ECLI:NL:RBROT:2022:1128

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
9534144 VZ VERZ 21-17040
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens diefstal van bedrijfseigendommen en verzoek tot vernietiging van het ontslag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] tegen haar werkgever, Soenissa Security & Systems B.V. [verzoekster] was in dienst als office manager en werd op 16 september 2021 op staande voet ontslagen wegens verduistering van twee tassen van het merk Guess, die zij uit de opslagruimte van de werkgever had meegenomen. [verzoekster] betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en verzocht de kantonrechter om te verklaren dat er geen rechtsgeldig ontslag had plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever de bewijslast draagt voor de dringende reden voor ontslag. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er onduidelijkheid bestond over de toestemming voor het meenemen van de tassen. De kantonrechter heeft [verzoekster] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs en de beslissing over de vergoedingen en de eindafrekening aangehouden tot na de bewijslevering. Tevens zijn de vorderingen van [verzoekster] met betrekking tot achterstallig loon, vakantiegeld en openstaande vakantiedagen toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en verhogingen. De zaak is complex door de verschillende vorderingen en de noodzaak om bewijs te leveren over de toestemming voor het meenemen van de tassen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9534144 VZ VERZ 21-17040
uitspraak: 15 februari 2022
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E. Pimentel,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Soenissa Security & Systems B.V.,
gevestigd te Westvoorne,
verweerster,
rechtsgeldig vertegenwoordigd door [naam 1] .
Partijen worden hierna aangeduid als [verzoekster] en Soenissa.

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift bij de rechtbank ontvangen op 9 november 2021, met producties;
  • een nadere productie van [verzoekster] .
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 december 2021. Tijdens de mondelinge behandeling zijn er door Soenissa producties overgelegd. [verzoekster] heeft daar bij akte van 31 december 2021 op gereageerd, met nadere producties.
De datum van de beschikking is nader bepaald op heden.

2..De feiten

2.1
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum verzoekster] , is op 7 september 2020 in dienst getreden bij Soenissa in de functie van office manager, tegen een bruto maandsalaris van € 2.150,-, exclusief vakantietoeslag, op basis van een fulltime dienstverband.
2.2
Soenissa houdt zich bezig met object-, persoons- en evenementenbeveiliging.
2.3
Op 15 september 2021 ging [naam 1] (directeur van Soenissa) langs bij de woning van [verzoekster] . In de woonkamer trof hij twee tassen aan van het merk Guess. Deze tassen zijn door [verzoekster] meegenomen uit de opslagruimte van Soenissa.
2.4
Bij brief van 16 september 2021 heeft Soenissa [verzoekster] op staande voet ontslagen wegens verduistering van de tassen.

3..Het verzoek

3.1
[verzoekster] verzoekt - na wijziging verzoek - dat bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
( i) wordt verklaard voor recht dat er geen sprake is geweest van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, en dat is opgezegd in strijd met artikel 7:699 lid 1 BW jo artikel 761 BW;
( ii) Soenissa wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoekster] , binnen 5 dagen na de beschikking, van:
a. een billijke vergoeding van € 13.932,- bruto, onder verstrekking van een deugdelijke specificatie bruto/netto;
b. de gefixeerde schadevergoeding van € 2.322,- bruto, onder verstrekking van een deugdelijke specificatie bruto/netto;
c. de transitievergoeding van € 728,48 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke specificatie bruto/netto:
d. het bruto-equivalent van het bedrag van € 6.140,94 netto ter zake achterstallig loon, onder verstrekking van een deugdelijke specificatie bruto/netto;
e. het vakantiegeld over de periode van 7 september 2020 tot en met 16 september 2021 van € 2.324,16 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke specificatie bruto/netto;
f. openstaande vakantiedagen ten bedrage van € 2.471,26 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke specificatie bruto/netto;
g. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over de onder d tot en met f gevorderde bedragen;
h. de buitengerechtelijke kosten van € 913,29 over de bedragen als gevorderd onder d tot en met f;
i. de wettelijke rente over de onder a tot en met h gevorderde bedragen.
(iii) Soenissa wordt veroordeeld tot verstrekking aan [verzoekster] , binnen vijf dagen na de beschikking, van de eindafrekening, onder een dwangsom van € 500,- voor elke dag of deel daarvan dat zij in gebreke is/blijft na betekening van de beschikking;
(iv) Soenissa wordt veroordeeld tot teruggave van twee gouden armbanden, vier lederen schoudertassen, 2x bruin, wit en karamel en een bak met 100 lippenstiften, onder een dwangsom van € 500,- voor elke dag of deel daarvan dat zij in gebreke is/blijft na betekening van de beschikking;
( v) Soenissa wordt veroordeeld tot betaling, binnen vijf dagen na de beschikking, van de kosten van het geding en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de beschikking.
3.2
[verzoekster] legt aan dat verzoek ten grondslag dat de door Soenissa gedane opzegging vernietigbaar is, omdat geen sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW.

4..Het verweer

4.1
Soenissa heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.

5..De beoordeling

5.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of het door Soenissa aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet op 16 september 2021 moet worden vernietigd. [verzoekster] heeft het verzoek daartoe tijdig ingediend, namelijk binnen twee maanden na de dag waarop het ontslag op staande voet is gegeven.
5.2
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW bezit de werkgever de bevoegdheid om een arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen vanwege een dringende reden. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Is er sprake van een dringende reden?
5.3
Soenissa baseert het ontslag op staande voet op de stelling dat [verzoekster] twee tassen van het merk Guess uit de opslagruimte van Soenissa heeft weggenomen. Hoewel in de ontslagbrief van 16 september 2021 door Soenissa ook wordt gesproken over een vermoeden van drugsgebruik, zijn partijen het erover eens dat dit niet de reden is geweest die aan het ontslag op staande voet ten grondslag is gelegd.
5.4
[verzoekster] betwist dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal of verduistering. Zij ontkent niet dat zij de twee tassen van het merk Guess uit de opslagruimte heeft meegenomen. [verzoekster] stelt zich op het standpunt dat zij toestemming had van [naam 1] om spullen uit het magazijn voor eigen gebruik mee te nemen. [naam 1] zou tegen haar hebben gezegd dat als [verzoekster] iets nodig heeft, ze dit mag pakken uit de opslagruimte. Het voorgaande wordt door [naam 1] gemotiveerd betwist. Volgens [naam 1] mocht [verzoekster] weleens wat uit de opslagruimte pakken, maar was daarvoor altijd vooraf toestemming nodig van [naam 1] . In de opslagruimte bevindt zich een verzameling van spullen die zijn verkregen van rommelmarkten, privéspullen en camerasystemen. De tassen van het merk Guess zijn eigendom van de vrouw van [naam 1] . [naam 1] heeft geen toestemming gegeven voor het meenemen van deze tassen.
5.5
In deze zaak staat het bestaan van de dringende reden ter discussie. De stelplicht en bewijslast ten aanzien van het bestaan van de dringende reden liggen bij Soenissa.
5.6
De kantonrechter acht de stelling van Soenissa dat [verzoekster] zonder toestemming geen zaken uit de opslagruimte mocht meenemen, voorshands bewezen. Het is immers hoogst ongebruikelijk dat een werknemer voor eigen gebruik en zonder voorafgaande toestemming zaken mag meenemen uit een opslagruimte van de werkgever. Dat geldt te meer nu in die opslagruimte ook privéspullen staan opgeslagen.
5.7
Gelet op het door [verzoekster] gedane bewijsaanbod, laat de kantonrechter [verzoekster] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het vermoeden dat [verzoekster] voorafgaand toestemming moest vragen voor het meenemen van zaken uit de opslagruimte van Soenissa. Indien [verzoekster] in dat bewijs slaagt moet het er voor worden gehouden dat er geen sprake was van een dringende reden voor ontslag.
5.8
De beslissingen met betrekking tot de billijke vergoeding, de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en de eindafrekening zullen worden aangehouden tot na de eventuele bewijslevering.
Achterstallig loon
5.9
[verzoekster] vordert betaling van achterstallig loon vanaf half september 2020 tot en met 16 september 2021. Hoewel [verzoekster] zich op het standpunt stelt dat de loonbedragen die op rekening van haar dochter zijn overgemaakt niet bevrijdend zijn betaald, gaat zij er in haar berekening van het achterstallig loon vanuit dat deze wel aan haar zijn betaald. De kantonrechter zal deze enkele stelling dan ook passeren en gaat uit van de berekening van [verzoekster] en het door haar gevorderde. Volgens de berekening van [verzoekster] in de akte uitlaten betreft het achterstallige loon tot en met 16 september 2021 een bedrag van € 5.740,94 netto.
5.1
Volgens Soenissa was de loonachterstand op 16 september 2021 € 5.731,69. Dit blijkt uit een kladberekening van [verzoekster] , die later is aangevuld door Soenissa. Deze kladberekening is door [verzoekster] gemotiveerd betwist en bovendien is voor de kantonrechter niet duidelijk hoe deze berekening precies tot stand is gekomen. Voor de berekening van het achterstallig loon zal de kantonrechter daarom uitgaan van de loonstroken en de bankafschriften die door Soenissa zijn overgelegd, en de berekening die [verzoekster] aan de hand van die loonstroken en bankafschriften heeft gemaakt in de akte uitlaten. Daaruit volgt dat de loonachterstand op 16 september 2021 neerkomt op een bedrag van € 5.740,94 netto. Dit bedrag ligt in beginsel voor toewijzing gereed.
5.11
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat het bedrag aan achterstallig loon verhoogd moet worden met € 400,- netto. Daartoe voert zij het volgende aan. Op 10 september 2021 heeft Soenissa een betaling verricht van € 2.100,-. Van dit bedrag was € 400,- bestemd voor [naam 2], een oud-collega van [verzoekster] . Dit heeft Soenissa per Whatsapp aan [verzoekster] laten weten. [verzoekster] heeft op verzoek van Soenissa € 400,- contant aan [naam 2] betaald. Derhalve is feitelijk op 10 september 2021 geen € 2.100,- maar € 1.700,- overgemaakt aan [verzoekster] . Het bedrag van € 5.740,94 dient derhalve vermeerderd te worden met € 400,- zodat de loonachterstand een bedrag van € 6.140,94 bedraagt, aldus [verzoekster] . Uit de Whatsapp-communicatie is echter, anders dan [verzoekster] meent, niet gebleken dat Soenissa opdracht heeft gegeven aan [verzoekster] om € 400,- aan de betreffende collega over te maken. Deze stelling van [verzoekster] wordt dan ook gepasseerd.
5.12
Soenissa stelt dat zij in totaal nog een bedrag van € 4.800,48 te vorderen heeft ten aanzien van verkeersboetes veroorzaakt door [verzoekster] met de bedrijfsauto, vermeerderd met vorderingen rond het CAK. Dit bedrag heeft zij verrekend met het achterstallig loon dat zij is verschuldigd aan [verzoekster] . [verzoekster] heeft de verschuldigdheid van de verkeersboetes gemotiveerd betwist. Soenissa heeft in reactie op deze betwisting haar stelling dat [verzoekster] verkeersboetes heeft veroorzaakt onvoldoende onderbouwd. Zo heeft zij nagelaten om de boetes in het geding te brengen. Niet duidelijk is wanneer de overtredingen hebben plaatsgevonden. Bovendien is niet betwist dat ook andere werknemers gebruik maakten van de dienstauto, zodat niet kan worden vastgesteld dat de boetes (als die er al zijn) zijn veroorzaakt door [verzoekster] . Ook de CAK-bedragen zijn niet onderbouwd. Soenissa mocht het door haar genoemde bedrag van € 4.800,48 dan ook niet verrekenen.
5.13
Gelet op al het voorgaande wordt een bedrag aan achterstallig loon van € 5.740,94 netto toegewezen.
Vakantiegeld
5.14
[verzoekster] stelt dat zij nog recht heeft op uitbetaling van vakantiegeld. Dit is door Soenissa niet, dan wel onvoldoende betwist. Het door [verzoekster] gevorderde bedrag ad € 2.324,16 bruto zal worden toegewezen.
Vakantiedagen
5.15
[verzoekster] stelt dat zij recht heeft op uitbetaling van 25 openstaande niet-genoten vakantiedagen. Volgens Soenissa heeft [verzoekster] hiervan afstand gedaan, vanwege haar vele (ongeoorloofde) afwezigheid. Die afstand wordt door [verzoekster] betwist en blijkt verder nergens uit. Dit standpunt van Soenissa wordt dan ook verworpen. Voor het bedrag aan openstaande niet-genoten vakantiedagen gaat de kantonrechter uit van de berekening van [verzoekster] , nu deze als zodanig door Soenissa niet is betwist. Het bedrag van € 2.471,26 bruto aan openstaande niet-genoten vakantiedagen tot en met 10 september 2021 wordt toegewezen.
Wettelijke verhoging
5.16
De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke verhoging over de achterstallige loonbedragen matigen tot 25%. De kantonrechter acht het billijk om het percentage in deze situatie te matigen, omdat van enige betalingsonwil aan de zijde van Soenissa niet is gebleken.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.17
De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, nu [verzoekster] niet heeft gesteld dat dergelijke kosten zijn gemaakt en dit evenmin is gebleken.
Wettelijke rente
5.18
In verband met de vertraging in de betaling van de verschillende loonbedragen (achterstallig salaris, vakantiegeld en openstaande niet-genoten vakantiedagen) is daarover de wettelijke rente toewijsbaar vanaf de dag van opeisbaarheid van die bedragen. Voor de verschuldigdheid van wettelijke rente over de wettelijke verhoging is nodig dat de werkgever in verzuim is geraakt na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter heeft in de door partijen overgelegde correspondentie evenwel geen ingebrekestelling ten aanzien van de verbeurde wettelijke verhoging aangetroffen. Daarom geldt ten aanzien van deze post de datum van het verzoekschrift als de datum waarop het verzuim ingetreden is. De wettelijke rente over de wettelijke verhoging zal worden toegewezen vanaf 9 november 2021.
Teruggave eigendommen
5.19
[verzoekster] stelt dat [naam 1] tijdens het bezoek aan [verzoekster] op 15 september 2021 niet alleen de twee tassen van het merk Guess heeft meegenomen, maar ook andere zaken die eigendom zijn van [verzoekster] , dan wel van de dochter van [verzoekster] . Hiervoor is door [verzoekster] geen toestemming gegeven. [verzoekster] vordert teruggave van twee gouden armbanden, vier lederen schoudertassen (2x bruin, wit en karamel) en een bak met 100 lippenstiften. [naam 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven een aantal eigendommen per ongeluk te hebben meegenomen, waarvan een deel is teruggeven. Het is op basis van hetgeen door [naam 1] is aangevoerd voor de kantonrechter niet duidelijk welke eigendommen [naam 1] nog onder zich heeft en welke door hem zijn teruggegeven. De kantonrechter verzoekt [naam 1] zich hierover nader uit te laten bij akte. Daarbij dient hij dus bij alle zaken (d.w.z. de twee gouden armbanden, vier lederen schoudertassen (2x bruin, wit en karamel) en een bak met 100 lippenstiften) afzonderlijk aan te geven of hij deze al dan niet onder zich heeft.
Proceskosten
5.2
De beslissing met betrekking tot de proceskosten zal worden aangehouden tot na de eventuele bewijslevering.

6..De beslissing

De kantonrechter,
  • i) veroordeelt Soenissa tot betaling aan [verzoekster] , binnen 5 dagen na heden, van het bruto-equivalent van € 5.740,94 netto aan achterstallig loon, onder verstrekking van een deugdelijke specificatie bruto/netto;
  • ii) veroordeelt Soenissa tot betaling, binnen 5 dagen na heden, aan [verzoekster] van € 2.324,16 bruto ten aanzien van vakantiegeld over de periode 7 september 2020 tot en met 16 september 2021, onder verstrekking van een deugdelijke specificatie bruto/netto;
  • iii) veroordeelt Soenissa tot betaling aan [verzoekster] , binnen 5 dagen na heden, van € 2.471,26 bruto ten aanzien van openstaande niet-genoten vakantiedagen, onder verstrekking van een deugdelijke specificatie bruto/netto;
  • iv) veroordeelt Soenissa tot betaling aan [verzoekster] , binnen 5 dagen na heden, van de wettelijke verhoging tot een maximum van 25% over voornoemde achterstallige loonbedragen onder (i) t/m (iii);
  • v) veroordeelt Soenissa tot betaling aan [verzoekster] , binnen 5 dagen na heden, van de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over voornoemde bedragen onder (i) t/m (iii) vanaf de dag van opeisbaarheid van de betreffende bedragen tot de dag van volledige betaling daarvan;
  • vi) veroordeelt Soenissa tot betaling aan [verzoekster] , binnen 5 dagen na heden, van de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over de wettelijke verhoging onder (iv) vanaf 9 november 2021 tot de dag van volledige betaling daarvan;
bepaalt dat bovenstaande veroordeling uitvoerbaar is bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat Soenissa uiterlijk op
1 maart 2022schriftelijk mag reageren op hetgeen is vermeld onder punt 5.19;
bepaalt dat [verzoekster] uiterlijk op
15 maart 2022dient te reageren of zij bewijs wil leveren voor wat betreft hetgeen is vermeld onder punt 5.7, door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
bepaalt dat [verzoekster] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct (
op 15 maart 2022) in het geding moet brengen;
bepaalt dat [verzoekster] indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen, hun gemachtigden en de getuigen in de
maanden april, mei en juni 2022direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. drs. E. van Schouten in het gerechtsgebouw in Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100-125;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636