder opgenomen. Het opleggen van een dwangsom acht de voorzieningenrechter in deze omstandigheden niet nodig.
4.5.
Omdat partijen voormalig echtgenoten zijn en omdat zij daarom hebben gevraagd, worden de proceskosten gecompenseerd, zodat zij ieder de eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [naam02] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het verstrekken van een opdracht tot verkoop van de woning aan Makelaarsland,
in reconventie
5.2.
veroordeelt [naam01] om er haar medewerking aan te verlenen dat de netto verkoopopbrengst van de woning aan de [adres01] in Rotterdam na levering aan de koper(s) in depot bij de notaris blijft staan totdat in een uitvoerbare rechterlijke beslissing de verdeling van de gehele huwelijksgemeenschap is vastgesteld;
5.3.
bepaalt dat ieder der partijen de helft van de kosten van het depot bij de notaris dient te dragen;
verder in conventie en in reconventie
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.5.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022.
3614 / 3316