ECLI:NL:RBROT:2022:11221

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
83.160063.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen vanuit Nederland naar Nigeria en Guinee

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de illegale overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen. De verdachte, een professioneel marktdeelnemer, heeft via zijn onderneming Africa Cars Export het transport van afgedankte voertuigen en elektrische apparaten van Nederland naar Nigeria en Guinee geregeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). De verdachte heeft geen geldige test- of controlerapporten kunnen overleggen voor de goederen die hij heeft vervoerd, wat leidde tot de conclusie dat deze goederen als afvalstoffen moeten worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn rol als expediteur, strafrechtelijk aansprakelijk is voor de illegale overbrenging van deze gevaarlijke afvalstoffen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 5.000,- met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële situatie en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83.160063.22
Datum uitspraak: 8 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. P.T. Verweijen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.W. Boogert heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uur, alsmede een voorwaardelijke geldboete van € 5.000,- met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs en heeft daartoe -kort zakelijk samengevat- aangevoerd dat er geen sprake was van afvalstoffen. De verdachte was slechts chauffeur en expediteur en niet de eigenaar van de in opdracht van zijn klanten verzonden tweedehands goederen die in Afrika nog van grote economische waarde zijn. Voorts blijkt nergens uit het dossier dat deze voorwerpen onbruikbaar zouden zijn, al dan niet na reparatie. De rol van de verdachte bij feit 1 als chauffeur en expediteur en bij feit 2 als expediteur levert een onvoldoende materiële en intellectuele bijdrage op om dit als medeplegen te kwalificeren.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt uit het verhandelde ter terechtzitting en uit het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte heeft via zijn onderneming Africa Cars Export te Rotterdam het transport van een MAN-truck naar Nigeria geboekt bij [bedrijf01] te Antwerpen. In die truck bevonden zich een afgedankte en gebruikte bestelbus van het merk Nissan, een afgedankte personenauto van het merk Honda Civic, een accu voor een personenauto en televisietoestellen. De Honda Civic had geen achterruit, was volgestopt met elektrische toestellen en lag op zijn zijkant in de oude Nissan bestelbus.
De lading was niet beschermd tegen beschadigingen tijdens het transport. De lading van dit transport is geladen op het [adres02] te [plaats02] . De verdachte heeft de bovengenoemde lading zelf naar de haven van Antwerpen gereden.
Voorts heeft Africa Cars Export het transport van de Volvo-truck bij [bedrijf01] te Antwerpen geboekt. De lading betrof 68 gebruikte koelkasten en diepvriezers, waarvan 7 met een afgeknipte kabel. De truck was geladen aan de [adres03] te [plaats03] . In opdracht van de verdachte is de truck met de lading naar Antwerpen gereden.
Er waren van de elektrische en elektronische apparaten uit beide bovengenoemde transporten geen geldige test- of controlerapporten aanwezig waaruit de functionaliteit van deze goederen bleek.
De verdachte heeft verklaard dat hij de bovengenoemde transporten heeft aangemeld en geregeld. Verder heeft hij verklaard dat het ging om tweedehands spullen afkomstig van Afrikaanse mensen voor hun familie in Afrika. De mensen maakten lijsten op van deze goederen en stopten deze spullen in de auto. De verdachte heeft niet zelf gecontroleerd of deze goederen werkten. Hij heeft slechts voor het transport en de verscheping naar Afrika gezorgd. Testrapporten en ladinglijsten werden aan hem gegeven of lagen in de truck. Hij heeft verder niet fysiek gecontroleerd.
Voor de omschrijving van hetgeen wordt bedoeld met 'afvalstoffen' - in de zin van de EVOA en de Wet Milieubeheer – is van belang het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder 1, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (2008/98/EG). Daarin wordt het begrip 'afvalstof' kort gezegd gedefinieerd als: elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Het antwoord op de vraag of sprake is van een afvalstof in de zin van genoemde regelgeving hangt vooral af van het gedrag van de houder en van de betekenis van de term 'zich ontdoen van' en moet worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden.
In deze zaak is voorts van belang het beoordelingskader zoals gegeven in de uitspraak van het Hof EG in de zaak Tronex (C-624/17).
Voor de kwalificatie van een goed als afvalstof is onder meer doorslaggevend dat er twijfel over bestaat of dit goed nog kan worden verkocht voor gebruik overeenkomstig het doel daarvan. (overweging 36)
Wanneer de houder het goed aan een derde verkoopt of overdraagt zonder vooraf te hebben gecontroleerd of het werkte, moet worden vastgesteld dat dit goed voor hem een last vormt waarvan hij zich ontdoet, zodat het moet worden aangemerkt als afvalstof. (overweging 39)
Om te bewijzen dat gebrekkig werkende apparaten geen afval zijn, moet de houder van de betrokken producten dus aantonen dat hergebruik ervan niet alleen tot de mogelijkheden behoort, maar zeker is, en ervoor zorgen dat de daartoe noodzakelijke controles hebben plaatsgevonden en vooraf de benodigde reparaties zijn verricht. (overweging 40)
Bovendien moet de houder die voornemens is om apparaten aan een derde te leveren, er met een geschikte verpakking voor zorgen dat ze niet defect raken ten gevolge van het transport. Omdat de houder zonder een dergelijke verpakking het risico op transportschade aanvaardt, moet in dat geval worden aangenomen dat hij zich van deze apparaten wenst te ontdoen. (overweging 41)
In de onderhavige zaak gaat het om gebruikte tweedehands goederen waaronder twee afgedankte voertuigen. Met betrekking tot de aangetroffen elektrische en elektronische apparaten kan getwijfeld worden of deze goederen nog gebruikt konden worden overeenkomstig hun oorspronkelijke doel en was hergebruik niet zeker. Deugdelijke testrapporten met betrekking tot werking van de elektrische en elektronische apparaten ontbraken en de lading was niet verpakt ter bescherming tegen transportschade. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat er sprake is van een zich ontdoen van de onderhavige goederen, die daarmee zijn aan te merken als afvalstof. De omstandigheid dat die goederen in Afrika nog economische waarde hebben en daar niet als afval worden gezien, doet hieraan niet af.
Het gaat om de uitvoer van afvalstoffen, bestemd voor nuttige toepassing, vanuit Nederland via de Belgische haven naar Nigeria en Guinee, niet OESO-landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is. De afvalstoffen, voor zover die zijn opgenomen in de tenlastelegging, zijn te kwalificeren als gevaarlijke afvalstoffen, opgenomen in bijlage V van de EVOA. Ingevolge artikel 36, eerste lid, aanhef en onder a van de EVOA is de uitvoer van deze stoffen verboden.
Voor zover is aangevoerd dat de verdachte niet de eigenaar is van de goederen en hij als expediteur niet strafrechtelijk aansprakelijk is voor de overbrenging, maar veeleer zijn opdrachtgevers, wordt het volgende overwogen.
Het verbod op illegale overbrenging van afvalstoffen als bedoeld in artikel 2, onder 35 van de EVOA, neergelegd in artikel 10.60 van de Wet Milieubeheer, geldt voor een ieder. Als overtreder moet aangemerkt worden diegene die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden en die het in zijn macht heeft om aan de illegale situatie een einde te maken. De verdachte is een professioneel deelnemer in de markt die zich richt op de uitvoer van gebruikte voertuigen en goederen naar West-Afrika en wordt geacht bekend te zijn met de gebruiken en risico’s die daarbij komen kijken. Hij heeft de verscheping van de goederen vanuit België naar Afrika geregeld, evenals het transport van Nederland naar Antwerpen. Als vervoerder en expediteur is hij een onmisbare schakel in de overbrenging van de goederen naar West-Afrika en had hij het in zijn macht om handelingen in strijd met de EVOA te voorkomen. Als zorgvuldig expediteur in een gevoelige branche wordt van hem verwacht alles te doen wat in zijn macht ligt om zeker te stellen dat geen afvalstoffen in strijd met de EVOA worden overgebracht. Hij had de over te brengen goederen dienen te (laten) controleren en kunnen en moeten zien dat de begeleidende documentatie bij de beide transporten niet aanwezig of onvoldoende was. Hij had niet louter op de door de opdrachtgevers verstrekte testrapporten af mogen gaan.
De verdachte is dus aan te merken als overtreder van de norm en is daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk te houden.
Het handelen van de verdachte is te kwalificeren als opzettelijk. In het economisch strafrecht geldt dat het opzet kleurloos is. Dit betekent dat het opzet slechts behoeft te zijn gericht op de feitelijke handelingen, in casu de overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen van Nederland naar West-Afrika, en dat het opzet niet mede op het overtreden van het verbod behoeft te zijn gericht.
De tenlastegelegde handelingen kunnen niet worden gepleegd zonder nauwe en bewuste samenwerking. Uit zijn ter zitting afgelegde verklaring kan worden afgeleid dat verdachte handelt binnen een netwerk van contacten van opdrachtgevers en leveranciers van goederen in Nederland en afnemers daarvan in Afrika. Zonder de handelingen van de verdachte kunnen de goederen niet worden verzonden. Ieders inbreng is essentieel. Daarom kan worden bewezen dat sprake is van medeplegen
Gelet op het vorenoverwogene en de bewijsmiddelen opgenomen in de aan dit vonnis gehechte bijlage II, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
Hij in de periode van 12 september 2019 tot en met 22 oktober 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35, sub f, van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen door in strijd met artikel 36, lid 1, onder a, van die verordening in (deel 1 en/of 2 van) bijlage V van die verordening als gevaarlijk opgenomen afvalstoffen, te weten een bestelbus Nissan Interstar en/of een personenauto Honda Civic en een accu en televisietoestellen (onder te brengen onder code 16 01 04* en/of 16 01 21* en/of A1180), over te brengen van Nederland naar Nigeria.
2
Hij in de periode van 5 september 2019 tot en met 11 september 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35, sub f, van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen door in strijd met artikel 36, lid 1, onder a, van die verordening in (deel 2 van) bijlage V van die verordening als gevaarlijk opgenomen afvalstoffen, te weten (68) koelkasten en/of diepvriezers (onder te brengen onder code 20 01 23* en/of 20 01 35*), over te brengen van Nederland via België naar Guinee.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
2.
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon, de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich als professioneel marktdeelnemer schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee illegale overbrengingen van gevaarlijke afvalstoffen vanuit Nederland via de haven van Antwerpen naar Nigeria en Guinee, waarvoor een exportverbod geldt op grond de voorschriften van de EVOA.
Bij het transport van afvalstoffen naar Nigeria ging het om twee afgedankte en gebruikte personenauto’s, een accu en televisietoestellen en bij het transport van afvalstoffen naar Guinee ging het om koelkasten en diepvriezers.
De verdachte heeft met voornoemde illegale overbrengingen gehandeld in strijd met de EVOA die in het belang van de volksgezondheid en ter bescherming van het milieu beoogt internationale transporten van afval te reguleren. Een strikte handhaving van de geldende Europese regelgeving is noodzakelijk met het oog op de in het geding zijnde belangen als hiervoor vermeld. De verdachte heeft met de onderhavige illegale overbrengingen van gevaarlijke afvalstoffen het internationale en nationale milieubeleid doorkruist.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Strafmodaliteit
Gelet op de ernst van de feiten is in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete een passende sanctie. De rechtbank ziet hiervan af op grond van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de verdachte gelet op zijn strafblad na de onderhavige feiten niet is veroordeeld voor strafbare feiten. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte financieel zwaar is getroffen door de gevolgen van de bewezenverklaarde strafbare feiten en bestuurlijke interventie. De kosten in verband met de retourzendingen van beide transporten zijn aan hem doorbelast. Verder is de verdachte zijn onderneming kwijtgeraakt en is hij achter gebleven met flinke schulden. Bovendien is de rechtbank ter terechtzitting gebleken dat de verdachte onvoldoende in staat is geweest de complexe milieuwetgeving omtrent het overbrengen van afvalstoffen te doorgronden en dat zijn handelen niet zo zeer ingegeven lijkt te zijn door verkeerde intenties maar dat dit voortkwam uit een tekort aan kennis en inzicht.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande de oplegging van een voorwaardelijke geldboete in het onderhavige geval passend. Dit dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarnaast niet tevens een taakstraf opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een voorwaardelijke geldboete van
€ 5.000,- passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 23, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10.60 van de Wet milieubeheer, de artikelen 2 en 36 van de EVOA en de artikelen 1a onder 1°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
60 dagen hechtenis;
bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Hij in de periode van 12 september 2019 tot en met 22 oktober 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35, sub f, van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen
door in strijd met artikel 36, lid 1, onder a, van die verordening in (deel 1 en/of 2
van) bijlage V van die verordening als gevaarlijk opgenomen afvalstoffen, te weten
een bestelbus Nissan Interstar en/of een personenauto Honda Civic en/of een accu en/of televisietoestellen (onder te brengen onder code 16 01 04* en/of 16 01 21* en/of A1180), over te brengen van Nederland naar Nigeria;
(art 10.60 lid 2 Wet milieubeheer)
2
Hij in de periode van 5 september 2019 tot en met 11 september 2020 te [plaats04] en/of [plaats03] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35, sub f, van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen door in strijd met artikel 36, lid 1, onder a, van die verordening in (deel 2 van) bijlage V van die verordening als gevaarlijk opgenomen afvalstoffen, te weten (68) koelkasten en/of diepvriezers (onder te brengen onder code 20 01 23* en/of 20 01 35*), over te brengen van Nederland via België naar Guinee.
(art 10.60 lid 2 Wet milieubeheer)