ECLI:NL:RBROT:2022:11202

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
C/10/646156 / KG ZA 22-867
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de verdeling van een gemeenschappelijke woning tussen voormalige echtelieden

In deze zaak, die op 7 december 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee voormalige echtelieden, [eiseres01] en [gedaagde01], die in een impasse verkeren over de verdeling van hun gemeenschappelijke woning in het buitenland. De partijen zijn op 16 december 1992 in de Dominicaanse Republiek getrouwd en zijn sinds 17 september 2018 officieel gescheiden. De woning, die als vakantiewoning werd gebruikt, is onderwerp van geschil, vooral omdat [gedaagde01] sinds 2020 feitelijk het gebruik ervan heeft en de hypotheeklasten niet meer betaalt. [eiseres01] heeft de hypotheekbetalingen overgenomen om executieverkoop te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bodemprocedure aanhangig is over de verdeling van de gemeenschap, maar dat partijen niet tot een oplossing zijn gekomen. In het kort geding vordert [eiseres01] onder andere dat [gedaagde01] de woning verlaat en de sleutels inlevert, terwijl [gedaagde01] verweer voert en zijn eigen vorderingen in reconventie indient. De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van [eiseres01] voldoende is aangetoond en wijst de vorderingen van [eiseres01] toe, terwijl de vorderingen van [gedaagde01] worden afgewezen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/646156 / KG ZA 22-867
Vonnis in kort geding van 7 december 2022
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W. Suttorp te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.E. van der Starre te Oostvoorne.
Partijen worden hierna [eiseres01] en [gedaagde01] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 november 2022 met producties 1 tot en met 13
  • de toevoeging van [eiseres01]
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 5
  • de mondelinge behandeling gehouden op 23 november 2022
  • de pleitnota van [eiseres01] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn op 16 december 1992 in de Dominicaanse Republiek met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee inmiddels volwassen kinderen geboren. [eiseres01] is thans 60 jaar en [gedaagde01] 76 jaar.
2.2.
Bij beschikking van 17 september 2018 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Tevens is het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bevel uitgespro-ken dat partijen dienen over te gaan tot verdeling van hun gemeenschap ten overstaan van een notaris. De echtscheidingsbeschikking is op 12 maart 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag.
2.3.
Tot de ontbonden gemeenschap behoort onder meer de woning in het wooncomplex ‘ [naam complex01] ’, nummer [nummer01] , [plaats01] (hierna: de Woning). Tevens behoort een op de Woning rustende hypotheekschuld aan een Spaanse bank tot de ontbonden gemeenschap. Deze hypotheekschuld bedraagt nog circa € 75.000,00. Partijen hebben daarnaast voor de financiering van de Woning in privé geld geleend (een bedrag van € 151.662,00) van de onderneming van [eiseres01] , [naam bedrijf01] [eiseres01] is enig aandeelhouder en bestuurder van deze onderneming. In het kader van de verdeling dient nog een waardering van de aandelen plaats te vinden.
2.4.
De Woning werd door partijen gebruikt als vakantiewoning. Sinds 2020 heeft [gedaagde01] , samen met zijn vriendin en haar kind, feitelijk het uitsluitend gebruik van de Woning. [gedaagde01] heeft vanaf de datum van de echtscheiding, althans vanaf december 2020, de hypotheeklasten en verdere woonlasten van de Woning alleen voldaan. Daarmee is hij medio juli 2022 gestopt. [eiseres01] heeft vanaf dat moment de hypotheekbetalingen overgenomen om een executieverkoop van de Woning te voorkomen.
De hypotheeklasten bedragen € 739,81 per maand, de bijdrage aan de vereniging van eigenaren € 218,30 per maand en de kosten verbonden aan de nutsvoorzieningen, belastingen en verzekeringen in totaal ong. € 290,00 per maand.
2.5.
Tussen partijen is over de verdeling van hun gemeenschap een bodemprocedure bij deze rechtbank aanhangig. Het volgen van een mediationtraject heeft voor partijen niet tot een oplossing geleid. De verdelingszaak staat op de rol van 14 december 2022 voor het wijzen van (tussen)vonnis.
2.6.
De verhouding tussen partijen is op meerdere fronten ernstig verstoord geraakt. Partijen hebben ieder een eigen visie op incidenten die zich tussen hen zouden hebben voorgedaan. Zij verkeren in een impasse ten aanzien van de verdeling van de Woning.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres01] vordert (zakelijk weergegeven) om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. [gedaagde01] te veroordelen tot tijdige en volledige betaling van de hypotheeklasten en gebruikerslasten van de Woning, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, voor elke dag dat tijdige en volledige betaling van die lasten uitblijft;
subsidiair:
2. [gedaagde01] te veroordelen om binnen tien dagen na het wijzen van vonnis de Woning met zijn gevolg, waaronder zijn vriendin en stiefkind (althans kind van zijn vriendin), te verlaten en verlaten te houden onder inlevering van alle sleutels behorend bij de Woning aan [eiseres01] , op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, voor elke dag dat [gedaagde01] dit nalaat;
meer subsidiair:
3. [gedaagde01] te veroordelen tot tijdige en volledige betaling van de helft van de hypotheek-lasten en gebruikerslasten van de Woning, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, voor elke dag dat tijdige en volledige beta-ling van de helft van de hypotheeklasten en gebruikerslasten van de Woning uitblijft;
4. te bepalen dat [eiseres01] toegang tot de Woning zal hebben gedurende het eerste en derde kwartaal van elk jaar en [gedaagde01] de sleutels van de Woning daartoe aan [eiseres01] ter beschikking zal stellen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, voor elke dag dat [gedaagde01] weigert hieraan zijn medewerking te verlenen;
in alle gevallen:
5. kosten rechtens.
3.2.
[gedaagde01] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel ongegrondheid van de vorderingen van [eiseres01] , met veroordeling van [eiseres01] in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde01] vordert (zakelijk weergegeven) om bij vonnis, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
[eiseres01] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot ondertekening van de koopovereenkomst tussen partijen en [naam01] voor verkoop van de Woning (inclusief meubilair) voor een ver-koopprijs van € 290.000,00 met de door de koper gewenste termijn van levering en te bepalen dat, indien zij in gebreke blijft hiermee, het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [eiseres01] om de Woning te verkopen;
[eiseres01] te gelasten haar medewerking te verlenen aan het notarieel transport van de Woning en te bepalen dat, indien zij in gebreke blijft hiermee, het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor levering en eigendomsoverdracht van de Woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [eiseres01] ;
subsidiair:
3. [gedaagde01] te machtigen voor het te gelde maken van de Woning en de aflossing van de hypothecaire schuld bij Bankinter te Spanje en te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [eiseres01] voor verkoop, levering en eigendomsoverdracht van de Woning;
4. te bepalen dat de overwaarde van de Woning bij de notaris in depot dient te blijven in afwachting van de uitkomst van de tussen partijen aanhangige bodemprocedure dan wel totdat overeenstemming is bereikt tussen partijen over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap;
5. [eiseres01] te veroordelen tot tijdige en volledige betaling van de helft van de hypotheek-lasten van de Woning, zolang deze eigendom is van partijen;
6. te bepalen dat [eiseres01] na betekening van het in deze te wijzen vonnis een dwangsom verbeurt aan [gedaagde01] van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat zij in gebreke blijft in de nakoming van het hiervoor verzochte, zonder maximum;
7. althans zodanige voorzieningen te treffen als U Edelachtbare Voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
in alle gevallen:
8. met veroordeling van [eiseres01] in de kosten van dit geding, een bedrag aan salaris van de advocaat van [gedaagde01] daaronder begrepen.
4.2.
[eiseres01] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
Omdat de vorderingen van [eiseres01] van na 29 januari 2019 dateren, de laatste gewone verblijfplaats van partijen in Nederland was en partijen nog steeds in Nederland wonen, heeft de voorzieningenrechter op grond van artikel 6 van de Verordening (EU) 2016/1103 rechtsmacht. Bovendien is de bodemzaak over de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden gemeenschap, waartoe ook de Woning behoort, in Nederland voor deze rechtbank aanhangig.
5.2.
Het huwelijksvermogensregime van partijen wordt beheerst door Nederlands recht. Partijen zijn het hierover eens. Zij hebben hun stellingen daarop ingericht en hebben daarmee een processuele keuze voor toepasselijkheid van Nederlands recht gemaakt.
5.3.
Vooropgesteld wordt dat het huwelijk tussen partijen meer dan vier jaar geleden na bijna 26 jaar getrouwd te zijn geweest tot een einde is gekomen. Partijen hebben beiden inmiddels een nieuwe levenspartner en lijken verder te zijn gegaan met hun leven. Ten aanzien van de verdeling van de Woning verkeren zij evenwel in een impasse. Partijen lijken niet in staat om op dit punt de noodzakelijke stappen te zetten om de in de beschikking bevolen verdeling voor de notaris van (o.a.) de tot de ontbonden gemeenschap behorende Woning te effectueren. [eiseres01] meent dat van haar in redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij nog langer in de onverdeeldheid van de Woning blijft. Uit de stellingen van [eiseres01] blijkt bovendien dat, als gevolg van het recent uitblijven van voldoening door [gedaagde01] van de hypotheeklasten verbonden aan de Woning, executieverkoop van de Woning dreigde. [eiseres01] heeft dit voorkomen door in plaats van [gedaagde01] die lasten te voldoen. Onder deze omstandigheden is het spoedeisend belang van [eiseres01] bij haar vorderingen in voldoende mate gebleken.
5.4.
[gedaagde01] zet de situatie met betrekking tot de Woning op scherp door zonder enige nadere onderbouwing te stellen dat hij niet langer in staat is de aan de Woning verbonden lasten te voldoen en tegelijkertijd niet bereid te zijn om zijn weigering om aan [eiseres01] de toegang tot de Woning te verschaffen op te heffen, wat daarvan verder ook de oorzaak zij. In de situatie dat sprake is van 50%/50% eigendom van een onroerende zaak, geldt als wettelijk uitgangspunt dat de aan die onroerende zaak verbonden lusten en lasten, behoudens andersluidende afspraken, gelijkelijk gedeeld dienen te worden (artikel 3:172 BW). Daarvan is in de rechtsverhouding tussen partijen geen sprake. In dat licht oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
5.5.
Inmiddels is duidelijk dat [gedaagde01] niet langer gebruik wil maken van de Woning en deze ook niet geheel in eigendom wenst te verkrijgen. [eiseres01] wil dat wel. [eiseres01] heeft gesteld dat zij in staat is de Woning toegedeeld te krijgen en dat de hypotheek met behulp van een particuliere financier wordt afgelost. Tussen partijen lijkt bovendien overeenstemming te bestaan over de koopprijs van € 290.000,00 k.k. Of de beren die [gedaagde01] op de weg ziet bij de toedeling van de Woning aan [eiseres01] reëel zijn is thans in dit kort geding niet te overzien. [gedaagde01] heeft dit niet met voldoende relevante stukken concreet inzichtelijk gemaakt, terwijl [eiseres01] de door [gedaagde01] geschetste problematiek gemotiveerd heeft betwist. Het lijkt erop dat [gedaagde01] de gestelde, doch niet met stukken onderbouwde vorderingen/schulden die partijen in privé of uit hoofde van de onderneming van [eiseres01] zouden hebben, ondanks de verschillende aard, over één kam scheert. Dat is boekhoudkundig niet mogelijk. In het licht van de betwisting van [eiseres01] zijn de stellingen van [gedaagde01] over de negatieve gevolgen voor hem van de voorgenomen wijze van financiering door [eiseres01] , het effect daarvan op de schuld van partijen aan de in zijn visie lege onderneming van [eiseres01] en de afstorting van zijn pensioenaanspraak uit die onderneming, bij gebrek aan nader bewijs, niet goed te volgen en onvoldoende inzichtelijk.
5.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat in het licht van het bepaalde in artikel 3:172 BW en de voorgeschiedenis waarin [gedaagde01] lange tijd, met uitsluiting van [eiseres01] , in de Woning heeft verbleven, de subsidiaire vordering van [eiseres01] , mede met het oog op de voorgenomen/gewenste toedeling van de Woning aan [eiseres01] , voor de duur van de bodemprocedure wordt toegewezen op straffe van een beperkte en gemaximeerde dwangsom. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [gedaagde01] hieraan zijn medewerking verleent. De precieze wijze van verdeling van (o.a.) de Woning zal in de bodemzaak aan de orde dienen te komen dan wel moet onderwerp zijn van een alsnog in een minnelijk overleg tussen partijen te bereiken oplossing. Met dat laatste zouden partijen het meest gebaat zijn.
Dat er een bod voor de koop van de Woning door een derde zou liggen doet aan de voorgaande beslissing niet af. [eiseres01] heeft steeds kenbaar gemaakt dat zij voor haar gegronde redenen heeft om de Woning toegedeeld te krijgen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in de hiervoor geschetste situatie de wens van [eiseres01] als mede-eigenaar, in het kader van een belangenafweging, dient te prevaleren boven de verkoop van de Woning aan een derde die nog geen binding met de Woning heeft. Dit geldt nu niet zonder meer aannemelijk is dat [gedaagde01] hierdoor, anders dan hij wil doen voorkomen, financieel wordt benadeeld.
5.7.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
Uit hetgeen in conventie is overwogen en geoordeeld, volgt dat de reconventionele vorderingen worden afgewezen.
6.2.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis de Woning, voor de duur van de bodemprocedure, met zijn gevolg, waaronder zijn vriendin en haar kind, te verlaten en verlaten te houden onder inlevering van alle sleutels behorend bij de Woning aan [eiseres01] ,
7.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 7.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6.
wijst de vorderingen af,
7.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.1734/1573