Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
een week haar meest recente loonstroken te overleggen. Zij heeft in haar laatste F9-formulier verklaard deze niet te zullen overleggen. Verder heeft de moeder verzocht om de namens haar vlak voor de zitting ingediende pleitnota aan deze beschikking te hechten. Het is niet gebruikelijk dat de rechtbank een pleitnota aan een beschikking hecht. Overigens heeft de rechtbank in deze zaak geen pleitnota van de advocaat van de moeder ontvangen.
2..Waar gaat het over?
[naam minderjarige](verder: [voornaam minderjarige] ), geboren op [geboortedatum minderjarige] 2019 in [geboorteplaats minderjarige] . [voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
en draagkracht is gaan beschikken – zijnde 1 april 2021 – of per de datum dat hij de moeder heeft aangeschreven of per de datum indiening van het verzoekschrift of per een (latere) door de rechtbank te bepalen datum wordt gewijzigd in € 135,- per maand of in een ander door de rechtbank te bepalen bedrag. Hij stelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd. De moeder is afgestudeerd en heeft een betaalde baan gevonden bij de gemeente. Het had op de weg van de moeder gelegen om hem daarover te informeren. Zij heeft – ook nadat hij haar heeft aangeschreven – nagelaten om openheid van zaken te geven over haar inkomen. Ter zitting heeft de vader gesteld dat uit de laatste door de moeder overgelegde salarisstrook blijkt dat haar dienstverband is beëindigd, dat hij aanneemt dat de moeder een nieuwe baan heeft en dat hij niet weet wat haar salaris is.
de kinderalimentatie. De vader heeft gegevens overgelegd waarin delen zwart zijn gemaakt. Er blijkt nergens uit dat de stukken op hem betrekking hebben. De vader heeft de stukken zelf opgesteld via een boekhoudprogramma. Hij had een aanslag IB en aangiften 2019, 2020 en 2021 moeten overleggen, alsook een aangifte omzetbelasting. De vader heeft niet voldaan aan zijn stel- en substantiëringsplicht. Daarbij komt dat hij samenwoont en daarmee zijn woonlasten kan delen.
3..De beoordeling
per maand, per 1 januari 2022 € 171,- per maand en per 1 november 2022 € 144,- per maand aan de moeder moet betalen voor [voornaam minderjarige] . Dit betekent dat zij een deel van het verzoek van de vader toewijst. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij alleen in op de standpunten van de vader en de moeder die voor de beoordeling van belang zijn. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.
overleggen van stukken
zij € 200,- per maand meer verdient. De rechter heeft de moeder ter zitting bevolen daarvan nog recente salarisstroken te overleggen. Zij heeft dit geweigerd met als reden dat de rechter de vader niet heeft bevolen om nog stukken te overleggen. De rechter is van oordeel dat dat niet een gewichtige reden is voor weigering. De rechter zal daarom de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
op 35% is bepaald. Nu de ouders niets over de zorgkorting hebben gesteld en niet is gebleken dat de zorgregeling in de tussentijd (wezenlijk) is veranderd, gaat de rechtbank ook hier uit van dezelfde zorgkorting, zijnde (35% x € 616 =) € 216,- per maand in 2021. De vader betaalt dan per 1 mei 2021 een bijdrage van (€ 384 - € 216 =) € 168,- per maand. Om praktische redenen maakt de rechtbank per 1 januari 2022
geen nieuwe berekening. De door de vader te betalen bijdrage komt per die datum na vermeerdering met de wettelijke indexering uit op € 171,- per maand. De zorgkorting in 2022 bedraagt (35% x 627 =) € 219,- per maand. Dit betekent dat de vader vanaf 1 november 2022 (€ 363 - 219 =) € 144,- per maand moet bijdragen.
4..De beslissing
- per 1 mei 2021 € 168,- per maand;
- per 1 januari 2022 € 171,- per maand;
- per 1 november 2022 € 144,- per maand;