ECLI:NL:RBROT:2022:11133

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
10-111469-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging tot zware mishandeling, belaging en valsheid in geschrifte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, belaging en valsheid in geschrifte. De verdachte heeft op 23 april 2021 met zijn auto opzettelijk in de richting van twee voetgangers gereden, met de intentie hen te laten schrikken, maar hij heeft daarbij een van hen geraakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn gedrag de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de slachtoffers bewust heeft aanvaard, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-partner stelselmatig lastiggevallen door haar te stalken, ondanks dat zij duidelijk had gemaakt geen contact te willen. Dit gedrag werd gekwalificeerd als belaging. Tot slot heeft de verdachte een vals document opgemaakt dat als een officiële brief van de politie moest overkomen, wat resulteerde in de veroordeling voor valsheid in geschrifte. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 115 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een contactverbod met de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-111469-21
Datum uitspraak: 15 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
Raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 115 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met [aangever01] , [aangever02] en [naam01] , en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan;
  • opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen opzet dan wel voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte had niet de intentie iemand aan te rijden en zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij wilde enkel en alleen schrik aanjagen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, met dien verstande dat er geen sprake is van de voor belaging vereiste stelselmatigheid.
4.2.2.
Beoordeling
Feit 1:
Op 23 april 2021 zag de verdachte de aangevers [aangever01] en [aangever02] in [plaats01] lopen. Aangevers liepen in de [straatnaam01] op de stoep. De verdachte was zeer boos op [aangever01] en [aangever02] omdat hij hen verantwoordelijk hield voor het vermeende misbruik van zijn ex-partner [naam01] . Ondanks dat de verdachte de aangevers naar eigen zeggen al maanden probeerde te ontwijken, koos hij er die dag voor om de confrontatie aan te gaan met de bedoeling om beide slachtoffers schrik aan te jagen. Dit zou tot gevolg moeten hebben dat zij niet langer zijn ex-partner zouden misbruiken. De verdachte stuurde zijn auto de stoep op en reed in de richting van [aangever01] en [aangever02] . Daarbij is hij eerst rakelings langs aangever [aangever03] gereden die eveneens op korte afstand van [aangever01] en [aangever02] op de stoep liep. [aangever01] en [aangever02] konden vervolgens ternauwernood voor de auto van de verdachte wegspringen. Nadat [aangever01] de straat op was gesprongen, veranderde de verdachte van richting en reed hij opnieuw in de richting van [aangever01] . De verdachte heeft [aangever01] met het spatbord van zijn auto tegen zijn rechter bovenbeen geraakt. Uit medische informatie van de huisarts blijkt dat [aangever01] blauwe plekken had op zijn rechter bovenbeen. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn auto een halve meter voor [aangever01] en [aangever02] tot stilstand heeft gebracht, dat hij hen bewust heeft geprobeerd te ontwijken en heeft ontkend daarbij iemand te hebben geraakt. Hij wilde [aangever01] en [aangever02] alleen maar laten schrikken en had niet de bedoeling om hen daadwerkelijk aan te rijden. De rechtbank heeft echter geen reden om aan de verklaringen van de aangevers te twijfelen. De verklaring van de verdachte wijkt daar wat betreft de beschrijving van zijn rijgedrag – los van zijn intenties – ook niet essentieel vanaf.
De vraag is of de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat de verdachte met dat doel willens en wetens is ingereden op de slachtoffers kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Wel is op grond van de verklaring van de verdachte duidelijk dat hij bewust de stoep is opgereden richting de aangevers. Gelet op het gericht inrijden met een personenauto op een of meer voetgangers, die ten opzichte van een auto als een ‘zwakkere’ en kwetsbare verkeersdeelnemers gelden, komt de rechtbank wel tot het oordeel dat de verdachte het risico heeft genomen dat de aangevers niet op tijd zouden kunnen wegspringen en dat de verdachte hen met zijn auto zodanig zou kunnen raken en ernstig verwonden. Hierbij merkt de rechtbank bovendien op dat de verklaring van de verdachte dat hij voor [aangever01] en [aangever02] zou zijn gestopt, geen ondersteuning vindt in de verklaringen van de getuigen zelf. Door zo dicht langs hen te rijden en een van hen (in het geval van [aangever01] ) te raken heeft hij, wat er verder zij van rijvaardigheid, volstrekt geen geloofwaardige veiligheidsmarge aangehouden. De verdachte heeft ook verklaard dat hij een waas voor zijn ogen kreeg toen hij een van de aangevers zag. In juridische termen heeft de verdachte door het genoemde risico te nemen, de aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel bij de aangevers bewust aanvaard. Daarmee heeft zijn gedrag (tenminste) voldaan aan de eis van voorwaardelijk opzet op het delict (poging tot) zware mishandeling.
Feit 2:
Bij de beoordeling van belaging en in het bijzonder het onderdeel ‘stelselmatig’ zijn van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaats gevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Het handelen van de verdachte lijkt te zijn ingegeven door een waangedachte van de verdachte dat aangeefster seksueel is misbruikt door een tweetal, hem bekende, mannen. Nadat het slachtoffer de relatie met de verdachte had verbroken, heeft zij de verdachte meerdere malen geblokkeerd en hem duidelijk te kennen gegeven dat zij geen contact met hem wilde hebben. Desondanks bleef hij contact zoeken.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte in een zeer korte periode het slachtoffer op diverse manieren heeft benaderd. Zo heeft hij kaarten, tekstberichten en bloemen naar haar gestuurd. Ook heeft hij contact gezocht via meerdere familieleden van het slachtoffer door bij hun woningen brieven en enveloppen achter te laten en door een tas – met hierin onder meer het voor haar zoon zeer verontrustende bericht dat zijn vader zijn moeder zou hebben verkracht – aan haar schutting te hangen.
Bij dit alles was de verdachte zich bewust van het feit dat dit contact niet gewenst was. Zo wist hij dat het slachtoffer voor hem de mogelijkheid om tekstberichten te verzenden geblokkeerd had, waarna hij tekstberichten uitprintte en in haar brievenbus achterliet. Op een van de door verdachte gestuurde kaartjes schrijft hij verder “
hier, voor je stalkdossier”. Hiermee heeft de verdachte laten zien dat hij, ondanks het hem duidelijk was dat zijn gedrag ongewenst en strafbaar kon zijn, zich niet liet stoppen. Gelet op al het voorgaande is sprake van een hoge intensiteit van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van de vereiste stelselmatigheid.
Gelet op de aard en intensiteit van de berichten, de omstandigheden waaronder deze berichten zijn verzonden, de inhoud van de berichten en het bewustzijn van de verdachte dat het slachtoffer niet door hem benaderd wenste te worden, kunnen de handelingen van de verdachte te worden aangemerkt als belagingshandelingen in de zin van artikel 285b Sr.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigen bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

1.

hij op 23 april 2021 te [plaats01],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangever01] en [aangever02] en [aangever03]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een personenauto op die [aangever01] en/ [aangever02] en [aangever03] is ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij in de periode van 1 december 2020 tot en met 12 februari 2021 te [plaats01],
althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam01] ,
door
- veelvuldig tekstberichten te sturen naar die voornoemde [naam01] en
- zich veelvuldig naar de woning van voornoemde [naam01] te begeven en
- veelvuldig kaarten en brieven in de brievenbus te deponeren van voornoemde [naam01] en
- veelvuldig bloemen te laten bezorgen bij voornoemde [naam01]
met het oogmerk die [naam01] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

3.

hij in de periode van 12 april 2021 tot en met 13 april 2021 te [plaats01], in elk geval in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een brief d.d. 12 april 2021 van politie Eenheid Rotterdam,
valselijk heeft opgemaakt , door op een blanco briefpapier onder meer het logo en het motto 'waakzaam en dienstbaar' en het telefoonnummer van de Politie te plaatsen en teksten inhoudende onder meer 'Begin dit jaar deed
u melding van stalking' en 'Naar aanleiding hiervan hebben wij inmiddels onderzoek verricht.' en 'In deze eindevaluatie stellen wij u op de hoogte van onze bevindingen.' en 'Wij zien als politie-organisatie eigenlijk onvoldoende aanknopingspunten' en/ 'Ons advies' en 'Hiermee sluiten wij dit dossier af.' te plaatsen als ware het afkomstig is van een medewerker van de politie en de brief af te sluiten met 'Uw wijkagent [naam02] ' en deze brief te stoppen in een envelop voorzien van het logo en de letters POLITIE en vervolgens deze envelop te deponeren in een brievenbus van een ander, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, daarvan moet de verdachte worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. poging tot zware mishandeling
2. belaging
3. valsheid in geschrifte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van drie voetgangers door met zijn auto opzettelijk op hen in te rijden. Met twee van de slachtoffers – [aangever01] en [aangever02] - heeft de verdachte bewust de confrontatie gezocht. Het derde slachtoffer was een onschuldige bijstander. Dat het handelen van verdachte uiteindelijk niet heeft geleid tot (zwaar) lichamelijk letsel bij [aangever01] en lichamelijk letsel bij [aangever02] is niet aan het gedrag van de verdachte te danken maar aan de snelle reactie en het wegspringen van de twee slachtoffers. De gevolgen van het inrijden met een auto op een kwetsbare verkeersdeelnemer als een voetganger, die op dat moment op de stoep loopt, kunnen zeer ernstig zijn. Een dergelijk feit is zeer kwalijk en moet de nodige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en omstanders hebben opgeroepen. Dit handelen rekent de rechtbank de verdachte dan ook zwaar aan. Dit geldt te meer nu de verdachte naar eigen zeggen altijd heeft gewerkt als rij-instructeur, zodat zeker hij beter had moeten weten dan zijn voertuig als wapen te gebruiken.
Daarnaast heeft de verdachte zich in de periode 1 december 2020 tot en met 12 februari 2021 schuldig gemaakt aan het stalken van zijn ex-partner. Dat deed hij onder meer door haar tekstberichten te sturen, naar haar woning te gaan, kaarten en brieven bij haar in de brievenbus te stoppen en bloemen te laten bezorgen. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de persoonlijk levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens en belangen van het slachtoffer en slechts oog heeft gehad voor zichzelf en zijn frustraties. De verdachte lijkt zich geen voorstelling te willen (en kunnen) maken van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. In zijn overtuiging dat het slachtoffer werd misbruikt door de twee slachtoffers van het eerste feit en zijn intentie om dit aan het licht te brengen heeft hij die gevolgen volledig terzijde geschoven. Waar hij stelt het slachtoffer heeft te willen beschermen, heeft hij haar juist beschadigd.
Ten slotte heeft de verdachte valsheid in geschrifte gepleegd door een brief valselijk op te maken. De brief was voorzien van het logo en het telefoonnummer van de politie, sloot af met “de wijkagent [naam02] ” en zat in een envelop met daarop het logo van de politie. De verdachte heeft deze brief in de brievenbus van een (andere) ex-partner gedeponeerd. Dit is een kwalijk feit. Met het handelen van verdachte niet alleen geprobeerd het slachtoffer op het verkeerde been te zetten, maar heeft ook misbruik gemaakt van het vertrouwen in de politie in zijn algemeenheid en specifiek in de wijkagent.
Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de verdachte met betrekking tot alle drie de feiten zich de ernst van zijn gedragingen niet lijkt te realiseren. Er lijkt geen besef van de ernst van de gevolgen van zijn handelen en de verdachte betuigt geen enkele vorm van spijt. Dit past binnen de psychische problematiek van de verdachte en de rechtbank acht dit zorgelijk, ook met het oog op de toekomst. Gelet op de gemoedstoestand van de verdachte en de nog steeds bestaande preoccupatie met de slachtoffers [slachtoffer01] , [slachtoffer02] en [slachtoffer03] acht de rechtbank het noodzakelijk dat zij door middel van een contactverbod in bescherming worden genomen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport van de psychiater Dr. [naam03] , gedateerd 12 oktober 2022 en het reclasseringsrapport gedateerd 12 oktober 2022.
Het rapport van de psychiater houdt onder meer het volgende in:
Er is sprake van een bipolaire stoornis en van borderline en obsessieve-compulsieve persoonlijkheidstrekken. Vanwege de duidelijke relatie van zijn bipolaire stoornis en de waarachtige overtuiging dat zijn ex-vriendin werd misbruikt, wordt geadviseerd de eerste twee tenlasteleggingen in een (sterk) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Dat geldt in mindere mate voor het derde tenlastegelegde feit. Indien dit bewezen wordt geacht wordt geadviseerd dit in een (licht) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Op basis van het risico prognose instrument en de klinische inschatting blijkt dat verdachte een matig hoog risico heeft op recidive van grensoverschrijdend gedrag naar anderen. Dit risico hangt vooral samen met de ontregeling van zijn bipolaire stoornis. Verdachte gebruikt inmiddels een hoge dosering lithium en is momenteel stabiel ingesteld. Geadviseerd wordt om verdachte als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel (ambulante) behandeling bij Antes en toezicht door de reclassering op te leggen.
De reclassering ziet in haar rapport van 12 oktober 2022 naast een bipolaire stoornis aanwijzingen voor narcistische gedragskenmerken. Cognitieve tekorten zijn eveneens niet uit te sluiten. De periode waarin de onderhavige kwesties zich hebben voorgedaan, was - aldus zijn behandelaar - sprake van een psychische decompensatie met gepaard gaande wanen. Sinds vier maanden zijn er geen kenmerken van wanen en is verdachte goed ingesteld op medicatie. Desondanks is de preoccupatie met aangevers nog sterk aanwezig. Het risico op recidive wordt als gemiddeld ingeschat. Wanneer verdachte schuldig wordt bevonden acht de reclassering een voorzetting van het contactverbod en een reclasseringstoezicht passend. In geval van een veroordeling wordt geadviseerd om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, contactverbod en uitwisseling van informatie tussen de behandelaar (vrijwillige behandeling) en de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. Dit geldt niet (geheel) voor de conclusie over de mate van toerekeningsvatbaarheid. Ten aanzien hiervan concludeert de rechtbank dat de psychiater een vijfpuntenschaal heeft gehanteerd, waar dit - zo blijkt uit de Richtlijn psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken (p65) - vanuit de huidige stand van de medische wetenschap niet kan worden onderbouwd, omdat het forensisch psychiatrisch onderzoek geen basis biedt voor een schaalverdeling. De rechtbank zal deze onderverdeling daarom vertalen in die zin dat bij de verdachte sprake is van een verminderde toerekeningsvatbaarheid voor alle zaken, waarbij uiteraard wel de onderbouwing van de psychiater wordt meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
Gezien de ernst van het de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank sluit zich aan bij de eis van de officier van justitie en zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Daarnaast is de rechtbank het ook eens met de officier van justitie voor wat betreft het achterwege laten van de gebruikelijke taakstraf, aangezien de verdachte al genoeg is geraakt door de verkoop van zijn inbeslaggenomen auto en de hierna te bespreken verbeurdverklaring (van de opbrengst) hiervan.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel moet helpen voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten tot medewerking aan uitwisseling van informatie van de vrijwillige behandeling tussen de behandelaar en de reclassering, omdat dit niet strookt met het medisch beroepsgeheim van de behandelaar en een te grote inbreuk maakt op de privacy en persoonlijk levenssfeer van verdachte. Ook de voorwaarde die ziet op het innemen van medicatie acht de rechtbank niet noodzakelijk. De verdachte gebruikt thans lithium. Volgens de rapportages is hij goed ingesteld op de medicatie en is zijn situatie momenteel stabiel. De verdachte lijkt medicatietrouw en er zijn geen aanwijzingen om aan te nemen dat dit in de nabije toekomst zal veranderen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende het contactverbod met [aangever01] en [aangever02] , de meldplicht, de ambulante behandelverplichting en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam01] , [aangever01] en [aangever02] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [naam01] , [aangever01] en [aangever02] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voertuig verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
Nu het voertuig reeds is verkocht verzoekt de verdediging om teruggave van het bedrag dat de verkoop heeft opgeleverd, te weten € 1850,-.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen voertuig zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

9..Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.300 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij02] , ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 50,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij02] geconcludeerd tot afwijzing van de vordering wegens onvoldoende onderbouwing. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] heeft zij geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1000,-.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij [benadeelde partij02] wegens onvoldoende onderbouwing niet-ontvankelijk te verklaring. Wat betreft de benadeelde partij [benadeelde partij01] is primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair het bedrag te matigen tot € 650,-.
9.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [benadeelde partij02]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft wel begrip voor het gevoel van de verdachte dat zijn goede naam en die van de politie door dit delict worden geraakt.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde partij01]
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 800,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij01] een schadevergoeding betalen van
€ 800,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] .

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 45, 225, 285b, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, 115 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee)jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde laat zich behandelingen door Antes of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling door de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling
3. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam01] , [aangever01] en [aangever02] ;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, met uitzondering van het contactverbod met [naam01] ;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam01] , [aangever01] en
[aangever02] , gedurende 2 jaar;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 7 (zeven) dagen, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is (bij deze maatregel ook ten aanzien van het contact met [naam01] );
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart deze verbeurd als bijkomende straf voor het eerste feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] ;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 800,- (zegge: achthonderd), bestaande uit € 800,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij01]te betalen
€ 800,-(hoofdsom,
zegge: achthonderd), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 800,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
En mrs. D. van Putten, D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kroonberg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 april 2021 te [plaats01],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangever01] en/of [aangever02] en/of [aangever03]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een hoge snelheid met een personenauto op/tegen, althans in de richting, van die [aangever01] en/ of [aangever02] en/ of [aangever03] is ingereden/ afgereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 april 2021 te [plaats01]
[aangever01] en/of [aangever02] en/of [aangever03] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling,
door met een hoge snelheid met een personenauto op/tegen, althans in de richting, van die [aangever01] en/of [aangever02] en/of [aangever03] in te rijden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 12 februari 2021 te [plaats01],
althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam01] ,
door
- veelvuldig tekstberichten te sturen naar die voornoemde [naam01] en/of
- zich veelvuldig naar de woning van voornoemde [naam01] te begeven en/of
- veelvuldig kaarten en/ of brieven in de brievenbus te deponeren van voornoemde [naam01] en/of
- veelvuldig bloemen te laten bezorgen bij voornoemde [naam01]
met het oogmerk die [naam01] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2021 tot en met 13 april 2021 te [plaats01], in elk geval in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een brief d.d. 12 april 2021 van politie Eenheid Rotterdam,
valselijk heeft opgemaakt en/ of heeft vervalst, door op een blanco briefpapier onder meer het logo en/ of het motto 'waakzaam en dienstbaar' en/ of het telefoonnummer van de Politie te plaatsen en/ of teksten inhoudende onder meer 'Begin dit jaar deed
u melding van stalking' en/of 'Naar aanleiding hiervan hebben wij inmiddels onderzoek verricht.' en/of 'In deze eindevaluatie stellen wij u op de hoogte van onze bevindingen.' en/ of 'Wij zien als politie-organisatie eigenlijk onvoldoende aanknopingspunten' en/of 'Ons advies' en/of 'Hiermee sluiten wij dit dossier af.' te plaatsen als ware het afkomstig is van een medewerker van de politie en/ of de brief af te sluiten met 'Uw wijkagent [naam02] ' en/of deze brief te stoppen in een envelop voorzien van het logo en/of de letters POLITIE en/of vervolgens deze envelop te deponeren in een brievenbus van een ander, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;