Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure in de hoofdzaak
- de dagvaarding van 10 december 2021, met producties 1 tot en met 8;
- de incidentele conclusie van vader [gedaagde 1] tot oproeping in vrijwaring;
- de akte tot referte van dochter [eiseres] ;
- het vonnis van deze rechtbank van 18 mei 2022 in het vrijwaringsincident;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 11;
- de brief van de rechtbank van 13 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- de brief van de rechtbank van 29 september 2022 met een zittingsagenda;
- de brief van dochter [eiseres] van 26 oktober 2022, met productie 9;
- de mondelinge behandeling van 7 november 2022 (waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt) en de door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen.
2..De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van 20 juni 2022, met producties 1 tot en met 12;
- de akte overlegging productie van vader [gedaagde 1] , met productie 13;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6;
- de brief van de rechtbank van 5 september 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- de brief van de rechtbank van 29 september 2022 met een zittingsagenda;
- de akte houdende inbreng producties van [gedaagde 2] , met producties 7 tot en met 10;
- de mondelinge behandeling van 7 november 2022 (waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt) en de door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen.
3..De feiten
4..Het geschil
Hoofdzaak
5..De beoordeling
Hoofdzaak
- De kosten in verband met het gebruik van een auto van de zaak door vader [gedaagde 1] hadden niet geboekt mogen worden. Vader [gedaagde 1] werkte meer dan fulltime voor de eenmanszaak van dochter [eiseres] en kreeg minder dan het minimumloon betaald. Het was een arbeidsvoorwaarde dat hij om niet gebruik mocht maken van de auto. Uit de salarisstroken blijkt dat er een fiscale bijtelling plaatsvond.
- De kosten in verband met het privégebruik van een appartement in het bedrijfspand door vader en moeder [eiseres] zijn ook ten onrechte geboekt. Toen het bedrijfspand werd verbouwd en er inpandig twee appartementen werden gebouwd, hebben vader en moeder [achternaam] honderden uren aan hand-en-spandiensten verricht en duizenden euro’s aan materiaalkosten betaald. Deze werkzaamheden en kosten zijn niet verwerkt in de administratie van het poeliersbedrijf. Als vergoeding daarvoor mochten vader en moeder [achternaam] om niet wonen in één van de inpandige bedrijfswoningen.
- De overige betalingen die ten bate van vader [gedaagde 1] zijn gedaan moeten worden gezien als (aanvullende) beloning voor de door vader en moeder verrichte arbeid ten behoeve van het poeliersbedrijf. Het loon van vader [gedaagde 1] was heel laag en moeder [naam] heeft zelfs nooit loon ontvangen voor haar werkzaamheden.
- Voor zover er rente is geboekt is dat onterecht, omdat partijen niet zijn overeengekomen dat rente verschuldigd is.
- handgeschreven aantekeningen van [naam persoon] met het verloop van de schuld; bij 2000 staat “0”, bij 2001 “70.319” en bij 2010 “169.142”;
- een uitdraai uit de grootboekadministratie van het poeliersbedrijf over het jaar 2001 met de posten “beëindiging vof” en met vermelding van het eindsaldo NLG 154.962,92 (omgerekend € 70.319,00);
- een mutatieoverzicht over het jaar 2007;
4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)